Leren in het boek Spreuken
Vooraf
Jl. woensdag 17 november werd door de THGB de jaarlijkse Studiedag Godsdienstonderwijs Ede georganiseerd. Vorig jaar gebeurde dat voor het eerst. Bij die gelegenheid hield ik een inleiding over het thema 'Leren in het boek Spreuken'. Hieronder volgt een samenvatting.
Leraar en leerling
De leraar en de leerling in het boek Spreuken zijn nauw op elkaar betrokken. De leraar wil zijn wijsheid delen met de leerling. Met dat doel heeft hij haar ontvangen van God. Dat vraagt om een vertrouwensrelatie. De leraar spreekt zijn leerling aan als 'mijn zoon'. Dit verschijnsel treffen we ook in de buitenbijbelse wijsheid aan. Als voorbeeld noemen wij het begin van het eerste hoofdstuk van de Wijsheid van Amen-em-ope, afkomstig uit het oude Egypte:
Neig tot mij uw oor, hoor wat ik zeg,
richt uw hart erop om dat te verstaan.
Het is zinvol om dat te bewaren in uw hart.
Deze tekst doet ons denken aan Spreuken 22 : 17-18a:
Neig uw oor en hoor de woorden der wijzen,
en stel uw hart tot mijn wetenschap;
want het is liefelijk, dat gij die in uw binnenste bewaart,…
De overeenkomst is frappant. Toch ligt hier een onoverbrugbaar verschil. Want anders dan in het oude Egypte of Mesopotamië wordt in Israël de relatie leraar-leerling gedragen door de vreze des HEEREN. Dat is het kinderlijk opzien tot God. In eerbied en ontzag. Met vertrouwen. Vol verwachting. Want er is een liefdeband. Gods verbond met Zijn volk krijgt in het boek Spreuken een persoonlijk acgent. De vreze des HEEREN wordt gevraagd van de leerling maar is vereist voor de leraar.
De school sluit aan bij wat het kind van huis uit heeft meegelöregen: Mijn zoon! hoor de tucht van uw vader en verlaat de leer van uw moeder niet (Spr. 1 : 8). Met 'tucht' en 'leer' is hier de opvoeding bedoeld. Niet maar het aanleren van normen en waarden. Dat óók. Maar vooral zélf als ouders voorbeelden zijn van geloof, hoop en liefde. Het is het mooiste sieraad dat je je kind kunt geven (Spr. 1 : 9).
De leerdoelen
De wijsheid appelleert aan de persoonlijke verantwoordelijkheid van de mens in de alledaagse werkelijkheid. Hij moet voortdurend keuzes maken. Niet tussen goed en minder goed maar tussen goed en kwaad. Het gaat dus niet om het stellen van prioriteiten: dit eerst en dan dat, maar om de concretisering van de gehoorzaamheid aan God in het leven hier en nu: deze weg en niet die andere weg. Nog anders geformuleerd: luisteren naar de stem van Vrouwe Wijsheid en je niet laten inpalmen door de vreemde vrouw.
Door de mens te concentreren op zijn verantwoordelijkheid in alle mogelijke situaties waarin hij terecht kan komen, richt de wijsheid hem ook weer op God. Het kinderlijk opzien tot de HEERE is niet alleen het begin van alle wetenschap maar ook het beginsel. Alleen via de poort kom je het paleis van Vrouwe Wijsheid binnen. Daar mag je eten van het brood en drinken van de wijn. Zo worden dwazen wijs gemaakt.
De leerstof
De leerstof is een leven in harmonie met de ordening die God ten grondslag heeft gelegd aan de schepping. Een natuurlijk leven dus. Wel heerschappij hebben over het geschapene maar niet ingaan tegen de natuur. Het juiste zicht op zo'n harmonieus leven ontvangt de leerling in kinderlijk opzien tot de HEERE.
Het gaat hier niet om een ethiek op basis van scheppingsordinantiën die je ook buiten de Bijbel om kunt afleiden uit de werkelijkheid. Daar hoef je geen Israëliet of christen voor te zijn. Toch die scheppingsordinantiën – ze zijn er! Paulus schrijft erover in zijn brief aan de Romeinen. De heidenen hebben niét de Tora, de Wet (dat zijn de vijf boeken van Mozes: Genesis tot en met Deuteronomium) maar ze doen wél de werken van de Tora. Ze staan geschreven in hun hart. Ze hebben er weet van. Dat werkt door in hun ge-weten (Rom. 2 : 14v).
