De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

De vaders en de broers van Putten (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vaders en de broers van Putten (3)

9 minuten leestijd

De dokter
Hoe konden zoveel Puttenaren het slachtoffer worden van 'Vernichtung durch Arbeit'? Is dat niet te wijten geweest aan hun beperkte horizon en aan het onnadenkend vasthouden van tradities? Had men wel door wat de implicaties waren van oorlog en verzet? Was de bevolking niet verstandelijk en geestelijk verzwakt, doordat men veelvuldig binnen de familie trouwde? Deze en andere vragen werden na de oorlog meer dan eens gesteld. Getuigt de toonaard van deze vragen al van een zekere kritiek, sommige antwoorden waren mogelijk nog scherper.
Eén van die antwoorden werd gegeven door de jonge Amsterdamse arts Van Dantzig. In juni 1946 verscheen in een weekblad een artikel van zijn hand over deze vraagstelling, getiteld 'De tragedie der Puttenaren'. Van Dantzig had net als de Puttenaren in Neuengamme en Ladelund gevangen gezeten. Om zelf te kunnen overleven had hij gedurende die periode voor zichzelf de situatie sterk geobjectiveerd en zijn medegevangenen scherp geobserveerd. Hij legde verbindingslijnen tussen a) de sociale en culturele achtergrond van de mannen van Putten, b) theorieën uit de psychoanalyse (Van Dantzig specialiseerde zich later als psychiater) over de vraag hoe en waarom mensen zich al of niet aanpassen in en aan extreme situaties, en c) het gedrag dat hij van de Putter mannen in het kamp had gezien.
Om met dit laatste te beginnen: dat gedrag vond Van Dantzig niet verstandig. Er moesten namelijk door de gevangenen tankgreppels gegraven worden. Nu was het graafwerk de Puttenaren niet ongewoon. Velen van hen hadden al dikwijls aan de schop gestaan. Het was hun dagelijks werk. Maar ze gingen er stugger tegenaan dan raadzaam was, gezien bijvoorbeeld het weinige voedsel, dat ze kregen. Verder verwaarloosden ze hun wonden. Ze dronken verontreinigd water. Al met al waren deze mannen van het Veluwse dorp weinig in staat het verleden van zich af te schudden en het kampleven met zijn eigen regels en absurditeiten onder ogen te zien en te aanvaarden. Zo concludeerde Van Dantzig.
Hij had er wel een verklaring voor. De Puttenaren waren als groep gearresteerd; als groep zaten ze ook bij elkaar, waardoor eerder de 'wetten' van thuis dan van het kamp golden. Bovendien was het (traditionele en religieuze) karakter van de Puttense samenleving van dien aard dat een soepele aanpassing niet voor de hand lag. Het feit dat men onschuldig en plotseling was opgepakt, konden ze ook niet verwerken. En het heimwee ondermijnde hun – aanvankelijk gezonde – fysieke toestand. Volgens Van Dantzig had slechts degene, die de realiteit van het kampbestaan aanvaardde, de meeste kans te overleven. Was hij er zelf niet het bewijs van? 'Opgeven is doodgaan', schreef hij. Vandaar de tragedie der Puttenaren.

De dominee
Van Dantzigs visie werd gedeeld door ds. P. de Ruig. Hij was ten tijde van de razzia gereformeerd predikant te Putten. Nog niet zo lang: sinds juni 1944. Hij werd mee weggevoerd, maar keerde terug, in mei '45. De eerste periode na zijn thuiskomst weet hij de snelle en grote sterfte onder de Puttenaren aan de uitermate slechte omstandigheden in de kampen. Dat nam echter niet weg dat velen – vertelde hij – in die ellende God als hun Vader vonden en zo werd de rampspoed tot een zegen. In vertrouwen op Gods genade is menigeen gestorven.
Een enkel jaar later, in 1947, uitte De Ruig zich totaal anders. De mannen van Putten hadden volgens hem geen psychische weerstand. Het ontbrak hun aan geestkracht en vitaliteit. Ook op het geloofsmatige vlak was dat het geval. Daarmee bracht hij een nieuw element in. 'Het geloof, dat velen er op na houden, betekent niets, want zij hebben er niets aan', merkte hij uiterst kritisch op, zowel over hervormden als over gereformeerden. 'Daar zaten zij nu in het kamp en omdat zij voor die tijd ook buiten de zekerheid en de blijdschap van het geloof geleefd hadden, bleef dat daar ook zo.'
Hij scherpte het nog meer aan: 'Zij hebben niets aan innerlijke vreugde door geloof, dat merkte ik ook na de bevrijding. Je hoort hier niets van de rijkdom en de verlossing in Christus, maar alleen van de zwartheid. Je hoort van de zonde, maar niet van de verlossing'. De godsdienst van de Puttenaren was in zijn ogen nauwelijks meer dan iets van de buitenkant, een loze vorm. 'Zij waren verliefd op de vloek waaronder zij leefden en deze gedachte was weerspiegeld in al hun reacties.'
Daarom kwam het verzet onder de autochtone bevolking ook amper van de grond. Zij onderkenden niet welk geestelijk gevaar er in de (ideologie van de) Duitsers schuilde. En daarom wisten zij zich niet geroepen om als gelovigen daartegen te protesteren. Je kon je beter met de zwarte handel bezig houden; daar was tenminste nog iets aan te verdienen.
De Ruig wist ook een biologisch gegeven aan te voeren: 'Dat zit hier ook nog aan vast: de inteelt heeft hier het geslacht verzwakt en dat merkte je in dergelijke omstandigheden. Alles is familie van elkaar, alles trouwt onder elkaar, dat is al eeuwenlang zo. Er is ook veel tbc hier en dat hoefde helemaal niet in zo'n gezond klimaat en waar het dorp op zandgrond staat. Maar het is hier één van de ergste plaatsen in Nederland. Door inteelt, slechte woningtoestanden en bekrompen levensopvattingen zijn ze de kamptijd niet te boven gekomen'.
Vanwaar dit scherpe, ja, bittere oordeel over Putten bij monde van nota bene één van haar voorgangers, die bovendien nog tot de gedeporteerden had behoord en derhalve lotgenoot was geweest? Deze predikant en zijn gemeente zaten – zo analyseert De Keizer – niet op één golflengte. De Ruig kon niet overweg met de geslotenheid en de zwaarmoedigheid van zijn gemeenteleden; dat verhinderde hem hen geestelijk te bereiken.
Omgekeerd had men ook op hem kritiek: ds. De Ruig dacht er te gemakkelijk over. Want het gaat zomaar niet! Je moet eerst op je knieën voor God! Met andere woorden: de noties van zonde en schuld mochten niet veronachtzaamd worden. Men had het gevoel dat deze pastor hun qua wezenlijke troost niets te bieden had, zoals hij in de kampen de Puttense mannen ook geen steun geboden had; dat was althans de mening van enkele teruggekeerden.
In juni 1947 vertrok ds. De Ruig naar Haarlem.

