Missionair door ambten
Brieven over het ambt [6, aan de pionier, slot]
Na brieven aan de plaatselijke gemeente, de kerkenraad, de ambtsdrager, de predikant en de classis, schreef dr. A.J. Plaisier, scriba van de Protestantse Kerk, ook de pionier. Dit in het kader van het kerkelijk gesprek over het ambt. Jan Waanders, missionair werker namens de IZB in Groningen, reageert.
Beste pionier,
In een serie brieven over het ambt mag een brief aan jullie als missionaire werkers en pioniers niet ontbreken. Jullie zijn nu al niet meer weg te denken uit onze kerk en ik verwacht dat in de toekomst de betekenis van jullie werk verder zal groeien. Ik wil jullie in deze brief graag een hart onder de riem steken. Tegelijk gaat het in deze brief niet alleen over jullie. Ik wil ook iets zeggen over het ambt in zijn algemeenheid. Mijn belangrijkste punt is om in herinnering te roepen dat ambt alles te maken heeft met missionair zijn. Onze kerk heeft ambten en moet die houden, want juist daardoor is zij missionair.
Dat gaat in tegen geluiden die ik regelmatig hoor, als zouden ambt en missionair niets met elkaar te maken hebben.
Ambt zou dan staan voor binnenkerkelijkheid, instituut, traditie en verleden. Missionair daarentegen voor gerichtheid naar buiten, beweging, experiment en toekomst. Als dat waar zou zijn, dan is het ambt voor het missionaire werk inderdaad eerder een rem dan een stimulans.
Ik weet niet of jullie het zo ervaren. Als dat zo is, is er iets scheef geraakt. Het ambt is van oorsprong namelijk helemaal niet binnenkerkelijk. De eerste ambtsdragers waren de apostelen. Zij werden de wereld ingestuurd om daar het goede nieuws bekend te maken. In het verleden zijn er bij uitstek missionaire bisschoppen geweest, denk aan Willibrord. Predikanten in de reformatietijd dienden vluchtelingengemeenten van een internationaal karakter.
Het ambt heeft dus vaak zijn ‘missionaire potentie’ bewezen. Ik zou zeggen: waarom die potentie niet opnieuw ontdekken? We doen dan bovendien iets waar ook onze eigen kerkorde ons toe oproept. Daar staat dat het ambt er is om de gemeente ‘bij het heil te bepalen’, maar ook ‘bij haar roeping in de wereld te bewaren’. Dat kan alleen als ambtsdragers naar buiten kijken, naar de wereld, die God zo lief heeft gehad dat Hij zijn enige Zoon gegeven heeft.
Het ambt is van huis uit missionair. Het valt echter niet te ontkennen dat de functie van het ambt in werkelijkheid vaak een ‘passen op de winkel’ is geweest. Dat is niet zo vreemd in de tijd dat de kerk een vanzelfsprekendheid was. In de postchristelijke tijd waarin we nu leven is dat niet langer houdbaar. Ambtsdragers die alleen een (slinkende) groep gelovigen bedienen en een instituut overeind houden, raken los van de missie van de apostelen. Ik schrijf dit niet denigrerend. Liever de trouw van vele ambtsdragers om een grijzer en kleiner wordende gemeente te dienen, dan grote woorden en mooie dromen zonder gevolg.
Toch is er meer nodig. In een tijd van ‘religieus analfabetisme’ hebben we ambtsdragers nodig die zelf vrijmoedige gelovigen zijn. En die gemeenteleden stimuleren om naar anderen ‘verantwoording af te leggen van de hoop die in ons is’. Ambtdragers zijn geen ambtenaren. Het zijn getuigen, in woord en daad. Ook met hun vragen en aanvechting en met het gevoel er niet klaar voor te zijn. Maar die toch de moed hebben zich persoonlijk in te zetten voor God en zijn koninkrijk.
