De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Een fraaie studie met een lelijke inktvlek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een fraaie studie met een lelijke inktvlek

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het schrijven van een proefschrift blijkt niet zelden een heidens karwei te zijn wanneer het thema de christelijke geloofsleer of de geschiedenis van de christelijke betreft. Vooral wanneer de studie zich in een pastorie voltrekt, kan de weg naar de promotieplechtigheid lang en zwaar zijn. In dat licht is het zonder meer een prestatie noemen dat collega P. Bouter uit Putten zijn onderzoek tot een goed einde heeft kunnen brengen. We willen hem en zijn vrouw - die hem de jaren door gesteund en gestimuleerd heeft - dan ook uan harte feliciteren met het bereiken uan deze mijlpaal.

Toenemende belangstelling

Het onderwerp van zijn onderzoek kreeg de jonge doctor al tijdens zijn doctoraalstudie in de schoot geworpen. Min of meer toevallig stuitte hij op een tamelijk onbekend geschrift van de kerkvader Athanasius (295- 373). Deze dissertatie is het zoveelste bewijs dat de eerste eeuwen van het christendom zich mogen verheugen in een toenemende interesse. Lange tijd heeft het erop geleken dat de echte kerkgeschiedenis pas begonnen zou zijn op 31 oktober 1517, toen Maarten Luther zijn 95 thesen aan de deur van de slotkapel te Wittenberg bevestigde. Veelzeggend was in dit verband het veelvuldig hanteren van de benaming Oude Kerk, een typering die onvermijdelijk de bijklank 'verouderd', 'afgedaan' in zich had. Gelukkig spreekt Bouter in zijn boek consequent over de Vroege Kerk, waardoor meer recht gedaan wordt aan het feit dat het juist de begintijd van de kerk betreft, die tevens een periode van groei en bloei mag worden genoemd.

Schriftverstaan

De kerkvader Athanasius wordt wel getypeerd als de vader van de orthodoxie. Over zijn strijd met betrekking tot de persoon van Jezus Christus is veel bekend. Zijn opvattingen ten aanzien van de manier waarop de Schrift moet worden uitgelegd, hebben veel minder de aandacht getrokken. Bouter vult dit hiaat op door een analyse en verwerking van Athanasius' commentaar op de Psalmen, de Expositiones in Psalmos, een geschrift dat bedoeld was om leiding te geven aan geestelijken en leken bij het lezen van het Psalter. Deze insteek om de kerkgeschiedenis te bestuderen is even boeiend als belangrijk. Juist in de vragen rondom het Schriftverstaan, zowel de hermeneutische als de exegetische, vallen de grote beslissingen voor de leer en het leven van de christelijke gemeente. Hoe ingrijpend de consequenties daarvan kunnen zijn, wordt ook in deze studie heel helder.

Hoe kan Athanasius' uitleg van de Psalmen en in het verlengde daarvan van het hele Oude Testament worden getypeerd? Bouters voornaamste conclusie is dat de benadering van onze kerkvader uitgesproken christologisch is. Dat heeft alles te maken met de overtuiging dat Oude en Nieuwe Testament moeten worden gelezen als een eenheid. Omdat God onveranderlijk is, is er in de hele Bijbel slechts één 'spraak', zoals er ook niet meer dan één heilsplan van God is. Deze eenheid wortelt ten diepste in het werk en de persoon van Jezus Christus. De oudtestamentische woorden moeten gelezen worden in het licht van wat de evangeliën en de brieven ons meedelen. Daardoor ontdekken we dat het in de hele Schrift gaat om Christus. De profetie vindt, met andere woorden, haar verklaring door de apostolische verkondiging. Het Nieuwe Testament legt het Oude Testament uit en laat ons zien dat overal in de Schriften Christus terug te vinden is. Hij is de 'rode draad' die door Mozes en de Profeten heenloopt. Omdat de Psalmen evenzeer doorademd zijn van messiaanse verwachtingen, moeten ook deze gelezen worden vanuit de vervulling in Christus. Alles draait in het Psalter om Hem en alles ziet ook op Hem.

