De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Leren van kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leren van kinderen

8 minuten leestijd

In deze maanden (september tot en met november 1999) wil de HGJB (Hervormd-Gereformeerde Jeugdbond (HGJB) aandacht vragen voor het thema 'Dichtbij jongeren'.In een vijftal artikelen zullen verschillende facetten van dit thema worden belicht.Deze keer vraagt dr. Verboom de aandacht voor de grote betekenis die kinderen hebben in het hart van God en wat ons dat te zeggen heeft in de christelijke gemeente. 

Inleiding
In deze artikelenserie over de gave en opgave om dicht bij kinderen en jongeren te leven in de christelijke gemeente, wil ik graag proberen enkele gedachten te formuleren aangaande de grote betekenis die kinderen hebben in het hart van God en wat dat ons te zeggen heeft in de christelijke gemeente. Als er een foto van een gezin wordt gemaakt, zet de fotograaf de kinderen voorop. God doet in de bijbel niet anders. Hij plaatst kinderen voorop. Dat is iets moois, maar tegelijk ook lastig, wanneer wij als groten namelijk daardoor wat naar achteren geschoven worden. En dat nu is zo leerzaam als oefening in het geloof en bekering. Daarom neemt het kind zo'n centrale plaats in in de kring rondom de Heere Jezus en in zijn gemeente.

Kinderen zijn heilig
Een principieel uitgangspunt in de bijbelse visie op het kind is dat het volwaardig tot de gemeente behoort. Paulus noemt de kinderen van de gelovigen heilig (1 Kor. 7 : 14). Ze behoren ondanks het feit dat zij hun geloof nog niet beleden hebben, ja er zelfs helemaal nog geen blijk van gegeven hebben, toch tot het huisgezin van de gemeente, evenals hun ouders. Daarin schittert Gods genade. God heeft ze op het oog voordat zij God op het oog hebben. Er is geen punt waarin duidelijker blijkt dat God de eerste is in ons leven dan in dit heilig zijn van de kinderen.
Dat betekent niet dat kinderen minder zondig zijn dan volwassenen. Dat soort verheerlijking van kinderen , op de wijze van Rousseau, vinden we nergens in de Bijbel. Kinderen kunnen op een wijze die past hun kind-zijn alle mogelijke vormen van zonden laten zien. Ze kunnen hoogmoedig zijn, ze kunnen jaloers zijn, ze kunnen andere kinderen pesten, ze kunnen hun zin willen doordrijven, ongehoorzaam zijn, enz. Enfin, alle soorten van zonden die wij als ouderen in ons eigen hart aantreffen, bevinden zich ook in het kinderhart. Er zijn zelfs de zonden die speciaal bij het kind-zijn horen, zoals we zingen: gedenk niet aan de zonden van mijn jonkheid, of van mijn kind-zijn ( Ps. 25 : 7). Het wordt daarin zo duidelijk dat kinderen niet alleen zonden doen, maar zondig zijn. Omdat wij als ouders en grootouders zondig zijn. Kinderen zijn in zonden ontvangen en geboren. Je ziet je eigen beeld in hen terug.
Maar desondanks, juist zo, aanvaardt God kinderen als kinderen van de gemeente. Daarom heeft de gemeente zoveel op met de doop van kleine kinderen. Omdat daarin zo duidelijk wordt dat Gods keus voor ons niet afhangt van onze keus voor Hem. Kinderen, zo belijden we bij hun doop, zijn aan de ene kant kinderen van de toom van God, maar tegelijk geloven we dat ze in Christus geheiligd zijn en daarom als lidmaten van zijn gemeente behoren gedoopt te wezen.
Het is zo'n gouden lijn van de Schrift als onze confessie bij monde van de Dordtse Leerregels belijdt in hoofdstuk I. 17, dat gelovige ouders die hun kinderen in hun vroegste dagen door de dood moesten verliezen, niet zullen twijfelen aan de verkiezing en zaligheid van hun kinderen. Het is het goud van Gods genade, dat in de kindertijd schittert en van eeuwigheidswaarde blijkt te zijn als deze kinderen sterven. Dat is een geweldige troost, ja de enige troost voor ouders die dit moeten meemaken. Daarin gaan kinderen ouderen nog voor.

