In de huid van het lam
Leviticus – inleiding: verzoening: offers geven zicht op Christus’ werk (2)
Wie Leviticus 1-7 niet bestudeert, begrijpt weinig van het werk van Jezus en de wijze waarop God zonden vergeeft. Vier bloedige offers worden hier beschreven: brandoffer, vredeoffer, zondoffer en schuldoffer. Stuk voor stuk beelden ze aspecten uit van het werk van Christus.
Voordat het boek ingaat op de heiliging, begint het met de verzoening als basis van alles. Hoofdstuk 1 start met het woord wajiqra, dat ‘en Hij roept’ betekent.
Liefdevol nodigt God Mozes in Zijn pas gebouwde woning (Ex.40). Hij hoeft niet buiten te blijven. De Heere roept hem hartelijk om dichterbij te komen en omgang met Hem te hebben. Hoe dichter bij God, des te groter Hij voor ons wordt.
Het is opvallend dat in de Torahrol de laatste ‘a’ van wajiqra extra klein is geschreven. Dat is een hint: wees nederig en klein voor de grote God, want alleen dat is de juiste gezindheid.
Onbevreesd
Het woord offer in onze taal dekt niet wat er in het Hebreeuws staat. Offeren komt van het Franse offrir: aanbieden. Het idee dat God geschenken heeft, is meer heidens dan bijbels.
De grondtekst gebruikt het woord qarab: nabij brengen. Kerev betekent dichtbij. De offers hebben de bedoeling God en het volk dicht bij elkaar te brengen. De zonde zorgt voor afstand tussen de Heere en Israël. Toch mag ik onbevreesd naderbij komen, dankzij Gods Zoon. Dankzij Zijn bloed dat ons vrijpleit, komen wij voor Gods troon. ‘Laten wij met vrijmoedigheid ingaan in het heiligdom, door het bloed van Jezus, langs een verse en levende weg.’ (Hebr.10:20)
Bloedtapijt
Het volk Israël kon alleen voor de Heere bestaan op grond van het offer. In het hart van Leviticus (Lev.16) wordt uitgelegd hoe op één dag in het jaar (Jom Kipoer), één man (de hogepriester) alles doet om de zonden van heel het volk weg te nemen. De Hebreeënbrief past dit direct toe op Christus en Zijn kruisarbeid op die ene goede vrijdag.
Verzoening door voldoening wordt audiovisueel voorgesteld in de twee bokken. De eerste bok wordt geslacht en het bloed wordt voor Gods aangezicht gebracht in het heilige der heiligen. Er wordt zeven keer gesprenkeld vóór en een keer op het verzoendeksel. Er komt een ‘bloedtapijt’ waarlangs de zondaar mag naderen tot de Heere.
Gods wet in de ark ligt nu onder een druppel van het zoenbloed. De cherubs aan beide kanten begeren erin te zien. Hoe kan het toch dat een heilig God omgang heeft met een volk dat de wet overtreedt? Het gestorte bloed is het geheim: Waar het bloed door U gestort, mij de bron des levens wordt.
Verder wordt op die dag de zondebok beladen met alle zonden, ongerechtigheden en overtredingen van het volk. De hogepriester legt zijn beide handen op de kop van het dier, duwt zijn hoofd naar beneden en belijdt alle zonden. Zo wordt de tot zonde gemaakte bok weggestuurd buiten de legerplaats waar het hulploos sterft: ‘Zo ver het oosten is van het westen, zo ver heeft Hij onze overtredingen van ons gedaan.' (Ps.103:12) Een treffend beeld van Jezus als het Lam van God dat de zonde der wereld wegdraagt.
Parallel
De vier bloedige offers laten verschillende kanten zien van het offer van Christus. De Heilige Geest had aan één offer en één Evangelie niet genoeg om de waarde van Zijn werk te beschrijven.
Uitleggers trekken een parallel met de vier evangeliën: het brandoffer komt overeen met het Johannesevangelie (verheerlijking van de Vader), het vredeoffer met Lukas (vrede op aarde), het zondoffer met Markus en het schuldoffer met Mattheüs (vergeef ons onze schulden).
Als ik het wond’re kruis aanschouw, dan schittert daar de verheerlijking van de Vader, de vrede met God, de vergeving van zonden en de voldoening van mijn schuld.
Brandoffer (1)
Wij starten met het zondoffer. Dit is wat ik als mens nodig heb, dat mijn zonden worden weggedaan. Maar God begint met wat Zijn hart behaagt: het brandoffer, een volmaakt dier dat vrijwillig gebracht en geslacht wordt tot een liefelijke reuk voor de Heere. In de Griekse vertaling staat voor brandoffer het woord holocaust: het gaat helemaal en totaal voor God in vlammen op.
Leg daar Johannes 17:4 naast: ‘Ik heb U verheerlijkt op de aarde. Ik heb het werk volbracht dat U Mij gegeven hebt om te doen.’ En dat vrijwillig. Johannes 10:18: ‘Niemand neemt het [leven] Mij af, maar Ik geef het uit Mijzelf.’ In dit offer zien we de volledige zelfovergave van de Zoon. Zijn verheerlijking van de Vader is nog veel belangrijker dan de vergeving van onze zonden.
