Bang voor het geïsoleerde huis
DS. KOPPENHOL WEET ZICH VOOR HET LEVEN GEROEPEN
Hij zit in een verwerkingsproces, mist de gemeente die hij ruim dertig jaar mocht dienen. De gedachte om zijn toga voortijdig aan de wilgen te hangen, is in het hoofd van ds. J. L. W. Koppenhol zelfs op het moeilijkste moment niet opgekomen. Samen met zijn vrouw stónd hij voor de taak. Sterk liet hij zich leiden door zijn roeping. Ondertussen: 'De gemeente stelt het op prijs als haar predikant zich een gewoon mens toont.'
'Er is iets aan de hand met het predikantsambt. Een onderzoek aan de VU geeft aan dat vele predikanten tegen een burn out aan zitten of ernstige risico's lopen burn out te raken.' Zo begint de voormalige predikant J. Smit zijn artikel 'Predikant voor even of voor het leven?' in de speciale uitgave van het blad Michsjol, dat vier weken geleden stof in domineesland deed opwaaien. Gaan hervormd-gereformeerde predikanten ook gebukt onder de zwaarte van hun taak, afnemende motivatie of financiële zorgen?
Gedurende drie weken laat de Waarheidsvriend drie dominees aan het woord die in een verschillende fase van hun ambtelijke dienst verkeren. Vandaag als derde de 65-jarige ds. J. L. W. Koppenhol, sinds september 2000 emeritus-predikant. Ds. Koppenhol diende de gemeenten Haaften (1963-1968) en Huizen (1968-2000), was zeven jaar bestuurslid van de Bond van Nederlandse Predikanten en is sinds 1986 visitator-generaal.
Na het laatste catechisatieseizoen, de laatste kerstvieringen, de laatste vergaderingen slaakte ds. Koppenhol beslist geen zucht van verlichting. Het werk was hem lief, al bekent hij met graagte het schrijven van de wekelijkse kerkbodeberichten niet te missen. 'Daar moet je je hoofd bij houden. Verder leef ik echt nog wat in een verwerkingsproces. Ik vind het verschrikkelijk moeilijk niet meer in de eigen gemeente voor te kunnen gaan, waar je voor een deel de landingsplaatsen voor het Woord kende. Natuurlijk preek ik in Hilversum of Langerak ook graag, maar daar ken je de mensen niet. Het is een maatschappelijk gegeven dat weinigen in onze samenleving tot hun 65e jaar blijven werken. In dit opzicht zie ik iets van eigentijds denken bij de predikanten settelen. Ik meen niet dat je moet doorgaan tot je geen enkele geestelijke of lichamelijke kracht meer hebt, maar vind wel dat een predikant voor het leven geroepen is. Ik moet weten wat ik doe als ik voortijdig afscheid neem.'
Na drie jaar als vicaris gewerkt te hebben, werd ds. Koppenhol in 1963 predikant in Haaften. 'Met name het pastoraat heb ik zwaarder zien worden, doordat ieder mens persoonlijk aandacht vraagt. In de tijd in Haaften ontmoette je de mensen meer in een huwelijks- en gezinssituatie, in plaats van dat je met allerlei individuen sprak, zoals later. Ik ging daar met de ouderling regulier op huisbezoek. In de jaren zeventig al deed ik veel huwelijksbegeleiding. De relatie tussen ouders en kinderen was in de laatste jaren het meest ingrijpende thema in de pastorale begeleiding. We gingen weg in een situatie die in dit opzicht erg verdrietig was.
Het was voor mijn vrouw en mij een keuze samen dit werk te doen. Ons gezinsleven werd inderdaad bepaald door het predikantschap. Hierin verschillen we niet zoveel van een boerengezin. Dat gegeven moet je verdisconteren, al weet ik dat velen dit standpunt niet meer delen. Het feit dat velen tweeverdieners geworden zijn, zie ik als een maatschappelijk verschijnsel waarin men heel kritiekloos met de stroom is meegegaan. In reformatorische kring is dit in de jaren negentig doorgebroken, zonder dat de noodklok is geluid.'
