Een Kind: beloofd, verwacht, geschonken
In de titel hierboven staan drie werkwoorden: beloven; verwachten; schenken. Er is een groot verschil in deze woorden. God belooft, God schenkt. Daar staan wij, mensen, tussen ingeklemd: wij verwachten. Dat is een gedachte die diep in de Schrift is verzonken. Dat is het diepste geheim van het leven met God. Het is bij Hem begonnen en het begint bij Hem, altijd weer. En op Hem loopt het uit, altijd weer. En toch, ondertussen worden u en ik er helemaal in betrokken: op ons mensen en op onze zaligheid is God gericht. En Hij, Hij 'richt' ons, in Zijn verlossend werk, op Hem. Deze majestueuze liefde van God overweldigt me soms: niet dat het bij ons begon: 'Niet dat wij God hebben liefgehad'. Het begon bij Hem: '… maar dat Hij ons heeft liefgehad'. Niet dat ik het vervolgens wel afrond wat Hij eenmaal begon. Door Hem, door Zijn Geest geloof en verwacht ik. Hij staat aan het eind. Hij is 'de Alpha en de Omega'. En toch, en daarin komt God ons zo dicht nabij als maar kan, neemt Hij ons helemaal mee in Zijn werk Mijn verwachten ontsproot aan Zijn belofte, werd geboren door de kracht van Zijn Geest en wordt vervuld in Zijn Geschenk! 'Gij zijt Begin en Eind'.
Een Kind
Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven', zo luidt Gods belofte.
Een Kind: dat herinnert ons met nadruk aan een mens. Een Kind is voluit en volstrekt een mens, het zaad van de vrouw. Zo dicht kwam God ons nabij. Hij heeft de gestalte van een kind, een mens aangenomen. En in Zijn menselijk bestaan is Hij tot de dood toe gehoorzaam geweest. Het is een siersteen in het veelkleurige mozaïek van Gods heil. Gods Zoon werd mens. In ons bestaan kwam Hij binnen. Hij droeg ons bestaan en Hij droeg de zonde weg.
Gods adventsbeloften omvatten van tijd tot tijd machtige perspectieven: '…de aarde zal vol zijn van de kennis van de Heere…' (Jes. 11 : 9). En: 'Te dien dage zal op de bellen der paarden staan: DE HEILIGHEID DES HEEREN' (Zach. 14 : 20). Deze rijke perspectieven en schone vergezichten ontspruiten uit een klein begin: en Kind; een Rijsje; een Scheut; Bethlehem, klein onder de duizenden van Juda. God beloofde een Kind. En al is het 'slechts' een Kind het was een machtige belofte. In het beloofde Kind zijn al de schatten van genade verborgen. Zijn namen leggen er één voor één getuigenis van af: Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid; Vredevorst.
Een Kind beloofd
'Al de beloften van het Woord wijzen ons Hem aan, gelijk de naald van het kompas de zeelieden de noordster aanwijst' (Erskine). Nee, het was geen enkele verdwaalde belofte hier of daar in het Woord. Heel het Oude Testament is één en al belofte van Hem Die komen zou. Het is de rode draad door de geschiedenis en de profetie van het Oude Testament heen. Het begon al toen de mens naakt en verslagen voor God stond in het verloren paradijs. God sprak de allereerste belofte: 'En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; dat zal u de kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen' (Genesis 3 : 15). Uit deze belofte kwam de éne na de andere belofte voort: aan Abraham, aan Mozes, aan David, aan Jesaja, aan Micha, aan Maleachi. En deze beloften waren in hen aan het volk gericht. In deze beloften werden de lijnen reeds uitgezet die de weg van Jezus markeerden. Zijn geboorte in Bethlehem, de weg van verachting, de weg van Zijn lijden dat heel Zijn bestaan kenmerkte. In Jesaja 53 worden de twee meest fundamentele aspecten van Zijn lijden in de beloften uitgetekend: de mensen die Hem niet moeten en God Die Hem de weg van het oordeel doet gaan om onze overtredingen.