En Israël dan?

Wat betekent deze christologische benadering voor de positie van Israël? Welke plaats blijft er in Athanasius' visie over voor het joodse volk? Naar zijn overtuiging is er met de kruisiging van Jezus een beslissend keerpunt gekomen in het heilsplan van God. Er kwam een eind aan de tijd waarin Israël volk van God genoemd kon worden. Deze benaming is nu overgegaan op een nieuwe entiteit, namelijk de , kerk zelfs uit de heidenen, waartoe ook een aantal kerk bekeerde joden gerekend kan worden. De tegenstelling tussen het 'oude' te en 'nieuwe' volk van God is radicaal. Door hun afwijzing van Christus 'is Israël als volk verworpen en roept Christus nu de volkeren als geheel, waarbij individuele Israëlieten ingevoegd kunnen worden. Door de verwerping van Christus is Israël nu onder de macht van de demonen geraakt' (p. 348).

Een rode, maar ook een zwarte draad

De visie van Athanasius laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Na lezing van dit proefschrift kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat de vervulling van de eschatologische verwachting in Christus impliceert dat Israël als volk heeft: afgedaan in het heilshandelen van God, dat de kerk als nieuw volk van God in haar plaats is gekomen en dat alle rechten en voorrechten van het 'oude volk' zijn overgegaan op de kerk, inclusief de belofte van terugkeer uit de verstrooiing en nationaal herstel in het land van de belofte. Weliswaar rekent Athanasius met een toekomstige bekering van joden die in de kerk zullen worden opgenomen. Dat neemt evenwel niet weg dat Israël als natie voor eens en voor altijd is afgeschreven. Door het Psaltercommentaar van de kerkvader loopt niet alleen de rode lijn van de christologische duiding, maar ook de zwarte draad van de anti-joodse interpretatie. Athanasius laat geen kans onbenut om de hardnekkigheid en trouweloosheid van Israël breed uit te meten. Alle ellende die het joodse volk na Goede Vrijdag moest meemaken, heeft het aan zichzelf te wijten. Zij hebben het over zichzelf afgeroepen: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen. Dat behalve de joden ook de Romeinen - de heidenen dus - een actief aandeel hadden in de kruisiging van Jezus, laat Athanasius buiten beschouwing.

Neemt Bouter de benadering van Athanasius voor zijn rekening? In het algemeen wel. Hij geeft er geen enkele blijk van moeite te hebben met diens stellingname ten aanzien van Israël. Van enige huiver vanwege de vele negatieve uitlatingen aan het adres van de joden valt niets te bespeuren. Veelzeggend is zijn conclusie dat Athanasius' visie ten aanzien van de verwerping van Israël en de daaraan verbonden overgang van de voorrechten van Israël op de kerk geheel aansluit bij het Nieuwe Testament (p. 302). Alles wijst erop dat de leermeester ook in dit opzicht geheel naar het hart van de leerling spreekt. Bouters enige kritische kanttekening betreft het feit dat Athanasius te weinig rekening houdt met de continuïteit tussen Gods oude volk - Israël - en Gods nieuwe volk, de kerk. Deze dwarsverbinding is gelegen in de restgedachte, in het feit dat God nog altijd een overblijfsel uit Israël heeft vastgehouden en heeft ingevoegd in het nieuwe volk Gods. Heidenen die tot geloof in Jezus Christus komen, worden in die zin ingelijfd bij Israël, dat ze samen met de bekeerde joden het nieuwe Israël, de kerk vormen.

