Planting van het Kruis onder de volkeren
HONDERD JAAR GEREFORMEERDE ZENDINGS BOND
Op 6 februari a.s. is het honderd jaar geleden dat de Gereformeerde Zendings Bond werd opgericht. Ds. W. Bieshaar, de eerste zendingsdirector, meldt in het eerste gedenkboek bij het 25 jarig jubileum in 1926, met grote dankbaarheid, dat dr. J. D. de Lind van Wijngaarden ook 25 jaar de voorzittershamer hanteerde, 'wiens leiding van groote betekenis en tot rijken zegen geworden is voor den GZB.' De oprichters stelden, dat de GZB het werk voortzette van de op Schrift en belijdenis gegrondveste Nederlandsche Gereformeerde Zendingsvereeniging, die in 1861 naast drie reeds bestaande zendingsorganisaties werd opgericht maar die door de Doleantie voor de Hervormden verloren ging. De brede kloof, die in 1886 ontstond, heeft diegenen het verst uit elkaar getrokken zegt het gedenkboek, 'die door den trekkenden band der belijdenisgeschriften het nauwst met elkaar verbonden waren'.
Het mosterdzaad, dat in 1901 in de zendingsaarde werd gelegd, mocht ontkiemen en opgroeien tot een boom, in wier takken vele vogelen mochten nestelen. De arbeid van de Gereformeerde Zendings Bond is rijk gezegend. Jarenlang was Torajaland het voor velen vertrouwde terrein, waar de GZB mocht werken. Vandaag is het werk over verschillende regio's verspreid: Afrika, Latijns-Amerika, het Midden-Oosten. Er is alle reden om te zien in verwondering en dankbaarheid.
Moeilijke start
Het leek wel of 'in den beginne' het werk van de GZB maar 'geen voortgang' kon vinden. Twee jaar na de oprichting was het ledental 125. Toen de GZB zeven en een halfjaar bestond, waren er nauwelijks vijfhonderd leden. In het eerste gedenkboek wordt gezegd: 'Deed de verdachtmaking van verschillende kant geen goed, grooter kwaad werd berokkend door de haast niet te overwinnen vooroordeelen in die gemeenten, waar de gereformeerde prediking toch wel geliefd was en die, tegen alle verwachting in, haar steun de GZB onthielden'. Het mosterdzaad leek niet te willen ontkiemen. Maar in geloof en hoop trok men verder. 'Vroeg groot, vroeg dood, is kenmerk van den spoedig verdorden wonderboom.' En alles heeft immers zijn bestemde tijd.
Zendingsdagen
Het keerpunt is voor de GZB geworden het houden van zendingsdagen. Zó zelfs, dat de parallel werd getrokken met de sabbat onder oud Israël: 'een dag door de Heere geheiligd'. Op 11 april 1907 werd de eerste officiële zendingsdag in Heelsum in de vrije natuur gehouden, 'in de schoone omgeving van het liefelijk kerkje aldaar'. Het houden van een openluchtsamenkomst leverde wel stevige discussies op. Zou zo'n samenkomst niet veel weg hebben van een geestelijke 'openluchtkermis'? Maar de Heiland sprak toch ook meest in de vrije natuur? En Paulus sprak op de Areopagus. Met zes tegen drie stemmen besloot het bestuur uiteindelijk voor een openluchtbijeenkomst.
In Heelsum waren er ongeveer vijf honderd bezoekers. De tweede zendingsdag werd op de eerste donderdag van Augustus - als de hooi- en roggebouw achter de rug is en de tarweoogst nog niet begonnen - in Driebergen gehouden, op vijf en twintig minuten lopen van het station. Toen was er de doorbraak: 'Te Driebergen een ontzaglijke menigte, die zovele duizenden telde als de eerste in de honderden liep'.
In hooggestemde bewoordingen werd in het eerste gedenkboek over de zendingsdag gesproken: 'Wat de Nijl is voor Egypte, de Theems voor Engeland en de Rijn voor ons land, is de Zendingsdag geweest voor onzen Bond'.
