De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

De kerk gebedsruimte, ook voor Moslims?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kerk gebedsruimte, ook voor Moslims?

Ingezonden

6 minuten leestijd

Drs. J. M. Hoekstra, Africa-secretaris van de Raad voor de Zending zond ons de volgende reactie n.a.v. het artikel 'Kerk voorde Moslims?’
In ’De Waarheidsvriend’ van 6 november schrijft Ir. J. van der Graaf een reactie op het besluit van de centrale kerkeraad van Leeuwarden om op vrijdagavond een kerk beschikbaar te stellen als gebedsruimte voor moslims. De schrijver vermoedt daarvoor twee oorzaken: van allerlei kanten wordt de laatste jaren betoogd, dat het een opdracht voor de kerk zou zijn om ruimte te scheppen voor moslims; men (wie? JMH) wijst er op dat moslims en christenen dezelfde God aanbidden.
In zijn artikel klinkt dan verder het verwijt, dat — vermoedelijk op grond van de tweede oorzaak — men in Leeuwarden niet meer beseft wat het ’sola’ van ’sola fide’ betekent en dat het uitlenen van een kerkelijke ruimte betekent dat in feite God en Allah beiden gelijkelijk gediend worden.
Wat eigenlijk in zulke reacties niet alleen zo vermoeit maar ook wel eens bijna moedeloos maakt is, dat de schrijvers nooit blijk geven werkelijk te willen luisteren naar de argumenten van degenen, die op grond van hun christelijke overtuiging tot een beslissing komen, die van de hunne verschilt. Ook in dit artikel wordt ogenblikkelijk weer verondersteld, dat een kerkeraad in Leeuwarden van de Reformatie geen weet meer heeft, God en Allah door elkaar haalt (of beiden dient), kortom het erf der kerk verlaten heeft en eigenlijk geen kerkeraad meer mag heten.

Vandaar een paar vragen aan Van der Graaf:
1. Waren de argumenten, die in de kerkeraad in Leeuwarden geklonken hebben en die één stem meerderheid gaven niet toegankelijk voor de schrijver? Ik bedoel dus niet wat 'er de laatste jaren van allerlei kanten is betoogd’ en 'waar men op wijst' want dan weet ik voortdurend niet wie nu eigenlijk zijn bedoeld. Ik bedoel wel dat we in een aanval op de Leeuwarder kerkeraad — die blijkens de krappe meerderheid uitvoerig van gedachten gewisseld moet hebben — ook graag willen horen wat in Leeuwarden aan de orde is geweest. Wie daarover schrijft dient zich daarvan op de hoogte te stellen. Het is zelfs heel goed mogelijk, dat het argument 'dat moslims en christenen dezelfde God aanbidden’ in het geheel geen rol heeft gespeeld. Maar dat argument vormt wel de basis voor de veroordeling van de kerkeraad in de laatste alinea.

2. Heeft Van der Graaf zich met menig oprechte christen, die een studie van de Islam heeft gemaakt, wel eens gesteld gevoeld voor het raadsel van het bestaan van de Islam? Niemand van ons weet wat de Schepper en Voleinder van deze aarde én de God van de geschiedenis bewogen kan hebben na leven, dood en opstanding van Jezus Christus de Islam in Zijn geschiedenis toe te laten. Deze raadselachtigheid geldt voor vele godsdiensten, maar heel in het bijzonder voor de enige grote na-christelijke godsdienst, die Islam heet. Luther heeft dit raadsel gevoeld en althans een antwoord gezocht: hij zag in de moslimse Turken een gesel Gods over de falende christenheid.

Het zal ons niet gegeven zijn achter dit raadsel te komen. Wat we wel zeker weten is, dat God ons in Nederland een niet gering aantal moslims op onze weg heeft geplaatst, voor wie de Islam een geloofswereld is, die evenveel betekent als het Christendom voor ons. Bovendien vormen zij een geloofsgemeenschap, waarvoor een gebeds- en samenkomstruimte een essentiële voorwaarde voor hun religieuze en sociale leven is.

