Jan Luyken: van ’burgerlijkheid’ naar vroomheid (3)
Godsdienstig dichterschap
Na zijn bekering schrijft Luyken nog uitsluitend godsdienstige en didactische poëzie. Zijn kunstenaarschap stelt hij in dienst van God, zowel zijn etskunst als zijn dichterschap. Veel van zijn latere werk is emblematische kunst: een prent, met een motto en een toelichtend gedicht, wel eens simpel samengevat met de woorden: een praatje bij een plaatje.
Op diverse manieren heeft men geprobeerd Luykens vernieuwde dichterschap te typeren. Heeroma spreekt van de mystieke 'extaticus'. In deze poëzie gaat het om de relatie tussen de ziel en God, de Bruidegom en de Bruid:
Jezus Christus, mijn waarde!
Gij zijt het al en al wat ik begere,
Mijn Bruidegom, mijn Here,
Gij zijt het al in hemel en op aarde,
Die Uwe wijsheid baarde.
Hoe lange duurt het, eer ik bij u zal wonen?
Jezus Christus, Jezus Christus, Christus, mijn schone!
Hier tekent zich ook het pelgrimsmotief af, een tocht in de tijd op weg naar de eeuwigheid. Geen wonder dat hij ook prenten leverde voor Bunyans 'Een Christens Reyse'. Het aardse leven is een reis op de wilde levenszee. Gelukkig is hij die kan zeggen:
Al bruist de wilde levenszee,
Daar wij, in vlees en bloed, op varen.
Wij hebben onzen Jezus mee:
Die zal ons scheepje wel bewaren.
Er is ook de 'vrome didacticus' die, net als Vader Cats, zijn wijze lessen aan de lezers doorgeeft. Deze Luyken kijkt om zich heen en alles wat hij ziet is voor hem een spiegel van een diepere waarheid. Bundels als 'Spiegel van het menselijk bedrijf' en 'Het leerzaam huisraad' getuigen daarvan. De bakker die het brood bakt bijvoorbeeld doet de volgende verzen uit zijn pen vloeien:
O Schepper van het lieve brood,
Tot voedsel van het tijd'lijk leven,
Hoe heeft Uw mildheid ons genood.
Om ons U zelfs [zelf] tot brood te geven!
O Brood, dat uit den hemel viel,
Verzadig Gij dan onze ziel.
De les is duidelijk: ook het aardse brood komt uit de hand van de Schepper, die immers het koren doet groeien. En via dit aardse brood stijgt de dichter op naar het hemelse Brood, naar Hem die gezegd heeft: 'Ik ben het Brood des levens.'
Rechtzinnig?
De vraag in welke mate Luyken al of niet rechtzinnig was, is nog steeds niet bevredigend beantwoord. Het is duidelijk dat we bij hem, de stille en wereldmijdende doper, geen verdediging van de gereformeerde dogmatiek moeten zoeken. Dopers zijn geen dogmatici. Verder is het zo dat in 16e- en 17e-eeuwse doperse kringen allerlei verwarrende geesten hun invloed konden doen gelden.
Met name moet hier Jakob Boehme genoemd worden, de Duitse mysticus, die beweerde allerlei geestverrukkingen te hebben meegemaakt en wiens theologie zowel gnostische als pantheïstische trekken vertoont. Luyken kende de geschriften van Boehme. Hij gebruikte ook diens terminologie. Maar in hoeverre nam hij Boehmes gedachtegoed over? Dit aspect is nog altijd niet goed onderzocht en op een evenwichtige wijze in kaart gebracht. Een diepgravende dissertatie over dit onderwerp zou zeer welkom zijn.
In de eerste helft van deze eeuw is de visie van C. B. Hylkema nogal invloedrijk geweest. Hij benadrukte zo sterk de invloed van Boehme op Luyken, dat deze een libertijn werd, een vrijgeest en nieuwlichter die ver afstond van het rechtzinnige christendom. Maar de laatste decennia wordt de juistheid van Hylkema's visie steeds meer in twijfel getrokken. Zo kan gewezen worden op de diepe invloed van Luther op Luyken. Belangrijker nog is dat de onopgeefbare kern van het christendom – het evangelie van de verzoening, redding alleen door Jezus die de Christus is – nadrukkelijk door Luyken wordt beleden en in diepe zin doorleefd. Zo in het volgende gedicht.
Van Christus' lijden
Wie hangt er zo deerlijk, geteisterd, geschonden,
Roosverwig, vol striemen en wonden,
Tot smaadheid en schande aan 't kruishout verheven?
Wat heeft Hij, wat heeft Hij misdreven?
Dat is er het slachtlam, zo heilig geboren,
Tot breking en lessing van toren:
Zijn misdaad is liefde, uitvloeien en geven.:
Dat kost Hem, dat kost Hem zijn leven.