Het springende punt

De schrijver zal het me niet kwalijk nemen dat ik met name over dit aspect van zijn studie met hem in gesprek ga. Ik realiseer me dat ik daarmee voorbij ga aan de vele mooie passages in zijn proefschrift. Ik kies er toch bewust voor vanwege het belang van de zaak. Trouwens, Bouter roept zelf deze discussie op, niet alleen door in de evaluatie zo nadrukkelijk in te gaan op de consequenties van Athanasius' hermeneutische benadering van de Psalmen voor onze visie op Israël, maar ook door de tamelijk uitdagende wijze waarop hij later in de pers zich heeft uitgelaten over deze kwestie.

Om meer dan één reden ben ik het grondig met de visie van Bouter oneens. Het springende punt tussen ons is niet de vraag of we in de Psalmen de stem van Christus kunnen beluisteren. Het Nieuwe Testament zelf laat daarover immers geen enkele twijfel bestaan. Trouwens, ook in de joodse exegese worden diverse psalmen messiaans uitgelegd. In dit opzicht ga ik helemaal met Bouter mee. De kwestie is evenmin of we het Psalter en andere gedeelten van het Oude Testament geestelijk mogen opvatten ten aanzien van de kerk en het persoonlijke geloofsleven. Ook daarover behoeft wat

mij betreft geen enkele discussie gevoerd te worden. Maar ik protesteer wel wanneer er sprake is van exclusieve vergeestelijking, dat wil zeggen een spiritualisering van het Oude Testament, waarbij Israël buiten boord valt. In feite is dat bij Athanasius wel het geval. Met de stad van God wordt de kerk bedoeld en Sion is niet langer de aanduiding voor een plaats die op een landkaart valt aan te wijzen, maar de gemeente uit heidenen en joden. Overigens staat Athanasius in deze benadering van het Oude Testament niet alleen.

Onterving

Al heel vroeg in de geschiedenis van de kerk heeft de gedachte post gevat dat het Oude Testament na het joodse neen tegen de Messias voortaan gelezen moest worden met het oog op de christelijke gemeente, die als het nieuwe, het geestelijke Israël kan worden beschouwd. De vergeestelijking ging gepaard met onterving van het joodse volk. De oordelen waren weliswaar nog bestemd voor het verharde en verblinde Israël, maar de beloften waren voor eens en voor altijd overgegaan op de kerk. Gods weg met zijn oude bondsvolk was voor eens en voor altijd doodgelopen. Waar deze manier van Schriftuitleg toe kan leiden, treffen we aan bij de kerkvader Chrysostomus, die de synagoge gelijkstelt aan 'een theater, een poel van zonde en bederf, een herberg van demonen waar men hoeren en toneelspelers aantreft'. De joden zijn, zo meent Chrysostomus, nog erger dan de demonen: 'roofzuchtig, gierig, bedrieglijk; zij zijn een gemeenschappelijk verderf en ziekte voor de gehele bewoonde wereld'. Zomaar een enkel citaat uit één van de preken van deze kerkvader. Zonder overdrijving kan men stellen, dat de vroegchristelijke hermeneutiek, die staat voor vergeestelijking, gepaard aan de substitutie-gedachte, de voedingsbodem is geweest voor een theologisch en kerkelijk anti-judaïsme, waardoor mede een bloedig spoor van jodenvervolging door de hele geschiedenis heen is achtergebleven. Bouter ontkent weliswaar dat er bij Athanasius sprake is van vervanging. Zelf kiest hij voor de term verbreding of vervulling. Naar mijn inzicht is daarmee echter te weinig gezegd. Alle water van de zee wast niet af dat in de zienswijze van Athanasius het verbond van God met Israël als volk is opgeheven vanwege het joodse neen tegen Jezus. Van een nationale bekering kan dan ook geen sprake zijn, evenmin van een terugkeer naar het joodse land. De Iandbelofte is eenvoudig verdampt. Als er nog wat voor joden te verwachten valt, dan is het zich individueel te voegen bij het nieuwe volk Gods. In het verlengde daarvan begrijpen we dat Athanasius het Psalmboek niet langer kan zien als het gebedenboek van Israël, maar als het liederenboek van de Kerk. Stelde S. Gerssen ooit dat juist in het lezen en zingen van de Psalmen wij ons verbonden weten met de synagoge, in de visie van Athanasius en van Bouter is het Psalter juist een splijtzwam geworden tussen kerk en Israël. Het Psalmboek is voortaan ons exclusieve bezit, evenals de rest van het Oude Testament.

