‘De prediking van Gods Woord is Gods Woord’
De tekst moet eigenlijk zichzélf prediken
De kop van dit artikel is een heel bekende uitspraak die ongetwijfeld ook in De Waarheidsvriend door de jaren heen dikwijls is geciteerd. Het is een woord van de Zwitserse reformator Heinrich Bullinger (1504-1575), de opvolger van Hyldrich Zwingli in Zürich. Deze belangrijke, maar toch vrij onbekend gebleven ‘man in de schaduw’ is de auteur van de Tweede Helvetische Confessie (Confessio Helvetica posterior, 1566), een belijdenisgeschrift dat niet alleen in Zwitserland, maar ook internationaal veel erkenning heeft gevonden.
Deze confessie zet in met het belijden van het gezag van de Heilige Schrift, het ware Woord van God. De canonieke boeken van Oude en Nieuwe Testament hebben uit zichzelf voldoende gezag en hebben geen ondersteuning van menselijk gezag nodig (we noemen dat de ‘autopistie’ van de Schrift). “Want God Zelf heeft tot de vaderen, de profeten en de apostelen gesproken en Hij spreekt nu nog tot ons door de Heilige Schriften.”
Geen tegenspraak
Zo komt er een is-gelijk-teken te staan tussen de Bijbel en het Woord van God. Wie in de Bijbel leest of eruit hoort voorlezen, hoort Gods stem.
Zo bezien is de lezing uit de Schrift een hoogtepunt in elke eredienst. De gemeente hoort met eerbied wat de Geest tot de gemeente zegt. Midden in een wereld vol tegenstrijdige opinies en eindeloze discussies klinkt hier het Woord dat per definitie het hoogste én het laatste woord heeft. Het duldt geen tegenspraak en vraagt om onvoorwaardelijke gehoorzaamheid.
Maar hoe zit het met de preek? Die is verkondiging en vertolking van Gods Woord. De predikant is dienaar van het Woord. Hij komt als het goed is niet met eigen gedachten en overwegingen op de kansel, niet met eigen al dan niet interessante beschouwingen en invallen, maar hij geeft Gods Woord door. Daarom wordt in het klassieke formulier voor de bevestiging van dienaren van het Woord tot de gemeente gezegd: “Geliefde christenen, ontvang uw dienaar in de Heere met alle blijdschap en houd zulke dienaren in ere. Bedenk dat God zelf door middel van hem u aanspreekt en u dringend nodigt. Neem daarom het woord aan dat hij u overeenkomstig de Heilige Schrift zal verkondigen, niet als het woord van een mens, maar als Gods Woord, wat het ook in waarheid is (2 Thess. 2:13)”.
Het citaat in zijn verband
Het is goed om hooggestemd over de prediking te spreken, maar we kunnen ons afvragen of de uitspraak van Bullinger niet te ver gaat. Preken is toch ook mensenwerk, gebrekkig stukwerk? Voor goed begrip is het belangrijk om het citaat in zijn context te lezen:
“Wanneer dus vandaag dit Woord van God door rechtmatig beroepen predikers in de kerk verkondigd wordt, geloven we dat Gods Woord zelf verkondigd en door de gelovigen gehoord wordt. En dat men geen ander woord van God moet verzinnen of vanuit de hemel moet verwachten. Verder dat we momenteel op het Woord zelf moeten letten dat gepredikt wordt, en niet op de verkondigende dienaar: ook al is dat een slecht mens en een zondaar, dan blijft toch het Woord van God waar en goed.” In de marge staat dan samenvattend: “De prediking van Gods Woord is Gods Woord.”
Hier wordt geen is-gelijk-teken gezet tussen elke willekeurige preek en Gods Woord. Iedereen die zich door God geroepen weet tot het wondere ambt van dienaar des Woords zal beseffen dat de wekelijkse preken niet meer dan gebrekkige vertolkingen zijn van de tekst (of het tekstgedeelte) die het uitgangspunt van de prediking vormt. Menig ouder predikant leest hoofdschuddend de eigen preken van vroeger door en zegt op verschillende punten: “Zo zou ik het nu toch niet meer zeggen” of: “Die exegese zou ik nu niet meer volgen”. Het is wel door de jaren heen dezelfde boodschap, maar de wijze waarop deze gebracht wordt, de accenten die gelegd worden, ja, ook exegetische keuzes kunnen aanzienlijk verschillen.