Trouw op de post
'De uitkomsten van de Michsjol-enquête vond ik niet verrassend, al denk ik dat er heel wat predikanten zijn die een andere beroepskeuze zouden doen, als ze er opnieuw voor gesteld werden. Velen in de breedte van de kerk vinden het werk te saai, te weinig uitdagend, zien te weinig carrièreperspectief. Als je echter te veel naar je carrière kijkt, lever je in op je roeping. Ik heb de gemeente nooit willen loslaten, ook niet toen mij gevraagd werd fulltime les te gaan geven of te komen werken bij de IZB. Ik vind dat er momenteel wel eens te veel mensen de gemeente verlaten, al is het werk in de bredere verbanden van de kerk ook nodig.'
De Huizer emeritus was vijftien jaar lid van de Raad voor de herderlijke zorg en zat in de besturen van IZB en Windroos. 'Dergelijke taken horen bij je predikantschap. Zo dien je de kerk in haar geheel, wat een weerslag heeft op je werk in de gemeente. Ook in andere beroepsgroepen zie je een grijze moot, waarvan je nooit hoort, maar die trouw het werk doet. Die grijze middengroep moet het wel doen, hoor, die moet de trein rijdende houden, trouw op de post. Ik vind dat ook door jonge mensen vaak veel te hoge verwachtingen en eisen aan het predikantschap gesteld worden. Bij sommigen zie ik zelfs een stukje Messiaswaan.' Ds. Koppenhol herkent dat de waardering van het ambt minder wordt. 'De mondigheid van de andere ambtsdragers wordt steeds groter. Dat moet je als predikant kunnen hebben. In collegialiteit met de kerkenraad moet je het werk kunnen doen. Ondertussen is helaas de tijd voorbij dat je hoe dan ook door de ambten om je heen gedragen werd, wat voor verschillende achtergrond mensen ook hadden. Ook al kon men zich niet geheel in je prediking of je beslissingen vinden, je wérd gedragen, hoe dan ook. Dat besef is weggevloeid. Ieder heeft nu zijn eigen ideeën. De kritiek in vroeger tijd was pittiger, sneed ook meer hout, maar tegelijkertijd werd je gedragen.'
Algemene ontwikkeling
Een van de doelstellingen van de Bond van Nederlandse Predikanten tijdens de bestuursperiode van ds. Koppenhol was de professionaliteit meer reliëf te geven. 'Maar wat is professionaliteit in ons werk? Voor mij is dat dat je geroepen bent om een goede, algemene ontwikkeling te hebben. Dat betekent dat je je gezond verstand geoefend hebt. Ik zeg dat, omdat ik nogal eens mensen tegenkom die helemaal gericht zijn op de verkondiging, maar zich nauwelijks oefenen in het contactuele, in het verstaan van de ander. Ds. L. Kievit zei al dat een predikant zowel een moderne roman als een oude schrijver moet lezen. Je moet je openstellen voor de omgeving. Waar ik totaal niet mee uit de voeten kan, is de opmerking dat je in de pastorie geen vrienden kunt hebben, dat je geroepen bent in een isolementspositie te verkeren. Zo lag dat voor ons echter niet. Wij konden vrienden hebben. De gemeente stelt het juist op prijs als haar predikant zich een gewoon mens toont. Ik ben bang voor het geïsoleerde huis, voor de dominee die alleen buiten het dorp zijn contacten mag hebben. Je moet niet angstig zijn in dit opzicht.'
