Publiek en privé bidden
Het gebed is het meest onvervreemdbare kenmerk van de kerk, schreef ds. Miskotte ooit. Maar durven dominees nog wel te bidden? zo vraagt prof.dr. C. van der Kooi zich af in de kroniek van Kerk en Theologie. Hij was te gast in Fuller Theological Seminary in Californië en daar zag hij godsdienstige uitingen in het openbaar, zoals een biddende moslim. In Nederland zijn we veel terughoudender met publieke religie, al zijn naast de moslims ook studenten en docenten van het Hersteld Hervormd Seminarie aan hun gewaad herkenbaar bij de Vrije Universiteit. Anderzijds is er ook verlegenheid en valse schaamte jegens het geloof.
De terughoudendheid en verlegenheid uiten zich, als ik mij niet vergis, ook bij predikanten aan als het gaat om het ambtelijk gebed. Durven we te bidden? Ik heb er geen empirisch onderzoek naar gedaan, maar in mijn eigen omgeving hoor ik nogal eens de klacht van ouderen en alleenstaanden dat er nooit iemand met ze bidt. De klacht zou misschien op vergeetachtigheid kunnen berusten, maar ik vermoed dat het in dit geval gewoon waar is. Er wordt ontstellend weinig met en voor mensen gebeden. We hebben het afgeleerd. Op de theologische opleidingen wordt aan het gebed nauwelijks enige aandacht besteed. Wij Nederlanders beseffen dat wie God nadert, zich op heilige grond bevindt. We voelen dat en dat is ook goed. Maar moet het daarbij blijven?
Kan het daarbij blijven? Als een functie van pastoraat en kerk is de dienst aan het Woord te verzorgen, dan hoort daar het gebed bij, als plaats en moment waar mensen met elkaar tot God komen en hun leven in alle simpelheid voorleggen. Goede theologie gaat niet alleen over de vraag hoe we over God praten. Dat ook, maar ze dient er onder meer toe te leiden dat we God aanspreken. Hier ligt een taak voor de opleidingen, ook voor de synode, voor opleiders, voor de predikantenbegeleiding, voor de nascholing. Immink heeft in zijn boek over de eredienst goede woorden gesproken ten gunste van het formuliergebed.
Ik hoor de waarschuwende stemmen al.
Gebed is gevaarlijk. Het wordt zo gemakkelijk misbruikt. Ik ben geen gebedsmolen. Allemaal waar. Moeten we daarom het waagstuk daarom maar niet wagen? Ik had het voorrecht uitgenodigd te worden door de president van Fuller Theological Seminary om mee te gaan naar de National Prayer Breakfast Meeting in Washington, die daar begin februari voorafgaand aan de State of die Union wordt gehouden. Amerikaanser kan het niet. Een tweedaagse samenkomst, te vergelijken met het op vele plaatsen in Nederland gehouden prinsjesdagontbijt, maar dan een paar maten groter. Wat men aantreft is 3000 mensen die op de eerste dag op allerlei plekken in de stad bijeenkomen en op de tweede dag al om half acht samen verzameld zijn in een enorme zaal, die vervolgens hermetisch wordt afgesloten omdat ook president Obama de meeting zal bijwonen en een van de sprekers zal zijn. Tijdens de vergadering doen verschillende leden van het congres een gebed onder wie Nancy Pelosi en vicepresident Joe Biden. Aan het eind doet een beroemd voetballer ( football‚ geen soccer) het eindgebed, nadat hij verklaard heeft het wel een erg lange zit te vinden en nodig naar het toilet moet. De mensen lachen, ieder voelt met hem mee. De hoofdspreker op deze morgen is Eric Metaxas, die twee bestsellers op zijn naam heeft staan, één over William Wilberforce en zeer recent een biografie van Bonhoeffer, die in de USA enorm gelezen wordt. De man maakt in zijn zenuwen grappen en grollen met Obama en getuigt tussen neus en lippen door van zijn geloof dat onvermijdelijk op zijn weg kwam. Daarna Obama, die volgens republikeinse critici er direct maar een verkiezingstoespraak van maakte, maar in mijn eigen ogen een inspirerend verhaal hield waar het geloof in Christus een substantiële plek had. (…)
Wat doen wij aan deze kant van de oceaan? Wat doen we als de religie, ook christelijk geloof niet publiek gaat? Zeker, met eerbied en ontzag. En liever zwijgen dan feitelijk de naam van God ijdel gebruiken. Maar de refl ex van aan zwijgen grenzende terughoudendheid kan er ook aan meewerken dat andere levensvisies en levensbeschouwingen de overhand krijgen of feitelijk hebben, die de mens volstrekt met zichzelf alleen laten.