We hebben de diaken nodig die weet van het bedrijf in de buurt waar ontslagen vallen. Van de school die vaak een opvoedingsinstituut is geworden. Van de mensen die naar de voedselbank gaan. We hebben de predikant of de ouderling nodig die de behoefte aan zingeving van tijden buurtgenoten peilt en zoekt naar wegen om het evangelie hoorbaar en tastbaar te doen worden. Zo krijgen we weer aansluiting bij waar het ambt wezenlijk voor is bedoeld. Hoewel deze brief vooral aan jullie als missionaire werkers en pioniers gericht is, nodig ik kerkenraden en ambtsdragers uit hierop te reageren. Hoe die reactie ook uitvalt, ik ben ervan overtuigd dat jullie aanwezigheid als missionaire werkers en pioniers de ambtsdragers weer helpt verbinding te krijgen met de voeten en handen van de apostelen.
Het ambt is dus missionair. Een andere vraag is, of er ook een missionair ambt moet komen. We hebben nu drie ambten: predikant, ouderling en diaken. Voor deze drie is veel te zeggen. Het verkondigende, het pastorale en het diaconale zijn ermee verankerd. Je kunt echter niet beweren dat dit drietal rechtstreeks uit de Bijbel af te leiden valt. De inrichting van het ambt is flexibel en staat open voor nieuwe ontwikkelingen. Eén van die nieuwe ontwikkelingen is bijvoorbeeld de kerkelijk werker. Die heeft in onze kerk intussen een volwaardige plaats ingenomen en dat mag bij deze ook onderstreept worden. Na wikken en wegen heeft de generale synode besloten aan hen het ambt toe te kennen van ouderling of diaken. Er is wel overwogen of er misschien een vierde ambt moest komen, dat van kerkelijk werker, maar er waren redenen om dat niet te doen. Daarmee is de mogelijkheid van een vierde ambt niet van tafel. Denken jullie eens mee of we in onze tijd de mogelijkheid zouden moeten bieden voor het ambt van evangelist. In de praktijk van het werk zal moeten blijken wat nodig is. De kerk zit in een transformatieproces en dat kan ook gevolgen hebben voor de invulling van onze ambten.
Een belangrijke vraag is, of er handelingen zijn die aan het ambt van predikant voorbehouden zijn. Er zullen nieuwe gemeentevormen ontstaan, fresh expressions of church. Wie doet wat in zo’n nieuwe gemeente? Zo’n gemeenschap kan samenkomen in een kerkgebouw, maar ook in een kroeg, op een zolder, in een bibliotheek of in een buurthuis. Vanuit het informeel samenzijn als praatgroep kan liturgisch leven ontstaan. Pioniers moeten daarin vrij kunnen opereren. Ze moeten kunnen spreken.
Ook kunnen preken? Ook het heilig avondmaal en de doop kunnen bedienen? Moeten ze in dat geval bevestigd worden als ouderling door een gemeente of classis die achter het pionierswerk staat? Onze kerkorde biedt daarvoor de ruimte en we hebben als generale synode intussen besloten die ruimte optimaal te gebruiken. De predikant is dus niet langer de exclusieve verrichter van bepaalde handelingen. Wijst dat erop dat het ambt ook een vorm is van supervisie, dat ambtsdragers er vooral op toezien dat alles met stichting gebeurt, ook in de nieuw gevormde gemeenschappen en dat daarin niet bepaalde handelingen aan bepaalde ambten gebonden hoeven zijn?
Dit zijn allemaal vragen die passen in een brief aan jullie.
Reageer er vooral op. In ieder geval is het belangrijk dat jullie werk gedragen wordt door de kerk, door gemeente(n) of een classis. Voorop staat dat de kerkorde dient voor het goede leven dat God geeft in de gemeenschap met elkaar en niet een belemmering daarvan kan zijn. En dat het ambt bedoeld is om te stimuleren. Wees er daarom van verzekerd, dat ambtelijke vergaderingen verheugd zijn over nieuw kerkelijk leven aan haar grens of op haar gebied, daar ruimte aan geven, dat ondersteunen en zegenen.
