Duizend geslachten
Het verbond in kerk en gezin [1]
De 21e eeuw typeert zich tot dusver als een tijd van individualisme. Ieder voor zich. Heeft zoiets als het verbond vandaag nog wel betekenis?
Belangrijk bij het woord verbond is de gedachte van gemeenschap. Bij verbond gaat het nooit om iemand alleen. Dat zit al in het Nederlandse woord zelf. Verbond is immers afkomstig van verbinden. Twee of meer gaan zich met elkaar verbinden, gaan een verbond met elkaar aan. De verbondsgedachte kan dus totaal niet overweg met het hedendaagse individualisme, waarin slechts aan zichzelf gedacht wordt. Bij verbond zijn er altijd minimaal twee. Er is altijd een ander. Dus ook een relatie met die ander.
Genade
Zo komt het in de Bijbel ook voor. Verbond wil zeggen dat er gemeenschap is. God poneert gemeenschap met mensen, opdat deze mensen van de weeromstuit gemeenschap met Hem willen aangaan.
Aangezien het daarbij altijd gaat om zondige mensen tegenover een heilig en rechtvaardig God, kunnen we het wonder van gemeenschap tussen God en mens slechts weergeven door het woord genade toe te voegen aan verbond. Het gaat om een genadeverbond, een verbond uit alleen genade met ons aangegaan, terwijl de inhoud van het verbond ook pure genade is. De gemeenschap die in het verbond besloten zit is daarom gemeenschap uit genade. Het is onverdiend.
Kort gezegd gaat het bij deze genadige verbondsgemeenschap om twee zaken.
Ten eerste gaat het om gemeenschap met God.
Ten tweede gaat het om gemeenschap tussen gelovigen onderling, ook wel genoemd de gemeenschap der heiligen.
Gezin en familie
Verbond als gemeenschap betekent dus dat het karakter van het verbond meebrengt dat gezin en familie van groot belang zijn. Een belang dat voor deze tijd alleen maar onderstreept kan worden, omdat deze tijd bol staat van het ‘als los zand aan elkaar hangen’. Samenlevingsstructuren die geborgenheid bieden worden steeds schaarser. Het dorp en de buurt in de stad functioneren steeds minder als sociaal verband. Daarom is gezins- en familieverband met name vandaag uitermate belangrijk. Het verbondsdenken is daarom ook sociaal gezien cruciaal. Daarnaast is de kerk als gemeenschap onopgeefbaar. Niet alleen sociaal gezien, maar met name verbondsmatig beschouwd. Het diepste geheim van de kerk is toch dat de kerk lichaam van Christus is. Hij is het Hoofd, wij zijn de leden van dat lichaam. Dat hangt ook hiermee samen dat God Zijn verbond altijd opricht met ons en ons zaad. Het gaat de geslachten door. Daarom heeft de kerk ook iets van het taaie van de lange adem. De trouw van God constitueert de kerk, Zijn lankmoedigheid draagt haar.
Das omgedaan
In de trouw en lankmoedigheid van God ligt ook het concentratiepunt van de volkskerkgedachte. De verbondstrouw van God en Zijn lankmoedigheid gaan veel verder dan onze geloofsgehoorzaamheid. Gods verbond telt duizend geslachten. Achterkleinkinderen gaan weer voort in het geloof van hun overgrootouders.
Hoewel wij naar het oordeel der liefde allen voor gelovigen houden die in leer en leven niet het tegendeel uitdragen, gebeurt het ook dat er afgehaakt wordt. Vandaag helaas op grote schaal. Dat doet aan de ene kant vrezen voor Gods verbondswraak, waarin we vallen in het oordeel der verharding. Aan de andere kant zal ons dat des te meer aansporen tot het doen van een appèl op de genade van Gods verbond. Er blijft dus hoop voor onze (achter)kleinkinderen.
Tegelijk mogen we niet slordig omgaan met de grote reikwijdte van het verbond. We mogen ons niet te snel rijk rekenen. De Nederlandse Hervormde Kerk heeft dat met de kerkorde van 1951 helaas wel gedaan door het apostolaat vóór het belijden te plaatsen. Daardoor kwam er zoveel aandacht voor het apostolaat dat het belijden tekort is gekomen.
Met het gevolg uitholling van het belijden, met daarvan weer het gevolg dat het apostolaat inhoudelijk werd leeggezogen. De wereld werd niet veroverd door en voor het evangelie. Het ging andersom. Het evangelie werd de das omgedaan door opgaan in de wereld. De (her)kerstening van de Nederlandse samenleving is op niets uitgelopen, omdat het zout bedorven raakte. Het lukte niet de vele doopleden en geboorteleden die van het evangelie vervreemd waren, terug te winnen.
Waardigheid
Te vrezen is dat vandaag hetzelfde zich zal herhalen bij de Protestantse Kerk, met haar missionaire drang. Op zich is die drang prima, want zeer bijbels. Maar hoe bijbels functioneert het in de Protestantse Kerk? Gaat het echt om de eer van God en de zaligheid van mede-zondaren? Of spelen oneigenlijke motieven een rol, zoals zich in zelfhandhaving opkrikken, of verloren kerkelijke invloed willen terugwinnen, of heenlopen om de hete brij van verootmoediging over kerkelijke zonden die mede oorzaak zijn van de huidige secularisatie?