In het Nederlands Dagblad wordt al een aantal weken geschreven over het persoonlijke gebed. Dien de Haan (77), oud-redacteur van de Elisabethbode vertelt aan Gerard ter Horst wat bidden voor haar betekent.
Voor het bidden houd ik een vaste regelmaat aan: ik bid voor de maaltijden, en zeker voor het slapengaan. Een stuk discipline daarin vind ik belangrijk. Ik sprak een tijdje terug een jongere die zei dat ze bad naar dat ze daar behoefte aan had. Weet je zeker dat die behoefte blijft, heb ik haar gevraagd.
En tussen die vaste gebeden door? Och, ik moet denken aan een Veluwse mevrouw met een bevindelijk geloof die me ooit vertelde dat ze het met haar grote gezin veel te druk had om op vaste tijden te bidden. Dus sprak ze met God als ze bijvoorbeeld haar kind de borst gaf. En, zo voegde ze daar in dialect aan toe, zo proat ik met God de heule dag henne – zo praat ik met God de hele dag door. (…)
Onlangs hoorde ik een oudere broeder zeggen dat hij geestelijk een beetje droog stond. Ik denk dat wij dat allemaal wel herkennen: er zijn periodes dat het geloofsleven minder intensief is. Bonhoeffer zei daarover in zijn dagboek: bid dan maar een tijdje wat minder intensief, het komt wel weer.
Het heeft er misschien mee te maken dat we in deze tijd een sterke hang hebben naar ervaring en gevoel. Maar het geloof is meer, het is ook zeker weten. Als je het geloof een tijd niet ervaart, mag je op die andere ‘poot’ van het geloof steunen. (…)
Toen ik een kind was, werd bij ons thuis ‘stil gebeden’.
Op een gegeven moment kwam mijn vader op tal te staan voor ouderling, toen vond hij het belangrijk ook ons voor te gaan in het gebed. Dat deed hij vertrouwelijk en ootmoedig; hij was gewoon de zaken die speelden aan God voor te leggen. Ik was een jaar of vijftien en maakte die verandering bewust mee, die toch wel diepe indruk op me maakte. (…)
Mag je boos worden op God, is een vraag die me regelmatig tijdens spreekbeurten en in het pastoraat is gesteld.
Jawel hoor, daar kan Hij wel tegen. Als je het dan maar rechtstreeks tegen Hem zegt, en niet achter zijn rug om over Hem roddelt. Bij mijzelf zit die boosheid niet zo in mijn genen. Ik ben het niet altijd met zijn leiding eens, maar dan zeg ik: ‘Heer, moet dit nu zo?’ Dat mag, dat is een vorm van klagen waar ook de Psalmen vol mee staan.
De vraag of het geloof echt is, overvalt ons bijna allemaal wel eens, denk ik. Zelf twijfel ik meer aan mijn eigen geloof dan aan de inhoud van het geloof. Is het groot genoeg, is het echt genoeg? Toch is dat gevaarlijk.
Voor je het weet ga je de grond voor je geloof in jezelf zoeken. Daarin ben ik heel gereformeerd: geloven is van jezelf afzien en je geborgenheid in God zoeken.(…)
Maak al je wensen bij God bekend, staat er in de Bijbel.
De grote en de kleine wensen, door te bidden en te smeken, onder dankzegging. Krijg je dan alles? Nee, maar wel de vrede van God die alle verstand te boven gaat.
Ik sluit af met woorden die ik eens las in een overweging van prof.dr. G.G. de Kruijf over de biddende gemeente. In de kerk gebeurt een heleboel, maar… ‘het gebed is het bloed van het lichaam van Christus. Het gebed neemt tijd af van eigen inspanning, het haalt de vaart uit de activiteit en overwint juist zo de traagheid.’ Wie het vatten kan, vatte het.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 mei 2012
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 mei 2012
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's