Globaal bekeken
Hieronder volgt de (behartigenswaardige) tekst van het openingswoord van ds. L. J. Geluk op de laatstgehouden vergadering van de classis Rotterdam:
'We zijn weer een jaargrens gepasseerd en naar de orde van onze kerk komen we in de maand januari bijeen voor een classicale vergadering. Men kan niet zeggen dat deze vergaderingen zich in een grote belangstelling verheugen. U bent er en dat is heel positief. Maar er zijn wijkgemeenten die al in geen jaren vertegenwoordigd zijn, terwijl andere te hooi en te gras een of twee afgevaardigden zenden.
Ten dele zal deze weinig geïnteresseerde opstelling tegenover de meerdere vergadering die de classis is, zijn toe te schrijven aan een zekere vermoeidheid, die veroorzaakt wordt door een oververhitte vergadercultuur, waaraan ook de kerk niet ontkomt.
Maar het komt mij voor dat daarmee lang niet alles is gezegd. Ja, dat daarmee de voornaamste oorzaak van het grote absenteïsme niet is aangegeven. Dit moet naar mijn mening in de eerste plaats elders gezocht worden. Ik noem enkele redenen die mijns inziens de hoofdrol hierin spelen.
1. Het bijna verdwenen besef van wat het ambt betekent. Onze kerk laat ons helaas in dit opzicht al tientallen jaren in de steek. Over de vraag wat nu eigenlijk het ambt is, wat het dus inhoudt een ambt in de kerk te dragen, is ooit een rapport verschenen - het zal in het begin van de jaren zeventig van de afgesloten eeuw zijn geweest - maar dit rapport was vrijblijvend, loste niets op en gaf geen antwoord op de gestelde vragen.
Inzake de inhoud en betekenis van het kerkelijk ambt kunnen in de huidige situatie slechts totaal verschillende en dikwijls vage antwoorden gegeven worden. Dit is niet bevorderlijk voor het ambtelijk bezig zijn noch voor de ambtelijke vergaderingen.
Toch liggen in de grote traditie van de Reformatie voldoende bouwstenen gereed om te komen tot een bijbels verantwoorde en tegelijkertijd actuele visie op de ambten in de kerk.
2. Maar, het zicht op wat de kerk nu eigenlijk is, is ook geheel verdonkerd. En dit hangt samen met het gebrek aan het belijdend spreken over de Christus, die het Hoofd en de Heer van de kerk is. Geheel tegengestelde meningen aangaande de Christus vinden haar weg in de kerk en dan kan het niet uitblijven dat ook het zicht op de kerk wordt vertroebeld. Hier dringt zich de vraag aan ons op of de kerk zelf wel bereid is, laat ik liever zeggen de leden van de kerk bereid zijn, het bijbels getuigenis aangaande Jezus Christus te aanvaarden.
Het afdingen hierop en het interpreteren hiervan zoals dat in de Nederlandse situatie in 19e eeuw begonnen is, heeft verstrekkende gevolgen gehad die kerkontbindend hebben gewerkt. In feite zijn wij thans geen stap verder dan toen en kan ieder zijn of haar eigen christologie erop na houden, dus ook ieder zijn of haar eigen ecclesiologie. Hoe machteloos deze situatie de kerk maakt om orde op zaken te stellen en een helder getuigenis te laten horen, behoeft geen betoog.
3. Een gevolg daarvan is, dat een centrale gemeente het gevaar loopt te worden wat de kerk in haar geheel is: een "eilanden-rijk". In menig geval geldt dat een centrale gemeente reeds lang zo'n "eilanden-rijk" is geworden. Elke wijkgemeente gaat dan haar eigen gang en krijgt daartoe de ruimte, wanneer maar aan enkele eisen die het geheel stelt wordt voldaan. Maar het mee-leven en mee-lijden met elkaar, het zoeken van eikaars voordeel, het oprecht samen zoeken naar wegen om in deze tijd het getuigenis aangaande de levende, de verhoogde Christus te doen horen binnen en buiten de kerkmuren, en zoveel meer dat tot de roeping van een levende gemeente behoort, wordt dan niet gevonden. Een zich verder realiserend en straks gerealiseerd SoW-proces, zal naar mijn overtuiging in dit opzicht niets verbeteren, maar de tegenstellingen en dorheid slechts vergroten - al wens ik wel dat ik in dit opzicht geheel ongelijk krijg.
4. Wanneer wij het Nieuwe Testament opslaan, ontmoeten wij keer op keer in meerdere varianten het begrip, liever zeg ik: de verrassende werkelijkheid van de koinoonia, de onderlinge verbondenheid, de gemeenschap als een werk van de Heilige Geest. Zij is een van de kenmerken van de eerste gemeente, zie Handelingen 2 : 42.