Een opmerkelijk detail is dat de huid van het brandoffer (Lev.7:8) toekwam aan de priester. Ik zie hem gehuld in de huid van het offerlam als in een mantel. Zo wordt de gelovige aangenaam gemaakt in de Geliefde; de Vader verheerlijkt en de gelovige bekleed met een heilsjas.
God ziet mij niet meer, want ik sta er in de huid van het Lam ten brandoffer. Hij ziet in Christus ons altijd genadig aan. God ruikt mij ook niet meer, want de stank van mijn zonden verdwijnt in de aangename geur van het Lam ten brandoffer.
Vredeoffer (2)
Dit offer staat in het midden. De Herziene Statenvertaling vertaalt dankoffer, maar vredeoffer is beter. Sjelamiem betekent ‘volkomen sjalom’.
De bedoeling is niet om vergeving te verkrijgen, maar om de band van vrede tussen God en mens te vieren en te versterken dankzij dit offer, dat ook een aangename geur voor de Heere is. Een heerlijk gevolg van Jezus’ werk is dat er vrede is gekomen door het bloed van het kruis.
Dit is het enige offer waarvan de offeraar met zijn hele gezin met blijdschap mag eten voor Gods aangezicht (Deut.27:7). Een gemeenschapsmaaltijd wordt ermee gehouden. God krijgt het bloed en het vet, de priester ontvangt de borst en de achterpoot (Lev.7:31v) en de rest is voor de offeraar en zijn familieleden.
Een mooi beeld van het avondmaal. Jezus wijst bij de instelling ervan op Zijn bloed, vergoten tot een volkomen verzoening van al onze zonden. Op grond daarvan mogen we eten, drinken en vrolijk zijn. In Christus verbonden met God en elkaar. God eet met mensen en mensen eten met God samen aan tafel van hetzelfde Lam.
Zondoffer (3)
Twee woorden zijn essentieel: substitutie en identificatie. Substitutie: er is een onschuldig offerdier (rund, lam, geit of duif) nodig dat plaatsvervangend voor mij
de dood ingaat. Dat sterft in mijn plaats, opdat ik, overtreder, toch kan blijven leven. ‘Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven’, zegt het avondmaalsformulier. De zoete ruil.
Bij identificatie komt de overtreder met een dier en door handoplegging op diens kop vindt er vereenzelviging plaats. Hij belijdt zijn zonden en vervolgens moet hij zelf het mes in het lam zetten en het slachten. Aangrijpend. Ik ben het die het bloeden doet... Het bloed wordt opgevangen in een schaal en uitgestort aan de voet van het altaar. Daarna wordt het dier op het hout van het altaar gelegd en in het vuur verbrand. Zo komt er door de bloedstorting vergeving. In de weg van schuldbelijdenis volgt er schuldvergiffenis. Als een refrein klinkt het: hij moet zijn hand op de kop van het zondoffer leggen (4:29), zijn begane zonden hardop belijden (5:5) en het zal hem vergeven worden (4:31).
Het offer is de grond (Christus) en de hand is het middel (geloof). Een mannenhand, vrouwenhand, kinderhand, trillende hand, leunende hand, maar geen werkende hand.
Het verschil tussen zondoffer en brandoffer is als volgt. Bij beide vindt handoplegging plaats (Lev.1:4; 4) en daardoor verschuift er wat. Bij een zondoffer gaat al de onwaardigheid van de offeraar over op het offerdier. Dat neemt het zondeprobleem van mij af.
Bij een brandoffer gaat al de waardigheid, smetteloosheid en reinheid van het offerdier over op de offeraar. Dat brengt vreugde en stelt me liefelijk voor God.
Tim Keller zegt het zo: ‘Je bent zondiger en slechter dan je ooit kunt geloven (daarom is een zondoffer nodig) én je bent meer aanvaard en geliefd dan je ooit hebt durven hopen (door de huid van het brandoffer).’
Schuldoffer (4)
Dit offer wordt ook wel compensatieoffer genoemd. Het kenmerkende is dat bij gemaakte schuld niet alleen het bedrag moet worden terugbetaald aan de benadeelde, maar ook nog twintig procent smartengeld erbij. Een extra vergoeding van een vijfde deel. Bovendien moet aan God een ram ten schuldoffer worden gebracht. Zonde tegen de naaste op aarde is ook zonde tegenover God in de hemel. David belijdt in Psalm 51:6 na zijn zonde met Bathseba: ‘Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd.’
Hoofdstuk 6:4 spreekt over het geroofde dat teruggebracht moet worden. Zo was het voor Christus (Ps.69). Jezus heeft meer hersteld dan wij God in Adam ontroofd hebben. In Jezus is de gelovige niet slechts teruggekeerd tot het punt waar Adam begon, maar is hij in een veel verhevener positie bij God gekomen. Dat is die twintig procent extra. Halleluja.
Vierdelige serie over het bijbelboek Leviticus
1. Inleiding bijbelboek
2. Verzoening (1-7, 16)
3. Heiliging (8-15, 18-22)
4. Feestviering (23)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 2025
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 2025
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's