De filmer
De visie van de dokter en de dominee heeft tientallen jaren lang de geschiedschrijving van de razzia en de beeldvorming over Putten gevormd. In 1977 maakte de VARA een televisiedocumentaire over de razzia: 'Putten op de Veluwe. Het spoor terug naar de tragedie van 1944'. Zij was gedrenkt in het gedachtegoed van met name De Ruig en had een grote invloed op wat 'men' in den lande vond van de Puttense gemeente met haar cultuur, haar traditie, haar geloof. Dat kwam niet het minst door de manier, waarop deze documentaire was samengesteld: zij ademde een sterk subjectieve stijl, waarin de maker zijn eigen existentiële vragen niet verzweeg en persoonlijke documenten zoals brieven en dagboeken veelvuldig geciteerd werden.
Wat in deze film vooral de aandacht trok, was de koppeling, die de regisseur rechttoe rechtaan maakte tussen de snelle en massale dood van de Puttenaren én de inhoud van hun geloof. Dat geloof had de acceptatie van iedere vorm van gezag gepredikt, waarbij de dominee zijn gemeente goed onder de duim hield. Dat verklaart waarom de vaders en de broers van Putten zich niet tegen hun arrestatie hadden verzet, maar zich gedwee hadden laten wegvoeren. Het was immers allemaal de wil van God! Daarin kon je slechts berusten. Fatalisme dus.
Zonder enige gêne zei de maker: 'Als ze een schep in hun handen geduwd kregen, dan begonnen ze te graven, zich drukken was er niet bij. Ze gingen nooit naar de dokter, dus ze kregen alle ziekten die zich maar in de kampen voordeden. Ze dronken hevig vervuild water omdat ze zich niet konden voorstellen dat een door God gegeven natuurelement niet rein zou zijn. En ze klitten bij elkaar, ze hielden zich aan elkaar vast, voedden elkaar met heimwee, en als er dan mensen uit de groep wegvielen, bleven de anderen ontredderd achter'. – De filmmaker concludeerde: de kerk heeft de mensen weerloos gemaakt. Het verzet dat er wel in Putten was, kwam van de kant van de 'import'. Daarentegen tierde de zwarte handel welig.
Welk belang had de VARA bij deze documentaire? Een tweeledig: ten eerste wilde men laten zien dat er in Putten en elders op de Veluwe qua beleving van tijd, geloof en werkelijkheid sinds de jaren '40-'45 weinig veranderd was. Wie er als niet-gelovige zijn oor te luisteren zou hebben gelegd bij de naoorlogse prediking, zou met verbijstering geslagen zijn geraakt. 'In plaats van dat de nabestaanden de kans kregen hun leed op fatsoenlijke wijze te verwerken, werden zij vanaf de kansel opnieuw gegeseld.'
Het tweede belang vloeide hieruit voort: een film als deze kon vanwege haar open en confronterend karakter een zuiverende en heelmakende werking hebben. Zulke effecten hadden dergelijke documentaires al meer gehad. Immers, Puttens wonden waren nog niet genezen, zo oordeelde men bij de VARA en in den lande. Er was onverwerkte, verdrongen rouw. De oorzaak was niet moeilijk aan te wijzen: de kerk. Zij had de mensen laten zitten. 'Aan psychische hulp is in Putten niets, maar dan ook niets gedaan.' Het dorp met zijn overspannen vrouwen, die niet konden slapen en midden in de nacht de was deden en de meubels wreven, was in de ogen van de VARA-mensen en daarmee van veel progressief ingestelden een extreem-rechtse, orthodox-protestantse afwijking van het algemeen beschaafd Nederlands patroon. Putten moest dus geholpen worden.
Putten explodeerde. Ten enenmale werd in de documentaire voorbijgegaan aan de eigen manier, waarop talloze dorpelingen hun leed en verdriet hadden verwerkt. Aan de hand van het geloof! De woning van de producer, die in Putten woonde, moest het ontgelden: er werd met een windbuks op geschoten. En een gemeenteraadslid merkte op dat de man 'door de vorst der duisternis behept' was.

H. J. Lam, N. a/d IJ.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 oktober 1999

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

De vaders en de broers van Putten (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 oktober 1999

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's