Naar mijn inzicht is het onverantwoord dat Bouter de gevolgen die deze benadering in de geschiedenis heeft gehad buiten beschouwing laat. Hij had zich toch op z'n minst daarvan rekenschap moeten geven en zich tegen de risico's daarvan dienen af te schermen. Ik vind het echt naïef en wetenschappelijk onder de maat om na de kruistochten, de pogroms en de Grote Nacht van Hitler-Duitsland net te doen alsof er niets gebeurd is en op deze manier de kerkvaders ten voorbeeld te stellen. Wie zelf meent zijn historisch onderzoek te moeten actualiseren, zal de les van geschiedenis hebben te verdisconteren. Dat geldt wat Israël betreft te meer als we ons realiseren hoezeer het antisemitisme de laatste jaren in tal van landen opnieuw de kop opsteekt.

Eigen traditie

Ik stip nog een ander aspect aan. Wat betekent het voor Bouter dat uitgerekend in onze eigen traditie velen hebben afgerekend met deze manier van vergeestelijking? We zijn er toch dankbaar voor te mogen staan in de traditie van de Nadere Reformatie? In navolging van de Engelse en Schotse Puriteinen hadden de 'oude schrijvers' oog en hart voor de blijvende positie van het joodse volk in het heilshandelen van God. Daarbij speelde de hermeneutische benadering van het Oude Testament een centrale rol. Door de beloften voor Israël niet exclusief geestelijk te duiden, kregen ze oog voor het tegoed van het Oude Testament, voor de blijvende geldigheid van de oudtestamentische beloften voor Israël en daardoor voor de machtige toekomst van heil voor het joodse volk, inclusief de terugkeer naar het beloofde land. Dat dit heilvolle perspectief voor de oudvaders niet buiten de toewending tot Christus om kan gaan, zal waar zijn. Waar het op aankomt, is dat zij wars waren van een spiritualisering van het profetische Woord ten koste van het concrete joodse volk. Men leze slechts de betreffende passages uit Brakels Redelijke, Godsdienst. God heeft het verbond met Israël niet definitief opgeheven. Ondanks alles breekt Hij zijn belofte aan zijn volk niet. Men heeft te weten, zo schrijft vader Brakel, dat in het hele Nieuwe Testament, het woord Israël nooit en nergens staat voor de kerk van het Nieuwe Testament. Daaronder wordt altijd de 'Joodsche Natie' verstaan. Het is voor mij echt onbegrijpelijk dat Bouter met zulke zevenmijlslaarzen door de kerkgeschiedenis kon stappen, dat hij dergelijke opvattingen zelfs niet heeft gewogen. Ik heb het dan nog niet eens over de vele recente publicaties uit eigen kring, waarin tal van argumenten zijn aangevoerd om aan te tonen dat de hermeneutische benadering die Bouter - in navolging van Athanasius - voorstaat onhoudbaar is. Dat daaraan geen enkele serieuze aandacht is gegeven, is hem naar mijn inzicht kwalijk te nemen.