In de wereld van het oude Nabije Oosten trof men overal in de bestuurs- en handelscentra scholen aan. De wetenschap was toen al internationaal. Maar Salomo heeft een school met de Tora gesticht. Dat betekende principieel en inhoudelijk een doorbraak. De spreekwoordelijke wijsheid van de Egyptenaren spant niet langer de kroon (Hand. 7 : 22). De koningin van Scheba laat Egypte letterlijk links liggen en komt naar Jeruzalem! Wat is zo bijzonder aan de wijsheid van Salomo? De Naam des HEEREN! (1 Kon. 10 : 1)
De leermethode
Hier valt veel over te zeggen. Er is een grote variatie aan uitdrukkingen voor de interactie tussen leraar en leerling. Het gaat daarbij altijd om de praktijk. Wijsheid is niet alleen 'horen' maar ook 'doen'. En wel hier en nu. Zo werken spreuken. Het Hebreeuwse woord voor 'spreuk' is maasjaal. De maasjaal maakt van een concrete situatie een kruispunt. Op dát moment en in díe situatie heeft de leerling maar te beslissen: gaat hij de weg van de gehoorzaamheid aan God, ja of nee? Niet eindeloos nuanceren volgens de zovaak door ons gevolgde redeneermethode van het enerzijds anderzijds. Dat is een manier om jezelf buiten schot te houden. Het komt nu aan op het kinderlijk opzien tot de HEERE en aan Zijn hand Zijn weg te gaan.
Een maasjaal is een vergelijking. Het wordt ook het nieuwtestamentische woord voor gelijkenis. Bij zo'n vergelijking gaat het altijd om de koppeling: je wordt gebonden aan een bepaalde situatie en daarin word je gebonden aan God. Je kunt geen kant meer uit. Heer', waar dan heen? Tot U alleen. Gij zult ons niet verstoten.
Leren in Spreuken
De leerinhoud van het boek Spreuken is wel op de jongeren gericht maar wordt niet door hen geselecteerd. Evenmin trouwens door de ouderen. In het leerproces wordt zij overgedragen als een totaliteit, die zo dynamisch is als de geschapen werkelijkheid maar tegelijk ook zo constant als Gods verbond. Dat vergt van de leraar het uiterste. Hij is geroepen om in zijn onderwijs de leerling voor te gaan in het maken van de vertaalslag van het verbond naar de werkelijkheid hier en nu.
De consequentie voor ons onderwijs vandaag: docenten en studenten worden ieder in hun eigen verantwoordelijkheid betrokken op het verbond van God met het oog op het leven hier en nu in al zijn facetten.
Onderwijzen is alsmaar het Evangelie vertalen met het oog op concrete situaties. Daar waar mensen zich bevinden in welke omstandigheden dan ook. Een heilige pendelbeweging. Al in de Reformatie gaf het boek der Spreuken daar richting aan. Wenzeslaus Link introduceert Luthers Zendbrief over het vertalen (Sendbrief vom Dolmetschen) met een verwijzing naar Spreuken 11 : 26:
Wie koren inhoudt, dien vloekt het volk;
maar zegening zal zijn over het hoofd van de verkoper.
De spits in dit traktaat wordt direct gericht op het sola fide. Dat is de strekking van Romeinen 3. Wij worden alleen door het geloof gerechtvaardigd (vs. 28). Op dit punt wordt Luther fel aangevallen. Want dat woordje 'alleen' staat niet in de grondtekst! Op het eerste gezicht hebben de tegenstanders van Luther gelijk. Ook in de Statenvertaling ontbreekt het woordje 'alleen'. Toch houdt Luther eraan vast. Dat woordje 'alleen' is nodig om aan te geven wat Paulus hier precies bedoelt: zeg je 'ja' tegen het geloof, dan zeg je 'nee' tegen de goede werken als grond van onze zaligheid. God vraagt van ons geen eigen bijdrage. Dan zouden we toch nog verloren gaan. Het is sola fide vanwege het sola gratia: wij worden om niet gerechtvaardigd uit Zijn genade, door de verlossing die in Christus Jezus is (vs. 24).
Onderwijs in spreuken confronteert de leraar en leerling met God. Als ik het goed zie, wordt dat ten diepste bedoeld met het 'leren' in het boek Spreuken. En dat is een aspect van het sola Scriptura.
H. J. de Bie, Huizen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 november 1999
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 november 1999
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's