Beloofd is beloofd bij de Heere. Toch voegde Hij belofte bij belofte. De contouren van Zijn gang werden steeds meer zichtbaar. In de voortgang van de beloften ontvouwde de Heere God Zijn heil in steeds dieper en voller kleuren. De voortgang van de beloften typeren de trouw van God aan Zijn eenmaal gegeven Woord.
Telkens schoof Hij Zijn volk vaste grond onder de voeten. Zo hield de Heilige Geest ondanks ongeloof en ongehoorzaamheid, crises en oordeel, de vlam van de verwachting brandend. Velen hebben Zijn belofte omhelsd en de dag van Christus van ver gezien en ze zijn gestorven, terwijl de belofte nog niet vervuld was. In zulke nachten stonden Gods beloften te schitteren als sterren aan de hemel.
In deze beloften flonkert bij tijden ook een universele reikwijdte: 'Want het zal geschieden ten zelven dage, dat de heidenen naar de Wortel van Isaï, Die staan zal tot een banier der volken, zullen vragen, en zijn rust zal heerlijk zijn' (Jes. 11 : 10). En Hij is gegeven 'Tot een Licht der heidenen' (Jes. 42 : 6). Uit dat machtig perspectief putten we troost en moed. We grijpen deze beloften, evenals die voor Israël aan, en maken ze tot de grond van onze gebeden en onze verwachting en hoop. Kerst voor Israël en voor de volkeren. Een Kind tot verlossing van Zijn volk en van de gemeente uit de heidenen.
Diep kom ik onder de indruk van de diepgang en hoge vlucht van Gods beloften. Advent is leven met Gods beloften diep verborgen in je hart door de Geest. Geloven is: hangen aan Hem Die heeft beloofd én die al Zijn beloften vervult! 'Houdt de beloften, die aan de Kerk gedaan zijn, in het oog te midden van de duistere bedelingen. Ziet niet zozeer op hetgeen voor ogen is in de loop van de voorzienigheid, als wel op Gods beloften' (Erskine).
Een Kind verwacht
Het beloofde Kind werd ook verwacht. Gods beloften bleken zoveel effect te hebben in het leven van mensen dat ze aarzelend, biddend, in overgave de hand op de beloften van God hebben gelegd. Gods beloften werden geloofd. Het Kind verwacht.
Die verwachting ontsproot aan de belofte. Gods beloften waren en zijn geen loze woorden. Aan de woorden van Gods beloven ontspruit ons menselijk geloven, onder de adem van de Heilige Geest. En dat geloven vond en vindt haar kern in het verwachten: 'ik verwacht de Heere'. Het geheim van de geloofserwachting ligt in de belovende God. Zijn beloften hebben zo veel kracht dat ze mensen in oude tijden en in het heden brengen tot 'amen'. Zo werd het advent onder de oude dag. 'Ik blijf de Heere verwachten', zo legt Psalm 130 er getuigenis vanaf. We zien de vromen van het Oude Testament in het hart in deze liederen van verwachting. Soms doofde het vuur van de verwachting. Andere keren zagen de vromen reikhalzend en vurig uit naar de komst van de Messias. Nooit was het helemaal verdwenen. Zelfs in de dagen van duisternis en schaduw van de dood waren ze er. Jesaja zong zijn kerstlied zeven eeuwen voor de geboorte van Christus. Dit is het wonder van de verwachting. Het vertrouwt op en het hangt aan Gods beloften. Ook al zie ik niets, en heb ik niets, toch heb ik alles in Zijn belofte. Dan kan ik soms in de donkerste nacht vrolijk zingen, omdat ik Hem verwacht.
Van Simeon wordt ons gezegd dat hij de Vertroosting van Israël verwachtte. Hij geloofde de Schriften van de profeten en zocht Gods heil in de tempel. En in zijn leven leren we precies het geheim van de adventsverwachting kennen. 'De Heilige Geest was op hem'. Hij liet zich niet van de wijs brengen door alles wat er in zijn dagen te koop was. Hij gaf het ook niet op. Hij bleef het Kind verwachten. Hoe hij dat vol hield in die donkere dagen? Door de Geest Die op hem was. Dat is het geheim van adventsverwachting. De Heilige Geest Die door middel van Gods beloften je hart in het vuur en in de vlam van de verwachting zet.