Jullie werk speelt zich op een bijzondere manier in de voorhoede naar de toekomst. Mede door jullie zal de kerk nieuwe ontdekkingen doen. Ontdekkingen die ten goede zullen komen aan de kerk in haar geheel, zowel in haar nieuwe gestalten als in haar beproefde en klassieke gestalten.
De Geest van Pinksteren zij daarom in alles met jullie.
Met vriendelijke groet,
DR. A.J. PLAISIER
Missionair werk houdt de kerk bij de les
GEZAMENLIJKE ONTDEKKING
Geachte ds. Plaisier,
Hartelijk dank voor uw brief. Ik waardeer de betrokkenheid die eruit spreekt. Het verzoek om erop te reageren neem ik met beide handen aan.
VOGELAARWIJK
Om even de context te schetsen van waaruit ik reageer: sinds bijna tien jaar woon ik met mijn gezin in Groningen in de Korrewegwijk. Dat is, om mijn buurt met googleterm te labelen, een Vogelaarwijk, met alle kwalificaties die daarbij horen. Forse percentages allochtonen en laag opgeleide autochtonen, veel sociale problematiek, werkloosheid, verslaving − het bekende rijtje.
In die wijk heeft de wijkgemeente Martinikerk samen met de IZB 25 jaar geleden een missionair-diaconaal centrum opgericht. In een oude verbouwde garage is het pionierswerk begonnen, met kinder- en tienerclubs, open maaltijden, open huisbijeenkomsten etcetera. Met veel trouw en volharding hebben mijn voorgangers er gewerkt. Sinds 2005 mag ik er leiding geven aan een heel team vrijwilligers. Dit voorjaar konden we een nieuw pand betrekken, waarmee we onze vleugels nog beter kunnen uitslaan, met kinder- en tienerwerk, missionaire vieringen met wijkbewoners en open maaltijden.
De kerk mag hier dan al 25 jaar met Het Pand actief zijn in de wijk, ik voel me nog altijd pionier: steeds op zoek naar nieuwe wegen om mensen in de wijk te betrekken bij het Evangelie.
VOORHOEDE
Daarmee ben ik bij uw brief. Mijn reactie spits ik toe op de slotzinnen, waarin u stelt dat het werk van pioniers zich voltrekt in de voorhoede van de kerk. ‘Mede door jullie zal de kerk nieuwe ontdekkingen doen. Ontdekkingen die ten goede zullen komen aan de kerk in haar geheel, zowel in haar nieuwe, als in haar beproefde en klassieke gestalten.’ Mooi gezegd. Ik ben het er hartgrondig mee eens.
De vraag is wel: hoe kunnen we de randvoorwaarden scheppen om dit wenkende perspectief dichterbij te krijgen? Als je de kerk even vergelijkt met een groot concern, dan beschouw ik de pioniers en missionaire werkers daarin als onderdeel van de wijdvertakte divisie Research & Development (R&D). Wij zitten in veel gevallen dicht op de huid van de nieuwe generatie, we trekken op met prille gelovigen uit allerlei sociale lagen en (sub)- culturen en we hebben onze voelhorens breed uitstaan in de huidige cultuur.
IEDEREEN
Ik schreef dat ‘wij’ bij een wijdvertakt bedrijfsonderdeel werken, want laten we ons blikveld alsjeblieft niet beperken tot de kleine kring fulltime evangelisten en missionaire werkers. Het gaat om iedereen die vanuit een lokale gemeente intensief missionaire contacten onderhoudt met mensen buiten (of aan de rand van) de kerk, via Alphacursussen of open maaltijden, of door ‘gewoon’ als discipel van Jezus Christus door het dagelijks leven te gaan, als collega, als buurman/-vrouw. Je hoeft geen speciaal uitgezonden missionair werker te zijn om eraan bij te dragen dat mensen worden ‘toegevoegd aan de gemeente’ (om die prachtige term uit Handelingen maar eens te gebruiken). In één van de andere brieven die u schreef, aan gemeenteleden, noemde u hen in navolging van de apostel Paulus terecht ‘medewerkers van God’. Wie goed in de Protestantse Kerk rondkijkt, ziet dat het krioelt van deze medewerkers.