En in het slot van dit boek lezen we dat, wanneer Paulus en zijn reisgenoten, over de Via Appia naar Rome reizen, broeders uit deze keizerlijke stad een afstand van 65 km afleggen om hem tegemoet te reizen en in het Forum Appii te begroeten. Wat een koinoonia spreekt hieruit! Wanneer Paulus hen ziet, dankt hij God voor hen en grijpt hij moed. Voor hem en de anderen betekent deze gemeenschap ontzaglijk veel.
Toen vorige week het destijds bekende boek van S. W. Couwenberg over de "Vereenzaming van de moderne mens" mij nog weer eens in handen kwam, las ik hoe toen al, rondom 1960, de kerk schromelijk tekort was gekomen in het bieden van geborgenheid, het schenken van gemeenschap aan de vereenzaamde, moderne mens.
Wij leven inmiddels 40 jaar later. De kinderen van de moderne mens zijn postmodern geworden. Maar ook de postmoderne mens zal momenten krijgen dat hij koinoonia zoekt. Ik hoop dat de kerk er dan nog is, een levende koinoonia die in gemeenschap leeft met de levende Christus. In zo'n levendige kerk zullen christenen en gemeenten niet langs elkaar heen leven, maar in Christus verbonden vormen vinden voor koinoonia. Daar zullen ook classicale vergaderingen wel bij varen, als mogelijkheden om elkaar te ontmoeten en door deze ontmoeting moed te grijpen.'
0-0-0
Een oud-directeur van de RABObank, sinds 1950 (!) lezer van ons blad, stuurde ons een artikel uit Rabovisie, getiteld Gouden sores, waarin omstandig wordt uiteengezet dat de Nederlander 'massaal' de loterij heeft ontdekt: 'Het calvinistisch juk lijkt afgelegd'. Een van de 'pastorale' adviezen luidt: 'Zeg niet dat je een miljoen gewonnen hebt, maar een ton. Dat verklaart ook goed de nieuwe auto'. De briefschrijver is geschokt over de voorlichting van 'zijn' vroegere bank, waar hij altijd opkwam voor eerlijkheid. Hier volgen intussen enkele cijfers uit het inderdaad verontrustende artikel:
'De wekelijkse of maandelijkse gang naar de sigarenboer op de hoek heeft al menigeen gelukkig gemaakt. Zowel de schatkist, de winnaars, de goede doelen en de organisatoren als de sigarenboer varen wel bij al dat gegok. Neem de staatsloterij. In enkele jaren tijd (van 1994 tot 1999) groeide de omzet van 778 miljoen tot 1.268 miljoen. Jaarlijks kwam er ongeveer 100 miljoen bij. Het uitgekeerde prijzengeld nam in die periode toe van 536 tot 850 miljoen gulden. Daarmee is de staatsloterij, opgericht in 1726, veruit de grootste speler in de loterijmarkt. Qua omzet wordt de staatsloterij gevolgd door de postcodeloterij met een omzet van 541 miljoen. Op de derde plaats staat de sporttotalisator, organisator van onder meer de lotto en de toto, met een totaalbedrag van 282 miljoen. In totaal ging er in 1999 in Nederland 2.633 miljoen om in zeven loterijen die door het College van toezicht op de kansspelen nauwlettend in de gaten worden gehouden. De zeven loterijen keerden 1.316 miljoen gulden uit aan prijzengeld. Daarnaast ging er 606 miljoen naar goede doelen. De schatkist kon in 1999 worden gespekt met 718 miljoen gulden; voor een belangrijk deel de opbrengst van de staatsloterij en de casino's. De ruim 1, 3 miljard gulden die bestemd zijn voor de prijzenpot worden gedeeld door een onbekend aantal prijswinnaars. Het bedrag is genoeg voor dertienhonderd nieuwe miljonairs; dertienduizend mensen die ieder een ton verdienen of massa's Nederlanders op wier bankrekenig enkele tientjes worden bijgeschreven. Zeker de landgenoten die zoveel kregen dat ze nooit meer hoeven te werken, doorlopen een proces dat nogal wat vergt van hun geestelijke stabiliteit.'
• Intussen:
'Uit Amerikaans onderzoek naar het sudden wealth-syndroom blijkt dat mensen echt kunnen lijden onder het winnen van een prijs uit een loterij. Mensen gaan twijfelen aan de waarde van hun leven en gaan zich zorgen maken over de juiste levenskeus. Een grote prijs kan leiden tot depressie, paranoïde gedachten, slapeloosheid en concentratieverlies. Mensen krijgen angsten over de juiste besteding van het geld en voor het kwijtraken ervan. Daarvoor zijn gesprekstherapieën en ontspanningsoefeningen ontwikkeld. Die helpen weer om inzicht te krijgen in het leven. Mensen wordt geleerd opnieuw zinvolle doelen te vinden nu het verwerven van rijkdom, wat veel mensen nastreven, plotseling niet meer hoeft.'
v. d. G.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 2001
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 2001
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's