Als visitator-generaal geeft ds. Koppenhol mede leiding aan provinciale visitatie, waarbij zijn bijzondere zorg naar Noord-Holland uitgaat. 'Ik zie vele predikanten met grote inzet hun taak verrichten. Ook in moeilijke situaties werken ze met veel moed. Oké, bij sommigen moet je niet met het woord roeping aankomen, maar het besef op de plaats te staan die men heeft gekregen, is best aanwezig, ook waar een uiterst geringe kerkgang is, waar kerkenraden heel dun bevolkt raken. De jongere predikanten die net in de gemeente komen, hebben het vaak moeilijk. Ze ontmoeten niet wat ze verwachten. Buiten de hervormd-gereformeerde kring zijn er zelfs heel wat predikanten die zelf in de studietijd niet zo erg frequent in de kerk kwamen. Dan vraag ik me af waar zij hun spiritualiteit opdoen. Hoe kun je zo immers een gemeente gaan dienen? '
Vaders in de kerkenraad
'Als predikant heb je het geweldige voorrecht dat je zondags mag voorgaan, dat je catechese mag geven, zodat je tijdens de voorbereiding in stilte met het Woord bezig mag zijn. Als je de dingen waarvoor je gesteld bent, goed voorbereidt, ontvang je daaruit spiritualiteit voor het eigen leven. Tegen jongere predikanten heb ik wel gezegd dat ze de ambtsdragers die er zijn, moeten waarderen. Waardeer ze zelfs óp, zodat ze meer gaan geven dan ze dachten zelf te kunnen geven. Als beginnend predikant moet je een paar 'vaders' in de kerkenraad hebben, maar dan moet je ook de kunst verstaan om 'zoon' te zijn. Vertrouwelijk verkeer tussen hen mis ik tegenwoordig te veel. Daaraan schort het aan beide kanten. Er zijn onvoldoende vaders en te weinig dominees die zoon willen zijn. Van mensen die de gemeente kennen en op hun hart dragen, kun je veel leren.'
Reageert u eens op het woord 'beroepingswerk'?
'De krant beroept. Als je er eenmaal in hebt gestaan, heb je een aardige kans er ook een volgende keer in te komen. Ik vind overigens wel dat het met meer zorgvuldigheid geschiedt dan wel eens gedacht wordt. Een kerkenraad moet zich terdege voorbereiden om een beroep te kunnen uitbrengen. Heel wat gemeenten zijn een veelstromenland geworden, waarin één stroming zich kan profileren en het beleid eenzijdig bepaalt. Het is ook jammer dat je merkt dat vrij veel predikanten wachten op een beroep, collega's van wie ik zeker ben dat als ze naar een andere standplaats vertrekken, het goed zou gaan. Ze worden te veel beoordeeld op hun mate van welsprekendheid.'
Het woord 'traktement'?
'Het traktement voor de predikanten van dertig jaar, die een gezin en studieschuld hebben, is aan de beperkte kant. Als je echter als 'late roeping' op je 45e binnenkomt en direct het maximum gaat verdienen, dan heb je met ongeveer 90.000 gulden geen reden tot klagen. De groep tussen dertig en vijfenveertig jaar heeft het het moeilijkst.'
Het woord 'collegialiteit'?
'In Huizen hebben we met zes predikanten in een grote mate van collegialiteit gestaan. We hebben elkaar de ruimte gegeven, de grens van de ander gewaardeerd. Collegialiteit betekent dat je elkaar aanvaardt in de roeping waarin jij gesteld bent en waarin die ander ook gesteld is. Je bent verscheiden, hebt allemaal je sterke en zwakke kanten. Je moet wel staan voor je beslissingen en geen ruimte geven waar jouw verantwoordelijkheid ligt. Bij een collega in 'zijn' kerkenraad voeg ik me omgekeerd volstrekt.
Ik ben erg blij met collega's, werk graag in teamverband. Verschillende keren had ik tot mijn vreugde een vicaris. Heerlijk vond ik het met twee evangelisten op te trekken, evenals met collega's. Ik vind wel dat de gezelligheid in de collegialiteit afneemt. Alles moet dan functioneel zijn, waardoor er bijvoorbeeld niet meer aan huis vergaderd kan worden.'
Voortreffelijk werk
'Wie een ambt begeert, begeert een voortreffelijk werk, zegt Paulus. Het is genade als dat in de praktijk zo mag zijn. Ik zeg daarbij dat dat voortreffelijke in het werk zelf zit, en maar ten dele van iemands capaciteiten afhankelijk is. Het besef dat het ambt iets moois is, moeten we naar elkaar toe uitspreken. Laten we de jongeren die zich voorbereiden op het ambt hierin ook stimuleren, door hartelijk met hen mee te leven.'
Volgende week tot slot van deze serie een bijdrage van ds. G. D. Kamphuis.
P. J. VERGUNST, APELDOORN
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2001
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2001
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's