Kost dat Hem zijn leven, die schoonste van allen,
Hoe is Hij in 't lijden vervallen?
Of is het uit liefde en heilige minnen,
Wat zal Hij daarmede dan winnen?
Wat anders als 't leven der eeuwige zielen
Die droevig in zonden vervielen –
Op dat Hij die schulden verzoene en boete,
Zo druipen Zijn handen en voeten.
Ach, Jezus, beminde, hoogwaarde en schone,
Wie zal U, wie zal U belonen?
Uw weldaad die gaat ons vermogen te boven,
Wij willen U prijzen en loven!
Wie zulke verzen schrijft, kan toch moeilijk als een vrijzinnige of een vrijdenker worden getypeerd. Dat wil niet zeggen dat Luyken naar gereformeerde maatstaf in alle opzichten rechtzinnig was. Er zijn op bepaalde punten zeker vraagtekens te plaatsen. Was er bij hem, gelet op zijn mystieke ingekeerdheid en vergaande wereldmijding, nog wel een spanningsvolle verhouding tussen het in de wereld maar niet van de wereld zijn? Maar als we dergelijke vragen stellen, dienen we goed te beseffen dat het ook Luyken ging om vrede met God door Jezus Christus alleen, het centrale leerstuk dat heden ten dage zo aangevochten wordt. En ook is het goed te bedenken dat de Twaalf Artikelen niet spreken van de gereformeerde kerk maar van een 'heilige, algemene, Christelijke Kerk'. En tot die Kerk behoren allen die Christus hebben leren kennen.
Rust van binnen
Van Augustinus is de bekende uitspraak: 'Onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in U'. Het is een gedachte die we ook veel bij Luyken tegenkomen, bijvoorbeeld in het laatste couplet van het prachtige lied dat begint met de regel 'Al ruisen alle wouden':
O Mensen, woudt gij leren
Waarin uw heil bestaat,
't Is hierin, dat gij weelde
En aardse rijkdom haat,
En dat gij tracht te winnen
Rust van binnen.
Wat Luyken hier over aardse rijkdom zegt, is geen afstandelijke theorie: wat hij met zijn kunst verdiende, schonk hij grotendeels aan de armen. Zelf behield hij slechts het hoogstnodige. Voor de naaste in nood was er de beker met water, en meer dan dat, waarvan Christus sprak tegen zijn discipelen.
Ouderdom en overlijden
De laatste jaren van Luyken waren eenzaam, al had hij vrienden om zich heen. Zijn vrouw was reeds lang overleden. In 1708 overleed Casper, zijn laatst overgebleven kind, met wie hij nog een aantal jaren had mogen samenwerken. Zeer verheugd was Luyken dat ook Casper, die hij meende te verliezen aan de wereld, een geestelijke ommekeer had meegemaakt. Toen Casper stierf, dichtte Luyken een ontroerend gedicht waarin hij Casper tekent als een verloren schaap dat is gevonden door de grote Herder. De beginregels luiden:
Ik had een lam verloren
In 't wilde werelds woud,
Dat bij mij was geboren
En mij was toevertrouwd,
Maar dit lam komt op de goede weg terug en dan komt het moment dat de Herder het opeist:
Maar d'allertrouwsten Herder
Die eisten 't van mijn hand
En bracht het zoveel verder
In 't eeuwig Vaderland:
In het 'Kort Verhaal' uit 1712, dat veel weg heeft van een heiligenleven, lezen we uitvoerig over de laatste weken van Luykens leven en zijn sterven. Hij bereikte het eind van het 'Pelgrims Padje', gaf 'zyn geest aan Gode zyn Schepper over' en trok de 'sterfelyke rok' uit 'op den 5. April 1712, des avonds tussen 6 en 7 uuren. In Amsteldam.' Maar zijn verzen en etsen leefden voort en werden vele malen herdrukt. Ook de toeristenindustrie – tegeltjes, glas-in-loodraampjes – van onze eeuw heeft Luyken ontdekt.
In zijn laatste levensjaren moet hij het korte gedichtje geschreven hebben, waarmee ik deze bijdrage afsluit. Het is een vers van een oud man, die wacht op Jezus' komst. J. W. Schulte Nordholt typeerde het terecht als een gedicht van 'ontroerende directe eenvoud'.
De grijze ouderdom
'k Wierd wit van ouderdom en 't leven zat, en stram,
In de oude woning daar de wanhoop vaak kwam waren,
En joeg me doodschrik aan, en doopte in 't zweet mijn haren.
Hoe dikmaal keek ik uit of Jezus nog niet kwam!
Maar, allerwijste Heer, 't mag kort of lange duren,
Uw name zij geloofd: gij komt ter rechter uren.
J. de Gier, Ede
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1999
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1999
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's