De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Een boek om mee aan de slag te gaan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een boek om mee aan de slag te gaan

Vijf broden en twee vissen (2)

8 minuten leestijd

Noordegraaf bespreekt in het vierde hoofdstuk van zijn studie een drietal kerkmodellen, die in de afgelopen 50 jaar dominant zijn geweest en waarin op onderscheiden wijze de relatie van de kerk tot de wereld gestalte heeft gekregen. Ook hier valt de zorgvuldige analyse op, die ons een helder inzicht geeft in de verschillende ontwikkelingen en nuanceringen binnen de afzonderlijke modellen. Het voert in het kader van dit artikel te ver die allemaal te bespreken. Men leze zelf.

Volkskerk
Het eerste model is dat van de Christusbelijdende volkskerk, zoals zich dat na de Tweede Wereldoorlog heeft ontwikkeld en de achtergrond vormt van de kerkorde van 1951 (97 e.v.). Kraemer pleitte voor een apostolische volkskerk, die als een militia Christi geroepen is om in getuigenis en dienst de boodschap van het heil door te geven. Juist de gewone gemeenteleden, die in de frontlinies staan van de wereld zijn tot deze taak het meest geëigend, meer nog dan de officiële ambtsdragers. Noordmans, die het apostolaire karakter onderschreef, omdat de kerk uit zending is geboren en in zending voortbestaat, vond Kraemers visie echter te militaristisch en wilde dat de kerk haar roeping vervullen zou door een teken te zijn van geduld en ontferming en door in een brede openheid als moederschoot te fungeren. De kerk is geen kazerne. Veelzeggend is het onderscheid dat hij maakte in de volkskerk tussen gemeente (het bewust gelovende deel) en de schare (dat deel waarvan de individuen niet tot gemeentelijk leven zijn ontwaakt). Van Ruler legde het accent op het element van de theocratie, die enerzijds het heidendom kritiseert maar anderzijds in de aardse werkelijkheid wordt geïntegreerd: de roeping van de kerk is de volkeren der aarde tot het Koninkrijk te roepen – dat mede het 'zielen winnen' voluit impliceert – opdat zij in hun politiek-cultureel gevormde gemenebest de God des heils zouden dienen.
Noordegraaf wijst niet alleen op het tijdgebonden karakter van dit model, maar speurt ook naar de leerpunten die de uitwerking ervan oplevert. Eén van de belangrijkste leerpunten is dat deze kerygmatische benadering te veel een boodschap van bovenaf is gebleven, waardoor de pneumatologische dimensie met haar aandacht voor de mens in haar verwerking van die boodschap in bekering en geloof te weinig tot haar recht gekomen is. Het gevolg is dat de boodschap uiteindelijk toch niet landde en de kerk uiteindelijk meer terrein verloor dan dat zij won (113, 114). Het gevolg was een wegebben van het missionaire élan en een verschraling van de apostolaire praxis. Toch wil Noordegraaf niet spreken van een 'bankroet van de apostolaatstheologie'. Het geloof en de hoop met het bijbels getuigenis de schare te zoeken en het profetisch uitroepen van Christus' heerschappij over de hele samenleving zijn in het licht van de Schrift en de gereformeerde traditie onopgeefbaar! De vraag is alleen hoe wij als minderheidskerk in een snel seculariserende wereld deze roeping vervullen (117).

Dienend
Het tweede model is dat van de dienende kerk voor anderen, oftewel de kerk van de armen en verdrukten, van politieke en bevrijdingstheologen. Dit model, dat het transcedentieverlies en de secularisatie aanvaardde als een onontkoombaar gegeven en nieuwe uitdaging voor de theologie, ontstond in de jaren 60. Men beriep zich op Bonhoeffer, die in een a-religieuze wereld zich sterk maakte voor persoonlijk existentieel geloof in Christus, dat niet opgesloten wordt in de sacrale ruimte van de kerk, maar dat zich helpend en dienend concretiseert in het maatschappelijke leven en zodoende proclameert wat leven met Christus betekent. Daarnaast vond men steun in de theologie van Barth: niet de wereld als in Christus verzoende wereld is verloren zonder kerk, maar de kerk zonder wereld is verloren. Met name J. C. Hoekendijk heeft dit model verder uitgewerkt. Hij betoogde dat de kerk geroepen is de sjaloom te communiceren in de wereld via verkondiging, gemeenschap en dienst. In de missio Dei gaat het om Gods heilzame betrokkenheid op de wereld en om de actieve rol van de kerk daarin. De kerk vervult echter geen exclusieve rol: in principe zijn alle mensen als partners van God in dit proces betrokken voorzover zij de humanisering van het leven bevorderen. De zending van de kerk ligt in het ondersteunen van processen die de maatschappij transformeren in de richting van het rijk Gods.
Noordegraaf onderstreept het bijbelse gelijk van het dienstbare aspect van de kerk in dit model (129). Ook de aardse gestalte van Gods heil verdient blijvende aandacht: de gereformeerde traditie is immers wars van alle dopers dualisme! Het hele bestaan zal op God betrokken worden. Tegelijk kritiseert hij op grond van de Schrift de universalistische en horizontalistische visie op het heil. Zonder iets af te doen van de universele dimensie van Gods liefde en de concrete aardse gestalte van het heil, wijst hij op de bijbelse noodzaak van persoonlijk geloof en het onopgeefbaar eschatologisch tegoed dat verbonden is aan de wederkomst van Christus. De voorzichtige constatering dat dit model 'de secularisering van het leven' bevorderd heeft, had wat mij betreft wel wat forser gemogen (133). Is de afbraak van de kerken, figuurlijk en letterlijk en de teloorgang van veel gemeenteleven niet voor een belangrijk deel te wijten aan deze insteek? Heeft deze eigenmachtige invulling van het evangelie de Geest niet uitgeblust? Tegelijk is er geen enkele reden dit vanuit de hoogte te constateren: de crisis gaat immers ook de orthodoxie niet voorbij.