Bovendien is er nog iets. De Protestantse Kerk wekt de indruk vooral te mikken op eigentijdse vormen van missionaire activiteiten. Het moet overkomen als heel hedendaags. Op zichzelf zit daar iets goeds in. Toch zijn er valkuilen. De waardigheid en ernst van het evangelie vraagt toch ook bepaalde vormen.
Vormen die al te zeer gekleurd zijn door hedendaags entertainment schaden het evangelie. Ze zijn er allereerst op gericht om goed over te komen bij mensen, het leuk te maken, terwijl uit het oog wordt verloren om allereerst ‘goed over te komen’ bij Christus en de Geest. De eerste insteek is dan niet om mensen besneden van hart te doen zijn. Eerste insteek is om aan te sluiten bij wat in mensenharten leeft. Er wordt zo zeer gefocust op de vorm, dat het gevaar dreigt dat de inhoud niet echt aan bod komt. Het missionaire dreigt te blijven steken in mede menselijkheid, terwijl Christus als Verzoener van onze zonde, met de oproep tot inkeer en wederkeer, uit het blikveld raakt. Een zaak als de vreze des Heeren, waarin getracht wordt uit ontzag en eerbied voor God zonde te haten en te ontvluchten, komt al helemaal niet in het vizier.
Precieze grenzen
Ondertussen wil ik wel rechtovereind laten staan het belang van werkelijk missionair gericht zijn. Wat dat betreft verheug ik me, ondanks de geuite zorgen, over de missionaire drang van de Protestantse Kerk. Die missionaire gerichtheid is goed en dient er te zijn op hen die werkelijk geen enkele relatie hebben tot het evangelie.
Ze dient er zeker ook te zijn op hen die toch nog op enigerlei wijze in relatie tot Gods verbond staan. En wie zal in Nederland, dat tot 150 jaar geleden nog een gedoopte natie was, de precieze grenzen van het verbond kunnen bepalen? De Bijbel spreekt toch over een geldigheid van het verbond tot in duizend geslachten. Dat geeft dus blijvende hoop voor alle evangelisatiearbeid. Een arbeid die naar mijn gevoel het beste uit de verf zal komen met minimale organisatieactie en maximale geloofsbetrokkenheid van de gemeente. Waar de gemeente brandt van liefde tot Christus en gloeit van bijbelse bewogenheid voor verloren zondaren, daar zal spontane evangelisatiedrang geboren worden, die zegenrijk werkt. Zo was het in de Vroege Kerk van de eerste eeuwen ook.
Ontferming
Het eerste in alle kerkenwerk is niet dat er opgeroepen wordt tot geloof en bekering. Het eerste is dat er uitgeroepen wordt dat God in Christus vol is van genade en ontferming voor verloren zondaren. Een bijbelse gedachte die geheel spoort met het verbond. Immers, niet de oproep ja te zeggen tegen Gods verbond is primair, maar de uitroep dat God in Christus Zijn verbond opricht met de gelovigen en hun nageslacht. De Bijbel leert ons nergens om bij de mens te beginnen. De Schrift roept ons daarentegen op te beseffen dat alle dingen uit, door en tot God zijn.
Uiteraard komt dat niet in mindering op de oproep tot geloof en bekering. Integendeel, juist het beginnen bij God en Zijn werk in Christus maakt dat de oproep tot geloof en bekering geen slag in de lucht wordt, maar geladen is met hemelse vol macht.
Eigen verantwoordelijkheid
Kerngegeven is en blijft in alle gevallen dat de gemeente als verbondsgemeente geheel floreert in het krachtenveld van Gods verbondsgenade. Dat zal aan de ene kant uitsluitend afhangen van het zaligmakend werk van God de Vader, door Christus Jezus, in de kracht van de Heilige Geest. Aan de andere kant staat hierin ook de eigen verantwoordelijkheid van de gemeente recht overeind. De gemeente dient wakker te zijn en waakzaam. Zij dient haar verantwoordelijkheid voor honderd procent te honoreren door in diepe geloofsafhankelijkheid alles wat ze nodig heeft van haar God te verwachten en te ontvangen.
Geloofsoefeningen, zoals zich in schuldbesef verootmoedigen voor God, het pleiten op Gods beloften, het vertrouwen op Christus, dienen zeer actief plaats te vinden. Stille tijd voor gebed, voor omgang met Gods Woord, voor het overleggen van de verborgenheden der godzaligheid, voor het scherpen van de geestelijke wapenen en het hanteren ervan, dienen zeer hoog op de agenda te staan.
En dat niet alleen voor eigen geloofsleven, maar evenzeer met het oog op de jeugd. Het getuigt van ongeoorloofd geloofsegoïsme als godsdienstig leven niet plaatsvindt met het oog op komende geslachten. Het monster van het huidige individualisme mag hier niet toeslaan. Dat zou een ander monster, namelijk dat van de secularisatie, oproepen.
Alle hens aan dek
Hier dient het verbondsmatige gemeenschapsdenken de toon aan te geven. Dat betekent dat gezin en kerk alle hen aan dek dienen te hebben.
Dit vraagt van alle ouders, van allen die in de kerk werken, grote betrokkenheid in het geloof en gerichtheid op het komend geslacht. Alle opvoeders dienen zelf niet te verschralen in het geloof. Ze dienen daarentegen voortdurend alert te zijn op toename in de genade en kennis van Gods verbond in Christus, opdat ze niet verdord en steriel, maar vruchtbaar kunnen functioneren naar jongeren toe.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 januari 2008
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 januari 2008
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's