Aanroepen is vooral danken
Bidden [2]
Wat is bidden? Wat een vraag. Het antwoord ligt voor de hand. We kennen immers de eenvoudige verklaring: bidden is spreken met God. Er is toch geen eenvoudiger antwoord?
I s het afdoende te zeggen dat bidden spreken met God is? Er is toch enige voorzichtigheid op zijn plaats. Wil je je ideeën op het juiste spoor houden, dan is het goed om vanuit God naar beneden toe te denken. Dus van boven naar beneden. Dat moeten we niet omdraaien. Wie sprak er eerst? God. De Hebreeënschrijver zegt: ‘God, voortijds en veelmaal en op velerlei wijze tot de vaderen gesproken hebbende door de profeten, heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door Zijn Zoon.’
Deze gedachtegang wordt onderstreept door de catechismus, waar we leren dat het spreken van God en de daden van God in Christus door de christen worden beantwoord met een leven van dankbaarheid. Het voornaamste stuk van de dankbaarheid, zegt de catechismus, is bidden, het aanroepen van Gods Naam.
Twee eenzijdigheden
We moeten echter voor twee eenzijdigheidheden in het gebed waken: alleen dankzegging of alleen schuldbelijdenis. Bidden is niet alleen maar dankzegging. Je hoort mensen soms alleen maar bidden: ‘Vader, dank U wel.’ Ze hebben geen noden waarmee ze tot de Heere vluchten, geen zonden te belijden. Alleen maar danken. Geen aanbiddingen, geen smekingen, geen schuldbelijdenissen. Aan de andere kant kun je soms alleen maar schuldbelijdenissen, smekingen horen en geen dankzeggingen vernemen. Ook dat is niet goed. Dankzegging hoort wel degelijk in het gebed. Dankzeggen en schuld belijden horen bij elkaar.
Beantwoorden
Wanneer in ons leven de genade van God in Christus wordt geopenbaard door Woord en Geest, dan beantwoorden we deze genade in een leven van dankbaarheid. Die dankbaarheid uit zich onder andere in bidden tot God.
De satan kan het verlossingswerk van God niet te niet doen. Dat weet hij maar al te goed. Maar hij wil dit werk van God
ondergraven door ondankbaarheid te zaaien. Hij bracht de mens ten val. Hij insinueerde bij Eva dat Gods goedheid geen volledige zegen voor de mens inhield, omdat
God de mens kennis achterhield, namelijk dat de mens als God zou zijn. Door de ogen van Eva te richten op dat wat de mens van of in de ogen van God niet mocht nemen, was de boze in staat om de aandacht af te leiden van alles wat God de mens gegeven had. Het zaad van ondankbaarheid is gauw gezaaid en schiet snel wortel. De vrouw was meteen God ongehoorzaam, bracht haar man tot eten en stortte de hele mensheid in totale verwoesting.
Wat we niet hebben
Deze tactiek van de boze is ons niet vreemd. Hoe vaak worden we niet verzocht om te kijken naar wat we niet hebben, in plaats van onze zegeningen te tellen? Hoeveel van onze gebeden missen een waarachtig dankbaar hart?
Het is verkeerd om tot God te naderen zonder dankbaarheid. We hebben Hem te danken met ons hele hart. Voor de gave van Zijn Zoon, het Evangelie, voor Zijn Geest en voor Zijn Woord, voor bewarende genade, voor Zijn kerk, voor een gezin, voor familie, vrienden, voor vrijheid, voor een gesprek met anderen over God en goddelijke zaken. Lees maar wat de catechismus zegt: dat God Zijn genade en Heilige Geest alleen aan hen wil geven die Hem met hartelijk zuchten zonder ophouden
daarom bidden en daarvoor danken. Dankbaarheid richt onze aandacht op Gods goedheid. Vult onze gedachten met aanbidding, vernedert onze ziel vanwege Zijn genade en schenkt ons
hoop op Zijn beloften. Wie dankbaar is, ziet steeds meer van de zegeningen die God geeft. Daardoor wordt de band met God versterkt.
We moeten dan niet verbaasd zijn dat de duivel hier juist zijn pijlen op richt. Hij doet van alles om het dankbare leven in afhankelijkheid van God te verstoren, zodat bidden zinloos wordt.
Leren
Het gebed voornaamste stuk van de dankbaarheid. Hoe leer ik deze houding? Het boek Handelingen helpt ons. Het toont ons hoe het kerkelijk leven van de eerste christenen eruit zag. ‘Ze waren volhardende in de leer van de apostelen, en in de gemeenschap, en in de breking van het brood en in de gebeden.’ Uit deze houding van de
naar de tijdgeest. Het postmodernisme is naar mijn inzicht niet alleen een valkuil voor de gereformeerde spiritualiteit, maar biedt ook ongedachte kansen.
Ons leerboek ademt een geloofsbeleving die geheel enig in zijn soort is. Hier geen ervaringsdrift die haar oorsprong vindt in het vrome hart van de mens, maar een bevinding die ontspringt aan de heilsopenbaring van God in Christus, zoals deze te vinden is in de Schrift en wordt ingedragen in het hart door de Heilige Geest. Hier ligt de grote kracht en tevens de actualiteit van ons leerboek. En het is de opdracht van de prediker om dit eigene en unieke in de leerdiensten over te dragen. Met de enige troost waarvan ons leerboek spreekt, kan een mens het leven aan en kan hij zelfs het sterven met verwachting tegemoet zien.
