Uit de pers
Depressie en geloof
Een thema waar al veel over gezegd en geschreven is, is de relatie tussen christelijk geloof en depressiviteit.
Eind tachtiger jaren van de vorige eeuw wierp Aleid Schilder de knuppel in het hoenderhok met haar 'Hulpeloos maar schuldig': het verband tussen gereformeerde paradox en depressie (1987). Daar is toen vanuit de gereformeerde kring breed en nauwelijks instemmend op gereageerd. In De Wekker, orgaan van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland (16 februari 2001), staat een gesprek te lezen dat Esther Spiering-de Hek heeft met christen-psychiater J. P. Roubos. Hij is werkzaam bij wat eerst het GPZ heette maar intussen de naam Eleos draagt. Roubos noemt depressiviteit een ziekte. 'Net als bijvoorbeeld longkanker is depressie een ziekte. Een ziekte waar mensen aan kunnen overlijden; depressiviteit kan leiden tot zelfmoord.' Roubos noemt het vereenvoudigend 'een chemische storing in de hersenen'. Vaak ontstaat depressiviteit door ellende en problemen in het leven. Ook speelt erfelijkheid een belangrijke rol.
Depressiviteit is een ziekte, stelt u. En deze ziekte beïnvloedt het geloofsleven. De geloofsleer waarmee iemand is opgegroeid en leeft speelt daarbij dus geen rol van betekenis?
'Als iemand alleen vanaf de preekstoel hoort dat hij als mens niks voorstelt, wordt het zo iemand natuurlijk wel moeilijk gemaakt om wat zelfvertrouwen op te bouwen. Daarmee doen predikanten mensen tekort. Ik ontken niet dat depressieve mensen die zijn opgegroeid bij een behoudende leer daar in hun depressiviteit last van hebben. Maar ook mensen uit evangelische hoek die een depressie krijgen, kunnen hun achtergrond als barrière ervaren. In evangelische kring ligt meer de nadruk op het ervaren van belevingen, op je gevoel bij zingen en gebed, op blijdschap. Maar als je depressief bent, kun je niet blij zijn, anders ben je niet depressief. Deze evangelische christenen kunnen dit als een groot probleem ervaren, en het daar ontzettend moeilijk mee hebben.'
Avondmaalgangers
Depressiviteit leidt bij vrijwel alle patiënten tot geloofscrises, zegt Roubos. 'Zeker als er sprake is van een ernstige depressie. Mensen ervaren niks meer bij het lezen uit de Bijbel en tijdens de kerkdienst. Bidden lukt niet meer. Ze komen voor zichzelf tot de overtuiging dat God ze niet meer helpt, hen vergeten is. Ik heb eens een patiënt gehad die in een dergelijke geloofscrisis zat, terwijl ze voor die crisis een overtuigd christen was. Het heil was voor haar, geloofde ze. Ze was één van de avondmaalsgangers in haar gemeente, een behoudende gemeente. Maar tijdens haar depressie werd de angst steeds groter dat ze gezondigd had tegen de Heilige Geest, en het dus voor haar totaal verloren was.'
Wat is in zo'n geval uw therapie?
'Als psychiater is het zoeken naar de oorzaak van een depressie een belangrijk punt. Dan kom je al snel bij iemands opvoeding terecht en iemands persoonlijkheidsstructuur. Depressiviteit heeft vaak te maken met hoe iemand is opgegroeid. Is dat in een gezin waar veel ellende speelt - een vader die dronk, een moeder die altijd ziek was. Mocht je echt kind zijn, of kon je je maar beter rustig houden, meewerken en vooral niet tot last zijn? Iemand zal dan waarschijnlijk niet geleerd hebben voor zichzelf te komen. Ook kan zo iemand weinig zelfvertrouwen hebben. Dat kan weer leiden tot allerhande negatieve beelden over het leven, jezelf, de medemens én God. Depressiviteit kan tot de overtuiging brengen dat je vast voor God ook niet belangrijk bent, omdat Hij het anders wel beter voor je had gemaakt in het leven.
Ik ben psychiater, een medicus dus. De meeste mensen die depressief zijn, schrijf ik medicijnen voor. Alleen als ze het zelf niet willen, doe ik dat niet. Ik praat met hen, ze volgen vaak nonverbale therapie en zo kunnen mensen langzaamaan weer uit de put komen. Verdwijnt de depressie, dan krijgt ook het geloof weer kleur. Het klinkt simpel, maar ik zie in mijn eigen praktijk: wordt iemand depressief, dan sterft het geloofsleven af. Het bloeit weer op als iemand de depressie te boven komt.'
Geloofscrisis is een symptoom van de depressie waaraan mensen lijden. Gaat de depressie voorbij, dan gaan de geloofsproblemen ook geleidelijk voorbij. Het luistert nauw hoe iemand die lijdt aan depressiviteit benaderd wordt.
