Een uit duizend!
'Is er dan bij hem een Gezant, een Uitlegger, een uit duizend, om de mens zijn rechte plicht te verkondigen, zo zal Hij hem genadig zijn en zeggen: Verlos hem, dat hij in het verderf niet neerdale, Ik heb verzoening gevonden.' [Job 33 : 23 en 24]
Deze Godswoorden zijn uitgesproken door Elihu. Er was een patstelling ontstaan. Aan de ene kant stonden de drie vrienden van Job. Het zullen je vrienden maar wezen. Zonder enig bewijs begonnen zij Job te beschuldigen van goddeloosheid. Hun redenering was simpel: zoiets als jou overkomen is, Job, overkomt iemand niet zomaar. Er moet dus wel iets aan de hand zijn. Jij zult de kat wel in het donker hebben geknepen en God weet dat natuurlijk. »_ Beken het nou maar, dan kan het nog wel goed met je komen. Aan de andere kant stond Job. Nooit heeft hij ontkend een zondaar te zijn, integendeel. Wel, dat hij in de specifieke zin een godloochenaar was zoals zijn 'vrienden' suggereerden. Wie zal in deze patstelling het verlossende woord spreken? Steeds luider klinkt dan ook uit de mond van Job de roep om een scheidsrechter. Niet alleen in het geding dat Job heeft met zijn vrienden, maar ook met God.
Straks zal God zelf het verlossende woord spreken. Hij antwoordt Job uit een onweder, een stormwind. Het zal ertoe leiden, dat niet alleen de vrienden de mond wordt gesnoerd, maar dat ook Job zelf de hand op de mond zal moeten leggen. Wie niet? Gelukkig de mens, die heilig zwijgen leert. Ik heb gesproken, dingen die ik niet verstond. U bent alleen maar wijs, ik niet. Zover is het nu nog niet. Elihu, een toehoorder van de gesprekken tussen Job en zijn vrienden, neemt het woord. Hij heeft tot dusverre alleen maar geluisterd. Nu kan hij echter niet meer zwijgen. Hij gaat spreken om voor zichzelf lucht te krijgen (Job 32 : 20). Hij staat op springen.
Wat zegt hij? Wijze dingen, die in zekere zin het spreken van God voorbereiden. Hij is echt een gezant, een uitlegger, een uit duizend. De meeste mensen praten maar wat aan. Ondoordachte, ondoorleefde woorden. Daarvan vindt men er wel negenhonderdnegenennegentig. Goedbedoeld wellicht, soms zelfs dogmatisch om door een ringetje te halen, en toch bla-bla... Nee, zo is Elihu niet.
Kijkt u maar naar wat hij zegt. God spreekt als regel een paar keer in mensenleven, zegt Elihu. Niet waar, zegt u. Hij spreekt iedere dag en in elk geval iedere zondag. U hebt gelijk. Maar Elihu bedoelt dat God slechts een of hooguit twee keer (even verderop zegt hij iets royaler twee of drie keer) op heel bijzonder wijze tot de mens spreekt. En wel door middel van een bijzondere beproeving of kastijding. Hij kan dat doen om een mens aan het kwaad, waarin hij ligt, te ontdekken. Dat was bij Job niet het geval. Maar Hij kan het ook doen om de mens voor het kwaad, dat hij nog niet doet, maar dat wel op de loer ligt, te waarschuwen. Nu, die mogelijkheid mag zelfs Job niet uitsluiten, al had hij Gods woord in zijn hart verborgen. Daar staat immers ieder kind van God aan bloot. Zelfs de allerheiligste. Hield Job daar niet wat te weinig rekening mee? Elihu vindt kennelijk van wel. Job staat bloot aan het gevaar van hoogmoed, van spreken tegen God, van meer te zeggen dan je weet, van God van onrecht beschuldigen. Is dat geen zonde? Is dat soms minder erg dan loeren naar de huisvrouw van je naaste, dan de arme zijn brood onthouden en de naakte niet kleden?