Het komt in de wereld niet veel voor, dat moslims zich uitgerekend tot christenen wenden om hun kerk te mogen gebruiken (op een avond, dat deze toch leeg staat) voor hun gebedsbijeenkomst. Welke zorg en hulp denkt Van der Graaf vanuit de kerk aan de moslims te kunnen geven voor het oplossen van dit probleem?

3. Er zijn nog twee instanties, die zouden kunnen helpen om de — weinig draagkrachtige — moslimgroeperingen in ons land aan gebedsruimten te helpen: de overheid en de bedrijven, die moslims in dienst hebben. Gebleken is, dat moslims daar hun probleem niet opgelost krijgen. Wil Van der Graaf dat de kerken zeggen: 'Ons kan de wezenlijke betekenis van een gebeds- en samenkomstruimte voor uw gemeenschap bekend zijn. Wij weten daar ook van. Wij hebben ook gehoord, hoe U lijdt onder de afwezigheid van zulke ruimten. Ons kerkgebouw zou in grote mate aan Uw behoefte tegemoet kunnen komen. Het spijt ons echter, dat we U dat toch niet afstaan’.

4. Welke waarde en betekenis hecht Van der Graaf aan een kerkgebouw? Toch niet die van een sacrale ruimte? Het zou in ieder geval weinig reformatorisch gedacht zijn, als dat het geval was.

In zijn reactie in De Waarheidsvriend legt hij dat ook in: geen enkel opzicht uit. Hoogstens klinkt daaruit een verwijt aan de Leeuwarder kerkeraad dat die de gebeden tot Allah bevordert door er ook nog een — verwarmde! — ruimte voor beschikbaar te stellen. De kerkeraad bevordert echter niets.

Moslimse gebeden hoeven op vrijdag niet bevorderd te worden, want die worden eenvoudig gebeden. De kerkeraad nam een beslissing, die verhindert, dat moslims — letterlijk en figuurlijk in de kou blijven staan.

5. Het kan toch niet zijn dat Van der Graaf zou voorstaan, dat christenen wel moslims in hun land moeten toelaten maar niets in het werk moeten stellen om hun mogelijk te maken hun godsdienstige leven te leven? Erger nog: moeten trachten deze geestelijke ruimte zo klein mogelijk te houden.Wat denkt Van der Graaf dan toch over de vrijheid van godsdienst in Nederland? Christenen in niet-christelijke landen zijn over het algemeen pijnlijk getroffen, om niet te zeggen verontwaardigd, wanneer ze in de uitoefening van hun godsdienst belemmeringen ondervinden. Geldt dat voor moslims in Nederland niet evenzeer? Wat is dat voor een vreemd beroep op de liefde in zijn artikel, wanneer daarvan gezegd wordt dat ze rakelings langs de intolerantie gaat, maar dat deze intolerantie de meest verheven vorm van liefde is?

6. Wij nemen aan dat Van der Graaf veel gelegen is aan een werkelijk christelijk getuigenis tegenover de moslims? En laat er geen misverstand over bestaan: daar is ons ook veel aan gelegen, zelfs alles. Maar wat denkt hij , toch dat moslims over christenen in hun land zullen vertellen, wanneer zij in een niet sacraal gebouw vroegen te mogen komen bidden en de deur — naar buiten — gewezen kregen? Mogen we hem toch nog eens vragen te lezen wat prof. dr. D. C. Mulder in ’Vandaar’ van maart 1975 schreef? En zou hij eens op deze vragen willen ingaan. Er is namelijk in Nederland een kleine groep moslims en christenen, die samen zoeken naar wegen om de moslims te helpen in Nederland hun gehandicapte religieuze leven zo goed mogelijk te kunnen laten leven. Men zou het christelijke hulp aan 'geestelijk gehandicapten’ kunnen noemen. Deze groep zal zijn serieuze beantwoording op prijs stellen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 januari 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De kerk gebedsruimte, ook voor Moslims?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 januari 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's