De adventsverwachting krijgt gestalte in het gebed, in 'rechtvaardig en godvrezend' leven, wordt gevuld door het lezen van de Schriften. Zo voedde en voedt de Geest het vuur van de verwachting. Gods beloften wijzen ons Hem aan, zoals de naald van het kompas de noordster aanwijst. Zo blijf ik Hem verwachten. Het diepst geheim van de adventsverwachting toen en nu is: 'Hij Zelf heeft het mij beloofd'.
Het Kind werd geschonken
De volheid van de tijd brak aan. De kerstnacht donker als alle andere nachten was het moment waarop Gods Zoon ter wereld kwam. 'Alzo lief had God de wereld dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven. Gods gave aan een verloren wereld. Ziet in dit Geschenk hoe dat u God bemint. Als u op zo'n Geschenk, zulk een grote zaligheid geen acht geeft… dan veracht u Gods grote gave Die Hij u in handen wilde geven en aan uw hart wilde drukken.
Geschenk van het Alvermogen. En in dat moment werden Gods beloften vervuld in dit Kind van Bethlehem. Nooit eerder was er zo'n Godsgeschenk. Nooit zou er weer zo'n Geschenk van de Allerhoogste volgen. Kind van de Vader, kind van Maria. God en mens. En bij dit Geschenk staan .de engelen te zingen: 'Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde in de mensen een welbehagen'. En de herders zijn er over in opperste verbazing en verwondering. Zij, het uitschot van de maatschappij, bogen voor dit Kind, Gods geschenk.
Gods beloften zijn in vervulling gegaan. Hij heeft verlossing teweeg gebracht voor Zijn volk. Niet één van Zijn beloften is loos gebleken. Zelfs de meest volle en rijke belofte over de komst van Zijn Kind niet. God geeft redding in dit Kind. Zijn Naam is een boodschap van heil voor allen die verloren zijn: u en ik! Jezus is Zijn Naam. Zaligmaker is dit Kind. Voor wie nergens heil vindt en rust is in Hem: heil! Koning is dit Kind! De Vader gaf Hem als Koning.
Aan Zijn kribbe is: vrede, verzoening, troost en vreugde.
Geschonken: begin van de vervulling
Dit Kind is straks de Man van smarten. Geschonken als het Lam! Hij betaalt mijn schuld. Hij verzoent mijn zonde. Dieper ga ik verstaan: 'Geschenk van het Alvermogen'. Wie kon anders voor mij in het vuur van Gods toorn staan?
Dit Kind is straks de Vorst van Pasen. Door God wakker geroepen uit de dood: 'Mijn Kind, sta op'. Het is volbracht. Wat een geschenk! De Levensvorst roept me mee uit mijn dood naar Zijn leven.
Dit Kind is straks de Koning aan de rechterhand van de Vader, door Wie de Vader alle ding regeert. In de kiem was Hij het al, want Hij was en is Gods eigen Zoon. Als Koning komt Hij thuis: 'De heerschappij is op Zijn schouder'. Hij bereidt plaats en Hij bidt voor Zijn bruid op aarde.
Dit Kind is straks de Rechter van hemel en aarde. Het kwaad doet Hij weg. Zijn Rijk breekt aan in volkomenheid en heerlijkheid. 'Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn… van nu tot in eeuwigheid toe'.
Dan zijn al Gods beloften vervuld. Dan heeft God alles geschonken wat Hij beloofde. Nee, u verwacht niet tevergeefs. Al Gods beloften zijn 'ja en amen'. En met niet begrijpende kinderogen zal ik Hem zien: Het Kind, mijn Zaligmaker, mijn Heere en mijn Koning!
En ik kan en wil niet anders meer dan in verwondering zingen:
Hem, Die op de troon zit, en het Lam,
zij de dankzegging, en de eer,
en de heerlijkheid, en de kracht,
in alle eeuwigheid.
G. D. Kamphuis, Amstelveen
[Tekst afbeelding: Gezicht op de berg Sion vanuit het zuidwesten]
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 december 1999
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 december 1999
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's