OP WAARDE SCHATTEN
Het is echter de vraag of de afdeling R&D in de kerk ook de plek krijgt die ze verdient. Het management van elk concern zal gretig het oor te luisteren leggen bij R&D, om te weten welke ontwikkelingen zich ‘in de markt’ afspelen en hoe die van invloed zijn op de core business − vergeef me het jargon, maar de vergelijking is duidelijk. Wat is echter de praktijk? – en hier blaas ik me even op tot spreekbuis van veel collega’s in de wijdvertakte divisie: de missionaire werkers (de speciale en ‘gewone’) worden geacht om ‘aanscherpend’ te werken ten aanzien van het beleid van predikanten, ouderlingen en diakenen. Dat appèl is ongetwijfeld goed bedoeld, maar het is me te mager. We zijn niet van de divisie ‘systeemonderhoud’.
Ik laat de hele discussie over de ‘missionaire werker / pionier’ als vierde ambt graag hier nu maar even voor wat ze is, als onze inbreng vanuit het veld maar op waarde wordt geschat. Dat kan op landelijk niveau door als moderamen van de synode intensief, structureel contact te onderhouden met groepen pioniers in dorpen en steden, oude stadsbuurten en moderne nieuwbouwwijken. En elke kerkenraad kan soortgelijk contact op plaatselijk niveau arrangeren, door bijvoorbeeld frequent van gedachten te wisselen met de leiding van een Alphacursus, een evangelisatiecommissie of een aantal missionair bevlogen gemeenteleden van uiteenlopende leeftijden.
BIJ DE LES
Niet dat ik ervoor pleit om in no time het hele gemeenteleven, inclusief de kerkdienst en de liturgie op de schop te nemen. Maar ik ben ervan overtuigd dat de inbreng van ‘R&D’ veel verder gaat dan het hier en daar ‘aanscherpen’ van beleid. Missionair werk houdt de kerk bij de les. Waar ging het ons ook alweer om? Zijn we volgelingen van Jezus? Wilde Hij niet dat ook anderen met ons achter Hem aan zouden gaan?
Deze en dergelijke vragen brengen het gesprek over kerk-zijn in de toekomst op het juiste niveau.
Ze zetten een streep door elke gedachte aan de ‘vanzelfsprekende’ kerk van ons soort mensen, ons taalgebruik, ons kennisniveau. Ze voorkomen dat – ik noem maar een praktijkvoorbeeld – situaties voortbestaan waarin een gemeente met slechts een handjevol ouderen ongestoord kan blijven doordraaien, met ettelijke tonnen op de bank, terwijl kerkelijke gemeenten in de regio zich drie slagen in de rondte moeten werken om de fondsenwerving voor missionaire projecten rond te krijgen.
De kritische vragen voorkomen ook dat − nog een voorbeeld – zonder discussie forse bedragen worden uitgetrokken voor interne zaken, terwijl het missionaire werk een sluitpost op de begroting is.
NIET ALLEEN VOOR ZICHZELF
‘Mede door jullie zal de kerk nieuwe ontdekkingen doen’, is de slotsom van uw brief. In Engeland heb ik gezien hoe die ontdekkingstocht in de praktijk gestalte kan krijgen. Ambtsdragers en ‘gewone’ gemeenteleden werken er nauw samen in teams, die zich richten op het contact met mensen die niet (meer) naar de kerk gaan. Ze zoeken hen op waar ze zijn, door bijvoorbeeld een picknick te organiseren in een lokale speeltuin. Het werk wordt regionaal gecoördineerd, in nauwe samenhang met andere (reguliere) activiteiten van de kerk.
Op deze manier maakt de gemeente duidelijk dat ze beseft er niet alleen voor zichzelf te zijn.
En dat je voor ontdekkingen altijd een grens over moet. Die gezamenlijke ontdekkingstocht wens ik onszelf in Protestantse Kerk in Nederland ook toe.
JAN WAANDERS
J. Waanders is missionair werker van de IZB in Het Pand te Groningen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 2014
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 2014
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's