Roubos wil pastoraat en hulpverlening graag van elkaar onderscheiden, zegt hij. Oftewel: de dominee, ouderling, diaken of pastoraal werker is eerst aangewezene om bijvoorbeeld te bidden met zijn patiënten. 'Daar moet je hen als psychiater wel in begeleiden, en dat probeer ik dan ook. Ik heb regelmatig contact met predikanten over hoe zij het beste om kunnen gaan met een depressieve broeder of zuster.'
Stelregel één in de pastorale begeleiding is volgens Roubos 'gewoon iemands verhaal aanhoren'. 'Sommige patiënten klagen wel eens over het onbegrip van predikanten en ouderlingen. Dat ze soms alleen een preek afsteken, zonder te vragen hoe het nu eigenlijk met de patiënt gaat. Dat moet natuurlijk niet. Luister naar iemand en laat merken dat je meeleeft.' Stelregel twee: 'Probeer niet iemand uit de put te praten of te bidden, want dat gaat niet. Ook een dominee moet beseffen dat hij daartoe onmachtig is. Een dominee spreekt in de ogen van veel mensen toch met gezag. Het heeft een positief effect als ook juist de predikant een depressief gemeentelid voorhoudt dat zijn depressie allereerst komt door gebrek aan Godsvertrouwen, maar dat andere factoren - het verleden bijvoorbeeld - een rol spelen.'
Een christen-psychiater heeft in sommige opzichten een streep voor op een niet-gelovige psychiater. Het probleem van een geloofscrisis is door hem beter aan te voelen. En je praat er makkelijker over tegen iemand van wie je weet dat hij beseft waar je het over hebt.
Kerk, stress en dood
Er is in de pers de laatste weken een en ander over geschreven: leiders in de kerk gaan gebukt onder stress, hoge werkdruk en sommigen bezwijken er soms letterlijk onder. In het Nederlands. Dagblad van 17 februari 2001 schreef Willem Bouwman een interessant historisch gekleurd stuk over dezelfde problemen in een rubriek waar boven staat: Net als vroeger.
Als ds. B. J. van Vreeswijk, hervormd synodepreses zegt 'leeggezogen en uitgemergeld' te zijn. Als bisschop Eijk (Groningen) na alle spanningen bij zijn aantreden aanvallen van duizeligheid en misselijkheid kreeg en al sinds januari is uitgeschakeld. Als de secretaris-generaal van de SoW-kerken dr. B. J. Plaisier het nog steeds volhoudt, ook al maakt hij werkweken van zestig, zeventig uur en soms van 's morgens zes uur tot 's avonds elf uur bezig is, hoe nieuw is dat alles vergeleken bij vroeger? Die vraag stelt Bouwman zich in het hier geciteerde artikel waar hij een citaat van Abraham Kuyper boven plaatst: 'Zenuwen met den zweepslag voortgejaagd'.
Synodepreses
'Kerkelijke moeiten hebben voorgangers kapot gemaakt. Een kerkscheuring werd voor velen een nagel aan de doodskist. Twee kee stierf een gereformeerde synodepreses in het harnas en in beide gevallen werkte de synode in het aangezicht van een scheuring. In 1926 moest de generale synode van de Gereformeerde Kerken beslissen over dr. J. G. Geelkerken en diens exegese van de sprekende slang in het paradijs. Dr. J. C. de Moor (47), predikant te Utrecht, was gekozen tot de preses van de synode. Op maandagavond 25 januari leidde hij de bidstond voorafgaand aan de synode, in de Molenstraatkerk in Assen. Dinsdag vergaderde hij de hele dag en 's woensdags leidde hij een commissie die moest oordelen over de vraag of de synode tot oordelen was bevoegd.
Na afloop begaf hij zich opgewekt naar zijn logeeradres aan de Torenlaan, waar hij na aankomst aan een beroerte overleed. Het Algemeen Handelsblad legde een verband tussen De Moors overlijden en de vermeende hectiek van de middagvergadering. Maar dat werd door het moderamen krachtig ontkend: "Absoluut leugenachtig", waarna het regime tegen de pers werd verscherpt.