Repetitie
Mijn oma van moeders kant kende de hele catechismus uit haar hoofd. Die had ze geleerd tijdens de belijdeniscatechisatie en de leerdiensten waren telkens weer een repetitie daarvan voor haar geweest. Als ik haar bezocht, dan sprak ze erover op een manier dat ik merkte: dit zit niet alleen in haar hoofd, maar ook in haar hart. De leer van de Heidelberger was haar tot troost en tot richtsnoer geworden voor het leven van elke dag.
Jongeren
De vierde reden waarom ik graag uit de catechismus preek, is dat de leerdiensten mij de kans bieden om het merg van de Reformatie door te geven aan de jongeren van de gemeente. Collega ds. Harmen van Wijnen, die als directeur verbonden is aan de HGJB, heeft als zijn zorg uitgesproken dat over tien jaar onze jeugd geen benul meer zal hebben van wat de gereformeerde leer ten diepste inhoudt. Eind 2008 luidde hij de alarmbel. Naar zijn waarneming zijn onze jongeren in rap tempo vervreemd geraakt van het gereformeerde belijden en dat zal alleen nog maar erger worden in de toekomst, zo vreest hij.
Voor zover ik kan overzien, is het opvallend stil gebleven onder ons na deze cri de coeur. Ik deel de zorg van Van Wijnen in hoge mate, maar ik denk dan wel onmiddellijk: daar zijn we toch zelf bij en daar zijn we als kerkenraden en predikanten toch mede verantwoordelijk voor? Hebben we nog wel de moed om de hoofdlijnen van het gereformeerde belijden aan de orde te stellen in prediking en catechese? Of laten we ons meeslepen door de ervaringshype die ons en onze jongeren vandaag overspoelt?
Juist het gebrek aan kennis van de kernen van de reformatorische theologie is een reden temeer om de catechismus te behandelen. Maar dan wel op een manier dat het ook voor onze
jongeren relevant en begrijpelijk is en aansluit bij hun belevingswereld. Het is heel opmerkelijk dat tijdens de Dordtse synode al nadrukkelijk op de jongeren werd gewezen. De catechismus-
preken mochten niet te lang en te hoogdravend zijn, maar moesten kort, duidelijk en eenvoudig zijn vanwege de ‘onkundige en tere jeugd.’
Dun bijbeltje
Ik kom tot mijn vijfde argument. Regelmatige catechismusprediking helpt predikanten om niet selectief te worden in de thematiek die zij zondags aan de orde stellen. Iedere voorganger heeft zo zijn eigen voorkeur bij het kiezen van een bijbelgedeelte voor de prediking. Een wijze ouderling zei ooit tegen me: ‘Het bijbeltje van de meeste dominees is tamelijk dun. Ze laten doorgaans veel dingen liggen.’ De leerdienst over de catechismus dwingt ons om de hoofdzaken van het christelijk geloof systematisch ter sprake te brengen. De Heidelberger blinkt uit in overzichtelijkheid en duidelijkheid, zodat alle centrale noties aan de orde komen.
Met name tijdens de bespreking van de drie grote G’s, gebed, geloof en gebod, krijgt de gemeente een schat aan onderwijs mee die het hart van het geloofsleven en van de dagelijkse praktijk raken.
Een veelgehoorde klacht is dat actuele thema’s in ons leerboek niet aan de orde komen. Vaak wordt daarbij verwezen naar de onderwerpen Israël en zending. Ook wordt genoemd de theologia religionum, de theologie van de religies die in de Heidelberger niet besproken wordt, terwijl de aanwezigheid van de islam en andere godsdiensten in ons land daar wel om vraagt in onze tijd. Wie zal het waarheidsgehalte van dergelijke opmerkingen ontkennen? De fron-
ten lagen in de tijd waarin de Heidelberger werd opgesteld ten dele anders dan vandaag. Dat neemt niet weg dat de kernen van het leven met God door alle tijden heen ten diepste gelijk blijven.
Wat de catechismus daarover zegt, is onopgeefbaar, ook voor onze tijd.
En wat let voorgangers om op een creatieve wijze actuele vraagstukken in hun leerdienst mee te nemen? Nog niet zolang geleden deed ik een onderzoekje naar de plaats van Israël in een groot aantal catechismusverklaringen uit de laatste eeuwen, met name in de bespreking van de tweede bede van het Onze Vader: Uw koninkrijk kome. Tot mijn grote verrassing ontdekte ik dat veel predikanten in de zeventiende en achttiende eeuw deze zondagsafdeling gebruikten om aandacht te besteden aan de zending en aan Gods weg met het Joodse volk. En dat terwijl ons leerboek zelf met geen woord over deze zaken rept. In de loop van de negentiende en de twintigste eeuw zijn deze noties echter vrijwel geheel uit het zicht geraakt.
M. van Campen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 augustus 2010
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 augustus 2010
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's