Onbijbels

Daar komt nog een laatste en belangrijkste punt bij. Bouters conclusies zijn niet alleen onverantwoord in het licht van de geschiedenis, onbegrijpelijk vanwege onze eigen traditie, maar ook onhoudbaar op basis van de Schrift zelf. Ik laat de uitleg van Romeinen 9- 11 buiten beschouwing. Overduidelijk is naar mijn overtuiging dat de apostel daar niet alleen spreekt over een bekeerde rest van Israël, maar ook over een heilvolle verwachting voor 'gans Israël' (25-27). Het valt me op dat Bouter in zijn pleidooi om de kerk als het nieuwe volk van God te zien met name Efeze 2 : 11-22 aanvoert. Uitgerekend dit hoofdstuk pleit naar mijn overtuiging nu juist voor een tegenovergestelde visie. Wat wil Paulus in het tweede en derde hoofdstuk van deze brief zeggen? Dat de tussenmuur die eeuwenlang scheiding maakte tussen Israël en de andere volken door het offer van Christus is neergehaald. De heidenen die eerst veraf stonden, mogen nu dichterbij komen en delen in hetzelfde heil als het joodse volk. Maar waar lezen we dat deze verbreding van het verbond leidt tot verwerping van het joodse volk? Opvallend is dat de apostel hier meermalen het woordje 'mede' gebruikt (Ef. 2 : 19, 22; 3 : 6). De heidenen mogen nu mede-erfgenamen worden. Welnu, als wij mede-erfgenamen zijn, dan is er ook nog altijd een eerste erfgenaam en wie anders kan daarmee worden bedoeld dan Israël? Wat voor basis hebben wij te denken dat het recht van de eerste erfgenaam vervallen zou zijn? Paulus reikt ons de goede leesregel van de Schriften aan. Het joodse volk is en blijft het eerste adres voor de beloften van het Oude Testament. Wij als heidenen mogen er vervolgens ook bij komen staan en deze beloften lezen met het oog op de vervulling in Christus en zijn gemeente. Dan is er van onterving of onteigening geen sprake meer, maar verwonderen we ons erover dat het heil via Israël tot ons is gekomen en zien we met groot verlangen uit naar de tijd dat God zijn beloften ook en opnieuw aan het joodse volk zal vervullen.

Israël en de eindtijd

Ik vind het echt jammer, dat collega Bouter aan deze zaken voorbij is gegaan. De pagina's waarin hij hierover schrijft, ontsieren zijn prachtige studie. Ik meen het oprecht als ik zeg dat hij een waardevolle en knappe dissertatie heeft geschreven. Zijn uitweidingen over Israël beschouw ik echter even hartgrondig als een betreurenswaardige inktvlek op zijn boek. Ik had voor een lief ding anders geschreven, maar ik wil eerlijk zijn en ik weet dat velen in onze kring er niet anders over denken. Ik zou het erg op prijs stellen als - opnieuw - de discussie over deze zaken onder ons weer opgepakt kon worden. Zeker in het licht van wat er momenteel in de wereld gebeurt en van wat ons nog te wachten staat, kan het naar mijn overtuiging niet langer lijden om Gods plan met Israël uit de Bijbel op deze wijze weg te exegetiseren. Vlak voor het schrijven van deze recensie las ik een uitspraak van de

terroristX)sama bin Laden, die zei dat Amerika geen vrede meer zou kennen, alvorens er vrede zou zijn in Palestina. Hij bedoelde: eer Israël van 'islamitische bodem' zal zijn weggevaagd. De wereldgeschiedenis spitst zich steeds meer toe op Israël. Jeruzalem wordt in toenemende mate een lastige steen die alle volkeren - de Verenigde Naties? - moeten heffen (Zach. 12 : 3). Wie blind is voor de blijvende positie van Israël heeft ook geen oog voor dit indringende teken van de eindtijd. Onze manier van bijbellezen heeft alles te maken met onze duiding van het wereldgebeuren. In dit opzicht schiet de eenzijdig christologische duiding van het Oude Testament die Bouter in zijn proefschrift verdedigt ernstig tekort.

M. VAN CAMPEN, WADDINXVEEN

N.a.v. P. F. Bouter, Athanasius van Alexandrië en zijn uideg van de Psalmen. Een onderzoek naar de hermeneutiek en de theologie van een psalmverklaring uit de vroege kerk, 379 pag., Zoetermeer 2001.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Een fraaie studie met een lelijke inktvlek

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's