In 1964 vergaderde de generale synode van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in Rotterdam-Deljshaven. Zij moest beslissen over de vraag of de Groningse dominee A. van der Ziel terecht was geschorst wegens samensprekingen met synodaal-gereformeerden. De "kwestie-Van der Ziel" zorgde voor veel onenigheid; een scheuring hing in de lucht. Preses van de synode was dominee J. A. Vink (63) uit Amersfoort, een "vitale, levenslustige, blijmoedige man". Op vrijdag 3 juli 1964 vertrok hij met zijn vrouw naar Oberndorf in Duitsland voor een vakantie van veertien dagen. Zaterdags kreeg hij een hartaanval waaraan hij nog dezelfde dag bezweek. "Het was bij sommige(n) wel bekend", schreef het Gereformeerd Gezinsblad, "dat ds. Vink erg vermoeid was. Als synodepreses heeft hij buitengewoon gepresteerd en onder grote spanningen moeten werken. Zijn die vermoeidheid, die spanningen te groot geweest en ze in de middellijke weg de oorzaak van dit sterfgeval?" De krant verbond er geen conclusies aan. "Wie zal het zeggen? Wij kunnen alleen maar belijden, dat niets bij toeval geschiedt en dat alle dingen ons uit Gods vaderhand toekomen."
Verteerd
'Drie jaar na Vinks dood leidde de kerkelijke onenigheid tot een scheuring. Aan beide zijden werden diepe wonden geslagen, die aftekenen in de reeks sterfgevallen onder vrijgemaakte predikanten in de jaren zestig. De kerkelijke handboekjes van 1960 tot 1970 bevatten kort 22 "in memoriams"; in zestien gevallen was de overledene jonger dan 65 jaar. De necrologieën spreken van opgeteerde krachten, hoge bloeddruk, "door de dienst verteerd", "nooit verwerkte scheuring" en "golven van misverstand, wantrouwen en verdachtmaking". Anderen gingen vervroegd met emeritaat, zoals de Kamper predikant G. Visse, "geknauwd en geknakt. Lichamelijk en geestelijk".
Ook K. Schilder was voor zijn emeritaat al opgebrand. "Hij heeft zijn krachten verteerd", schreef Visee na Schilders dood in 1952, en de Kamper hoogleraren spraken dezelfde taal: "Zijn hart, de motor van 't overigens buitengewoon sterke lichaam, maar waarvan in overmaat van arbeid de nachten in, vaak de nachten door te veel gevergd was, begon tekenen te tonen van verzwakking".
Schilders dood maakte zijn tegenstanders week. Hij is "naar 't Vaderhuis gegaan", schreven de mannen die hem in 1944 hadden geschorst en afgezet. Schilders jongste collega B. Holwerda reageerde verontwaardigd, maar tijdens het schrijven van het artikel "Van schorsing tot zaligspreking" overleed ook hij, 42 jaar oud. Het "in memoriam" meldde dat de kerkelijke strijd rond de zijn Vrijmaking, "deze smartenweg naar het vlees", hem lichamelijk had verteerd. "Hij kon geen tranen schreien, terwijl zijn ziel werd overstelpt. Hij werd stil, en verwerkte het in slapeloze nachten."'
Calvijn
'Hard werken en leven onder spanning schijnen verweven met het gereformeerde predikambt. Bij Calvijn was het niet anders. Vermoedelijk leed hij aan migraine en hij had een prikkelbare darm - erkende symptomen van stress. Calvijn sprak er weinig over, want Gods zaak was het enige dat telde in zijn leven.
Zo dacht ook Kuyper, wiens natuur hem - naar eigen zeggen - tot vertier en ontspanning dreef- "Ik mijmer ook liever in mijn armstoel, dan dat ik mijn zenuwen met den zweepslag voort moet jagen". Maar daartoe was hij niet op aarde. "Voor mij zou dit anticipeeren, zou dit afgaan van mijn Heer, zou dit plichtverzaking zijn. Repos ailleurs!'"
Wie dit alles leest en overweegt, kan tot de conclusie komen: doen wij onszelf in de kerk niet heel veel dingen aan die eigenlijk onnodig zijn? Ik schrijf dit overigens met alle respect voor hen over wie hier geschreven is. Lijden aan de kerk kan in de mond van sommigen een holle frase zijn die interessant klink in de oren van buitenstaanders. Maar er zijn er ook vandaag die met zoveel inzet en zorg midden in de kerk staan, dat het hen lichamelijk en mentaal sloopt. Dat was in vroeger tijden zo, maar dat is er ook vandaag. Ik moet soms wel denken aan wat Roubos aan het eind van zijn gesprek in 'De Wekker' antwoordt op de vraag: is er een opvallend verschil tussen patiënten in een niet-christelijke instelling en patiënten die wel uit een christelijk milieu komen? Ja, aldus Roubos, ik kom in Eleos over het algemeen meer fatsoenlijke, brave mensen tegen. Té braaf eigenlijk. 'Veel christenen zijn vaak (voorzichtig gezegd) te gewetensvol, ze overdrijven de gewetensfunctie. Een te zwaar geweten kan leiden tot schuldgevoelens, overbodige schuldgevoelens. En deze leiden op hun beurt weer tot depressiviteit.'
Ontspanning, lol, plezier zoeken is op z'n tijd daarom gewenst. We moeten niet altijd zo strak in het keurslijf zitten.
J. MAASLAND
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2001
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2001
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's