Getuigend
Tenslotte staat Noordegraaf stil bij het evangelicale model van de kerk als getuigende gemeenschap. Dit model ontstond als een tegenbewering tegenover het bovenstaande model en streeft op basis van orthodoxe uitgangspunten naar gemeentevernieuwing en gemeentegroei. Bij de grote diversiteit die deze stroming kent, is er een aantal gemeenschappelijke kenmerken te noemen, zoals de onvoorwaardelijke aanvaarding van de Schrift als onfeilbaar Woord van God, de noodzaak van een persoonlijke geloofsband door het werk van de Heilige Geest en de nadruk op de missionaire roeping van iedere gelovige in het perspectief van de eschatologische verwachting. Het gemeenteleven wordt gekenmerkt door een charismatische structuur. De structurele nood in deze werken blijft vaak buiten beeld uit angst voor het horizontalisme. Tegelijk is er, maar NT-isch voorbeeld, vaak en veel aandacht voor de persoonlijke nood van mensen. Het gevaar dat de evangelische hulpverlening gezien wordt als een 'opstapje' tot het eigenlijke wordt steeds meer onderkend en bestreden. Tom Wright, een vooraanstaand evangelicaal theoloog, schrijft daar duidelijke taal over: 'Jezus, de gekruisigde en opgestane Heer is Heer over het totale leven in al zijn verbanden en daarom vormen de rechtvaardiging door het geloof en de gerechtigheid in de samenleving de twee kanten van het ene evangelie' (152).
Bij alle waardering die Noordegraaf vanuit de gereformeerde traditie voor deze beweging heeft, wijst hij ook heel fijnzinnig op de moderne trekken die dit evangelicale model vertoont door haar nadruk op de individuele keuze en haar tendens van het geloof een privé-aangelegenheid te maken, los van de maatschappelijke en politieke werkelijkheid (146). Ecclesiologisch gezien staat zij niet op één lijn met de gereformeerde traditie: de kerk bestaat vooral bij de gratie van de keuze van de gelovigen en niet bij de gratie van Gods verbond en verkiezing. Terecht schreef iemand eens in dit verband dat de Geest in de kerk misschien toch meer kansen heeft dan in de evangelische groep omdat er in de kerk veel royaler plaats wordt ingeruimd voor de schare.
Tegelijk mag het ons te denken geven, dat bij alle afkalving van kerken, de evangelicale beweging wereldwijd groeit. Uiteraard zou daar psychologisch en sociologisch best het één en ander ter verklaring over te zeggen zijn. Toch ben ik ervan overtuigd dat het diepste geheim achter deze impact theologisch is: er is veel hoop op de hand des Heren! En voor de kerk van alle eeuwen en alle plaatsen geldt het woord van Christus: U geschiedde naar uw geloof. Het zou uiterst heilzaam zijn, als wij alle bezinning op de veranderende cultuur met alle gevolgen die dat voor ons kerk-zijn heeft, ons deze eenduidige waarheid telkens te binnen brengen. Zowel in bemoedigende als in ontdekkende zin.

Spanning
In enkele afsluitende opmerkingen stelt Noordegraaf dat de verschillende modellen op gespannen voet staan met elkaar. Vanwege de eenzijdigheden kiest hij voor geen van de drie besproken modellen, maar pleit hij voor een model waarin deze drie elkaar complementeren. Spiritualiteit en engagement, getuigenis en dienst, dienen bijbels evenwichtig op elkaar betrokken te worden. Dit is eens te meer van belang omdat sociologen erop wijzen dat een duidelijke en gemeenschappelijke identiteitsconceptie van belang is voor de vitaliteit en aantrekkelijkheid van de kerk in onze hedendaagse cultuur. Dit klinkt aannemelijk. Maar is het bijna niet te mooi om waar te worden? Noordegraaf doet in ieder geval een poging in het vervolg van zijn boek, open en gereformeerd. Dat kan spannend worden!

P. J. Visser, Den Haag

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juni 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Een boek om mee aan de slag te gaan

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juni 1999

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's