Nu, om een men? "an zulke dingen te weerhouden, kar. God dus ook spreken in zijn leven. Heel indringend door kruis en tegenspoed. Door ziekte (zoals bij Job), met smart, zegt Elihu, op je legerstede. Zodat je zelfs het kostelijke brood verfoeit en geen trek hebt in begeerlijke spijze. U begrijpt, het kan ook nog op tal van andere manieren. Het skala van beproevingen, dat God weet toe te zenden is even onbeperkt als dat God Zelve is! U hoeft dus niet vreemd op te kijken als uw beproeving hier niet bij staat. Feit is dat God erdoor spreekt, tot u, een mens, een paar keer slechts in een mensenleven, heel direct. Dan is het zaak goed op te merken. Wellicht wil Hij je afhouden van kwaad, datje bedreef, of dat er nog niet is, maar wel zou kunnen komen. Al was het maar het kwaad van hovaardij.
Wat fijn, als er dan een gezant bij je is. Het woord gezant (bode, engel) staat in de Statenvertaling met een hoofdletter geschreven. Het lijkt alsof de vertaler dus aan Christus heeft gedacht. Wie echter de kanttekening raadpleegt ziet, dat dit niet het geval is. In elk geval niet in eerste instantie. Elihu bedoelt gewoon iemand, die als Godsman, als profeet en leraar, je de weg wijst. Hij noemt zo iemand ook een uitlegger. Daar wordt een woord gebruikt, dat elders (in de geschiedenis van Jozef in Egypte) als taalman, tolk wordt vertaald. Het gaat hier dus om een vertolker en toepasser van de hemeltaal van God. Iemand, die je namens de Heere op je schuldige plicht wijst. Al bedoelt Elihu hier natuurlijk niet zichzelf, hij was tegenover Job wel zo iemand. Een goed gezant is medicijn. Zo iemand veroordeelt je niet zonder grond en reden, zoals de drie 'vrienden' hebben gedaan. Maar zo iemand spreekt je evenmin naar de mond. Een echte Godsgezant verkondigt je wat je aan God verschuldigd bent. Je rechte plicht. En die bestaat daarin, datje de kastijding ter harte neemt, datje tot God ernstig bidt. Gelukkig als je zo'n gezant van God bijv. aan je ziekbed hebt. Een hemeltolk. Een mens, die het grote goud van de Schrift voor jou uiteenlegt in bruikbare pasmunt. Eerlijk, getrouw, ontdek-
kend en vermanend. Ja inderdaad, zoals de grote Gezant en Hemeltolk, Christus dat heeft gedaan. Hij meer en beter dan wie anders ook. Hij deed het niet zeldzaam (een uit duizend), maar uniek.
Een goed gezant is medicijn, zo zeiden we. Ja, natuurlijk alleen dan als ernaar geluisterd wordt, zoals een medicijn alleen dan werkt als je het inneemt. Waar iemand de rechte plicht, die hem vertolkt wordt, nakomt en zich tot God ernstig wendt, daar zal God genadig zijn en zeggen: Verlos hem, dat hij in het verderf niet neerdalen zal. Ik heb verzoening gevonden. Verzoening. Het Nieuwe Testament spreekt over het rantsoen. Dat is een Oudnederlands woord, dat betekent losprijs. Vergelijk het Engelse woord ransom en het Franse rangon, dat aan het oude Nederlandse woord rantsoen verwant is. Hoe verlangde Job naar een Losser (mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot), naar iemand, die God, die zijn vijand leek, en hem bijeen zou brengen. De roep om Christus is in zijn woorden zeker niet afwezig. Elihu mag hem voorhouden (ook dat hoort bij de taak van uitlegger en gezant) dat God zal zeggen: Ik heb losgeld gezocht en gevonden. Geld waarmee Ik jou loskoop, zodat je niet in de verlorenheid ten onder gaat. Dat zegt de Heere tot eenieder, die ook nu nog zijn schuldige en rechte plicht verstaat.
Dat wil zeggen: Die zich tot God wendt om bedekking en om losgekocht te worden. Ik kan de prijs der ziele, dat rantsoen, aan God in tijd noch eeuwigheid voldoen. Maar dat hoeft gelukkig ook niet. Hij heeft verzoening gevonden en daarom klinkt het hoog bevel: Verlos hem, dat hij in het verderf niet zal neerdalen.
J. L. SCHRJEUDERS, AALST
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 2003
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 2003
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's