Kinderen als leerlingen
Wanneer we nu proberen dit uitgangspunt in de praktijk nader uit te werken, begint dit mooie meteen ook moeilijk te worden. Het kind stelt de groten voor bepaalde vragen en de vraag is wat die groten daarop zullen antwoorden.
Laat ik beginnen met te wijzen op de reformator van Zürich, Bullinger, de opvolger van Zwingli.
Hij had de gewoonte om bij de doop van een kind de hele volwassen gemeente naast de ouders te laten op staan en te laten antwoorden op de vragen die aan de ouders werden gesteld. De hele gemeente werd zodoende 'getuige' bij de doop van een kind. Dat hield onder andere in dat de gemeente het als haar taak moest zien het gedoopte kind te onderwijzen, om te komen tot de aanvaarding van zijn doop. Niet alleen de ouders hadden dus deze taak, maar de hele gemeente. Daaruit spreekt een sterk besef van verantwoordelijkheid van de gemeente voor het welzijn van de kinderen van de gemeente.
In het klassieke Doopformulier staat nog in de derde doopvraag als een herinnering aan de gemeente als doopgetuige de uitdrukking: 'getuige zijn'. In veel gemeenten doet men daar verder niets mee. Maar er is een groeiend aantal gemeenten waarin men naar middelen zoekt om dit getuige zijn van de gemeente, deze taak nieuwe inhoud te geven.
Kinderen zijn allereerst leerlingen. Leerlingen van de gemeente. Het behoort bij hun kind-zijn dat zij allerlei dingen moeten leren. Dat raakt niet alleen hun intellectuele en sociale vaardigheden, maar ook hun leven als gelovigen. Het is de Heilige Geest die hun moet leren om op de Heere te vertrouwen. Hem lief te hebben, in een proces van levensvernieuwing. Maar de Heilige Geest schakelt daarvoor mensen in.
Zo komen dan de vragen van de kinderen naar ons als ouderen. Kunnen zij van ons leren wat het is om op de Heere te vertrouwen en Hem lief te hebben in het concrete alledaagse leven? Laten we ons niet van deze vraag afmaken. Maar liever eerlijk in de spiegel kijken die kinderen ons voorhouden en bidden of de Heere het zo wil maken dat we iets mogen uitstralen van Zijn liefde voor verloren mensen. Het is toch zo belangrijk dat dat gebeurt. Wat mijzelf betreft: voor mij heeft het leven met God ten diepste betekenis gekregen omdat ik aan mijn ouders kon zien dat zij dat het belangrijkste in hun leven vonden. Zou dat vandaag nog niet precies zo werken?

Kinderen als leraren
Kinderen zijn niet alleen leerlingen, maar ook leraren voor ouderen. Althans dat wil God. Daar vinden we heel veel voorbeelden van in de bijbel. Ik denk nu niet aan die kinderen, die op een bijzondere wijze anderen lieten zien hoe Gods genade in hun leven werd verheerlijkt. Daar zijn indrukwekkende voorbeelden van te geven.
Maar ik denk aan kinderen, die alleen omdat zij kind zijn leraren zijn. Ooit plaatste Jezus een klein kind in de kring van zijn discipelen en Hij zei: Indien jullie niet worden als dit kind, dan zullen jullie het Koninkrijk van God niet binnengaan. Waarom deed Jezus dat? Niet omdat kinderen een zuiverder hart hebben voor God dan de groten. Ik geloof ook niet dat het de bedoeling van Jezus was dat Hij het kind als voorbeeld wilde stellen in psychologisch opzicht. Dat Hij bedoelde: kinderen zeggen de waarheid of ze zijn zo onbevangen of iets dergelijks. Nee, waar het Jezus om begonnen was, was dat het kind in zijn dagen niet meetelde, de minste was. Men liep er over heen. Het kind kon niets laten zien van gerechtigheid en vroomheid. En laat God nu juist de God van zulke minsten zijn. Die juist hen uitkiest om de groten te beschamen.
Zouden kinderen juist daarin voor ouderen niet een leraar zijn? God leert ons door het kind waar het op aankomt bij het binnen gaan in zijn Koninkrijk. Namelijk dat we onze eigen hoogmoed en grootheid verliezen. Dat is niet zo gemakkelijk. Dat ligt ons niet. Daarom houden we als het om kinderen gaat de waarheid van God in het kind toch maar liever op een bepaalde afstand. De waarheid van God in een kind moet niet te dicht bij ons komen. Het kind kan in dit opzicht heel storend zijn. Het kind laat ons 'afgaan' als groten. Dat willen we niet en toch zullen we juist dat moeten leren.

Samen leren
Als het goed is leren kinderen van ons en leren wij van kinderen. Het is van groot belang dat we zoeken naar middelen in de gemeente, om hiermee ernst te maken.
Er zijn hiervoor heel veel mogelijkheden, maar wat vinden we het vaak moeilijk om die te benutten. Alleen al de plaats van het kind in de kerkdienst vinden we een probleem, zozeer zelfs dat we maar liever doen alsof het helemaal geen probleem is. Kinderen aanspreken in de preek, kinderen betrekken bij het gebeuren van de doop, wat kan het al een moeite geven in de gemeente. Tot beschamens toe.
Eens brachten de moeders hun kinderen tot Jezus.
Toen zeiden de discipelen, ga weg van de Heer.
Maar Jezus zag hen henen gaan.
En sprak hen o zo vriendelijk aan
O laat toch de kinderen komen tot Mij.
Wat zou het voor ons als gemeente betekenen dat Jezus heeft gezegd: 'Wie zulk een kindeke ontvangt in Mijn Naam, die ontvangt Mij.' Zou het ook betekenen dat de vraag van het kind naar onze relatie tot het kind ten diepste de vraag is van Jezus zelf naar onze relatie tot Hem? Is daarom de kleinste de grootste en de minste de meeste? Het is onze opdracht erover na te denken hoe dit leerzame van het kind-zijn in de praktijk van de gemeente gestalte kan krijgen.

W. Verboom, Waddinxveen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 oktober 1999

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Leren van kinderen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 oktober 1999

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's