* * *
Feit is wat ds. Bieshaar schreef. De zendingsdag heeft jarenlang duizenden bij elkaar gebracht en banden gelegd voor het leven, zodat de komst van deze dag 'met verlangen en biddend door hen werd verbeid'. In de loop der jaren is hier en daar wel eens besmuikt over deze dag gesproken. De mensen kwamen er alleen voor 'een goeie preek' en voor gezellig samenzijn. Maar mede door de zendingsdag - en inderdaad de gezelligheid ervan - groeide er gemeenschap en werd de zendingsliefde onder het volk, in de gemeenten gewekt en versterkt. De eigenlijke bezinning op zendingsstrategie vond elders plaats. Maar op de zendingsdagen vielen de zendingsteksten open en kwamen de bezoekers in de sferen van Gods wereldwijde kerk. De zendingsdag is tot vandaag gebleven en moet ook maar blijven.
Strategie
Ik liet het woord zendingsstrategie al vallen. Wanneer men zending gaat bedrijven in een bepaald gebied, vraagt dat vooronderzoek. In het eerste gedenkboek van de GZB zegt ds. W. Bieshaar, dat men dankbaar gebruik heeft gemaakt van wat is geschreven door dr. N. Adriani, taalgeleerde van het Nederlandsche Bijbelgenootschap in het Posso-gebied van Midden-Celebes, en van zendeling dr. A. C. Kruyt, 'die beiden hun levenswerk gevonden hebben bij de primitieve volken in het land, waar de GZB ook arbeidt'.
In een Engelstalige uitgave lndonesia: church and society (Friendship Press, . New York), schrijft Frank L. Cooley, dat Kruyt als pionier op Celebes het van cruciale betekenis achtte om het Evangelie niet alleen in de taal van het volk maar ook in de 'culturele vormen' ontvankelijk te maken voor het volk. Zeventien jaar lang hebben Kruyt en Adriani de talen, gewoonten, godsdiensten en wijzen van denken van de Torajavolken bestudeerd. Ze waren ook van overtuiging, dat deze volkeren groepsgewijs tot de gemeenschap van Christus dienden te worden gebracht. Voorkomen moest worden, dat nieuwe christenen geisoleerd raakten van hun eigen samenleving en cultuur. Dat deed me denken aan een woord van dr. Ph. J. Hoedemaker, die zei, dat mensen volkgewijs tot Christus worden gebracht. Het gaat niet alleen om bekering van individuen maar ook om kerstening van de samenleving. Zo hebben ook de pioniers van de GZB gewerkt. Later, in andere delen van de wereld, is er meer de samenwerking met andere reeds bestaande kerken gekomen. Dan nog blijft het element van de bestudering van de cultuur - nu in Afrika en Latijns-Amerika - van het grootste belang. Maar bij het pionierswerk op Celebes was het een noodzaak voorafgaande aan het eigenlijke werk.
* * *
Toén in 1938 het werk, dat de GZB op Celebes zelf verrichtte, 25 jaar bestond, werd ook een gedenkboek uitgegeven onder de titel Om te gedenken. Daarin schreef de taalgeleerde dr. H. van der Veen:
'Toch mogen we ons wel eens rustig bezinnen op de vraag, of de ontwikkeling niet in te snelle vaart gaat en dit volk door allerlei invloeden niet wordt gedreven tot een geforceerden marsch op den weg van de ontwikkeling in een tempo, dat het zelf heel moeilijk kan bijhouden. Ook hier, evenals bij de Poso-Toradja's, is de harmonische gang van de ontwikkeling de door dr. N. Adriani in zijn Toradjasche Karaktertrekken geteekend nl: "de levensgang, die met werkelijke blijdschap door het geheele volk kan worden volgehouden".'
Kortom, ook wie in zendingsvrucht gelooft, zal niet haasten. Het geloof moet ook beklijven in een volk. Wordt dat bij allerlei evangelische geloofszendingen wel altijd beseft?
Offers
Het pionierserwerk heeft ook offers gevraagd. Altijd weer wordt verteld de moord op de zendeling van het eerste uur A. A. van de Loosdrecht in 1917. Ik herinner mij nog de gevoelens, die zich van me meester maakten, toen ik bij zijn graf in Rante Pao stond, samen met wijlen dr. T. B. Simatupang, voormalig chef-staf van de Indonesische strijdkrachten tijdens de (in Nederland zo genoemde) politionele actie, die uitliep op de vorming van de Republiek Indonesië. De man, die de republikeinse revolutie aanvoerde, was zelf een christen en toonde zijn respect voor de pioniers van de zending, waarvan Van de Loosdrecht er één was.
In het boek, dat de GZB in 1963 uitgaf, Alle volken, wordt de bizondere plechtigheid vermeld op 14 juli 1951, toen wijlen ds. A. P. van der Kooy te Bori de heer Pong Massanka doopte, één van de moordenaars van Van de Loosdrecht. Hij kwam in krijgsmanstenue, legde dit af en werd gedoopt met de naam Paulus. Ook hier bleek het bloed der martelaren het zaad der kerk te zijn.