Toch niet te veel gezegd
En toch is die gebrekkige prediking Woord van God. Mits, zoals het formulier zegt, de prediking ‘overeenkomstig de Heilige Schrift’ is. Het komt erop aan dat de tekst wordt gepredikt, dat de tekst eigenlijk zichzélf predikt. Rechte prediking is uitlegging van de tekst en dan ook toepassing vanuit de tekst. Dan zal altijd de Christus en het heil in Hem centraal staan, zodat de Heiland in het kleed van Zijn Woord tot de gemeente komt. Nee, de concrete preek van dominee X of Y staat niet op één lijn met de Bijbel als het onfeilbaar betrouwbare, geïnspireerde Woord van God. Maar het behaagt de Heilige Geest om van die gebrekkige preek gebruik te maken en zo het Woord Gods in de harten van de hoorders te brengen, herscheppend, onderwijzend en toerustend. Dat mag biddend van de prediking verwacht worden, omdat Christus Zelf aanwezig is waar het Woord wordt geopend en de Geest wordt aangeroepen.
Afbakening
We lezen het citaat van Bullinger vanuit de hoge waardering voor de prediking als een scherpe afbakening tegenover het spiritualisme. De radicale geestdrijvers beriepen zich op directe openbaringen van de Geest, rechtstreekse boodschappen uit de hemel en inwendig licht – dat was in hun ogen pas echte communicatie met God, in vergelijking waarmee de uiterlijke prediking van het Woord weinig voorstelde! Hiertegenover belijdt de Confessio Helvetica dat de innerlijke verlichting door de Geest de uiterlijke prediking niet nutteloos maakt, maar daarmee integendeel juist nauw verbonden is. God kan in Zijn vrijmacht ook wel mensen verlichten zonder die uitwendige dienst, maar de normale manier om hen te onderwijzen voltrekt zich via het gepredikte Woord.
Sacramentele spreekwijze
De uitspraak dat de prediking van het Woord Gods zelf het Woord Gods is, moeten we verstaan als een sacramentele spreekwijze. Zoals we zeggen dat het water van de doop de zonde afwast of dat het brood en de wijn bij het avondmaal het lichaam en bloed van Christus zijn, zó is de zondagse preek het Woord Gods. Niet dat de preek van dominee X of Y in zichzelf Woord van God is en als het ware in de Bijbel opgenomen kan worden. Dat is evenmin het geval als dat het water, het brood en de wijn werkelijk veranderen in het lichaam en bloed van Christus. Maar wanneer we in het geloof zien op het water van de doop en in het geloof eten en drinken van het brood en de wijn in het avondmaal, hebben we deel aan Christus Zelf.
Net zo zeker krijgt die gebrekkige preek de geladenheid en de effectiviteit van het Woord Gods: “Ik roem in God, ik prijs het onfeilbaar Woord, ík heb het zelf uit Zijne mond gehoord.” Het is dus nooit een vanzelfsprekendheid, maar altijd weer een wonder dat zich in de kerk als werkplaats van de Heilige Geest voltrekt. K. H. Miskotte schreef indertijd over ‘het waagstuk van de prediking’ en R. Bohren over ‘het wonder van de prediking’. Het blijft voor predikers en hoorders een zaak van verwondering dat God mensenwoorden Zijn Woord laat zijn.
Aandacht voor brenger en hoorder
In de hedendaagse homiletiek (predikkunde) wordt veel aandacht besteed aan de hoorders van de prediking, alsook aan de betekenis van de persoon van de prediker. Dat is volstrekt legitiem. De voorganger dient zich voortdurend bewust te zijn van de grote verantwoordelijkheid om het Woord van God niet in de weg te staan met zijn woorden en de mening van de Geest niet te verdonkeren met zijn meningen. Zelfkennis, inzicht in eigen valkuilen, kritiek op eigen stokpaardjes en eenzijdigheden zijn van groot belang. Dat betekent niet dat de persoon van de prediker zoveel mogelijk uitgeschakeld zou moeten worden. De prediker is geen postbode die de inhoud van de bezorgde brieven niet kent. Het gaat om een prediking waaruit blijkt dat het Woord door het eigen leven van de voorganger heengegaan is. “Maar dan vooral op zo’n manier – dat is immers het kloppend hart van bevindelijke prediking – dat de eenheid en de gemeenschap met Christus daarin vertolkt wordt. Waar het hart vol van is, stroomt de mond van over.” (M.J. Kater)
Ook voor de ontvangers, de adressanten van de prediking, is zorgvuldige aandacht en afstemming nodig. Men maakt misbruik van het gevleugelde woord van Bullinger als men daarin een vrijbrief vindt om het Woord van God ‘loodrecht van omhoog’ te droppen zonder enige fijngevoeligheid voor de rechte communicatie met de hoorders in hun specifieke hoedanigheden en situaties. Inzicht in de rol van psychologische processen en in contextuele omstandigheden staat niet op gespannen voet met de visie op de preek als verkondiging. Paulus wilde van niets anders weten dan van Jezus Christus en Die gekruisigd. Toch was hij in de dienst aan het Woord de Joden een Jood en de Grieken een Griek.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 maart 2025
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 maart 2025
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's