* * *
In de geschiedenis van de zending van de GZB staan ook onuitwisbaar de vervolgingen gegrift, die de Torajakerk ten deel vielen in de jaren rondom de souvereiniteisoverdracht in 1949. Maar juist in die jaren vertoonde de Torajakerk 'een wondere groei'. Ook Frank L. Cooley wijst daarop. Van 1947 tot 1954 groeide het aantal leden van 75. 000 tot het dubbele. In 1962 was het aantal leden 170.000.
Verliezen
Er werden ook verder grote verliezen geleden in de persoonlijke sfeer. Ds. A. P. van der Kooy overleed plotseling tijdens zijn verlof in Nederland, in december 1954 op de leeftijd van 36 jaar.
In het ziekenhuis te Rante Pao overleed op 27 december 1957 op de leeftijd van 31 jaar ds. Cornelis Balke, die op 5 januari 1955 in een avonddienst in Leerdam was bevestigd als zendingspredikant, nadat hij 's morgens afscheid had genomen van zijn gemeente Schoonrewoerd. Indrukwekkend was de rouwdienst in Baarn, waarin ds. L. Kievit het Woord bediende n.a.v. Rom. 14 : 7, 8: '...hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren'. Wat tot zijn gedachtenis werd gezegd en geschreven, is bijeengebracht in een boekje Wij zijn des Heeren. Daarin staat ook een deel van een gedicht Confessio, dat Balke 'in het volste vertrouwen' zond aan zijn vriend ds. S. Gerssen:
Maar nu: voor mij het scherpe leed,
De grote eenzaamheid om vele zonden,
zijn niet Uw handen, ach door mij geschonden,
nu om te rechten over mij gereed...?
Helen zij zachter dan een sterveling weet?
En stamelende woorden zeggen konden...?
Ontwikkeling
De GZB heeft zichzelf op Celebes overbodig gemaakt. Het ging om een zelfstandige kerk aldaar, niet om de zendende kerk zelf. Vervolgens heeft de GZB ook ander werk ter hand genomen. In de kronieken van de Waarheidsvriend werd in de zestiger jaren uitvoerig melding gemaakt van de pioniers in Kenya, ds. C. J. P. Lam, ds. J. J. Tigchelaar, drs. H. van 't Veld. Het werk breidde uit naar Latijns- Amerika. Het zou te ver voeren alle werkers voor het voetlicht te halen. Het waren er vele. Ook van de nieuwe generatie zijn er reeds heengegaan. We denken aan ds. B. A. van Donkersgoed, die in 1983 op 53-jarige leeftijd aan een hartinfarct overleed. We denken ook aan de zusters Anke Zijlstra en Rie Staal, die respectievelijk in 1967 en 1984 door een ongeluk om het leven kwamen.
* * *
Door de grote uitbreiding van het werk is het voor het gemiddelde gemeentelid best wat minder onoverzichtelijk geworden. Dat is in zoverre positief te waarderen, dat kennelijk de velden wit zijn om te oogsten en veel arbeiders mochten worden uitgezonden. De meelevendheid van de gemeente met de zending, zoals die door de GZB geschiedt, mag er alleen maar méér om zijn. Het Evangelie moet aan Alle Volken worden verkondigd.
Ten besluite
Ik sluit af met een woord, dat wijlen ds. H. Pol, zelf lang in zendingsdienst bij de GZB, schreef in het gedenkboek Alle Volken, gericht op het Torajavolk maar van toepassing op alle volken. Hij noemde Golgotha de hartader voor het zendingswerk:
'De toestanden voor die kerk mogen nog zo hopeloos en nog zo vol bedreiging lijken, de Here zal niet laten varen het werk Zijner handen. Hij heeft de wereld, in haar machtige verscheidenheid van volken, dus ook het Toradjavolk, alzó lief, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren ga'.
In de slotzin van zijn bijdrage zegt hij, dat de zending voort mag gaan in haar Goddelijke roeping, in de wetenschap, dat Christus Zijn belofte voor de volkeren niet zal schenden.
* * *
Zo bidden we de GZB ook vandaag kracht toe om onder de hoede van de Hoop, die aan Golgotha ontspruit, aan de roeping voor de volkeren gestalte te geven.
v. d. G.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 2001
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 2001
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's