Kroniek
Bij de uitvaart van onze „oude Koningin" — Uit de winterzitting onzer Synode — Van liquidatie en bloei — Ter Gouw en de Heidelberger.
Woensdag 28 november 1962 verscheen een „Buitengewone Nederlandse Staatscourant", waarin het volgende te lezen staat:
Het heeft God behaagd mijn lieve moeder tot Zich te roepen. Zij is heden vredig ontslapen. Ik ben overtuigd dat het Nederlandse Volk met de mijnen en mij de grote dankbaarheid zal delen, die wij voelen voor wat ons door dit leven gegeven werd.
Op deze sobere wijze heeft Koningin Juliana aan ons volk het heengaan van H.K.H. Prinses Wilhelmina bekend gemaakt.
Op velerlei wijze is aan de ontroering, de leegte en het gemis, die dit verscheiden in ons volk heeft verwekt, uiting gegeven. Hoe kon het ook anders? In een regering van een halve eeuw, waarin door het vele Hef, maar niet minder door het vele leed, de saamhorigheid van Nederland met zijn Oranjehuis werd verankerd, heeft Koningin Wilhelmina een grote plaats onder ons gekregen, en de liefde van ons hart. Dit houdt niet in, dat die liefde byzantijns was. Echte liefde is nooit kritiekloos. Door alles heen hebben wij echter gevoeld, dat onze „oude Koningin" — zo is zij vooral in deze dagen gaarne genoemd — ons wilde dienen. Dat was haar levensdoel. En daarin heeft zij, dank zij Gods genade, niet gefaald.
Op 8 december j.l. heeft de bijzetting van „het aardse huis haars tabernakels" plaats gehad in de koninklijke grafkelder in de Nieuwe Kerk te Delft. Het is geschied onder grote belangstelling. De groten der aarde uit binnen- en buitenland en de eenvoudigen des volks waren daar in en rondom dat historisch kerkgebouw. De hofprediker van de Prinses, ds. Berkel uit Apeldoorn, hield de predikatie. Hij had als tekst Matth. 28 : 20. Mede daardoor was deze uitvaart een getuigenis van het Evangelie Gods, uitgegaan tot heel ons volk.
Zo is ook aan dit lange, arbeidsvolle leven een einde gekomen. Het was een leven, waarin de moeite en het verdriet niet hebben ontbroken, maar dat God de Heere ook heeft willen zegenen met blijdschap en vreugde, waarvan het geheim ligt in Zijn Christus, Die eens gezegd heeft: — het was de tekst, die prof. Van Niftrik woensdag 28 november j.l. had gekozen voor zijn „In Memoriam" voor de microfoon der N.C.R.V. — „God nu is niet een God der doden, maar der levenden; want zij leven Hem allen" (Lukas 20 : 38). Zo rust ook het stof van "Koningin Wilhelmina, eens „ons schild van den Heere", tot de grote dag van Christus' wederkomst.
Over de winterzitting onzer Synode — zij kwam samen op 19 en 20 november j.l. — heb ik in de pers niet heel veel gelezen. Op de agenda kwam ook voor een concept-wijziging van de predikantstractementen. Dit naar aanleiding van de kinderbijslag, die vanaf 1 januari 1963 door het rijk betaald wordt. De bedoeling van de voorgestelde wijziging, waarvan ik repte, is, dat voor het vervolg de kinderbijslagen, die door de kerk aan haar dienaren werden uitgekeerd, zullen vervallen. De vrijkomende gelden zullen dan besteed worden voor de „leeftocht" der dienaren des Woords. Natuurlijk zullen er voor die predikanten, die slechts twee of geen kinderen hebben, nog weer een aparte voorziening in het leven geroepen worden. Ben ik goed ingelicht, dan is bij deze voorstellen een zachte wenk gegeven dat, in verband met de in uitzicht gestelde verbetering der tractementen, nu ook bijzondere toelagen, welke sommige gemeenten boven het reglementair vereiste geven, billijkerwijze dienden te vervallen. Werkt hier drang tot nivellering? Of een poging om invloed te doen gelden in het beleid en beheer van de plaatselijke gemeente? Het zou, gezien de begeerte naar centralisatie, welke aan de bedoeling van de kerkorde niet vreemd is, iets dergelijks kunnen betekenen.
Maar ik schreef slechts vragend en veronderstellend. Want over het in dit verband ter Synode verhandelde beschik ik nog niet over nadere gegevens.
Ik las wel van een nota — „een herderlijk schrijven"? — over de sport. Maar het voorgestelde dienaangaande stuitte nogal op kritiek en verzet. Dat maak ik althans op uit wat ds. W. Vroegindeweij uit Barneveld in Geref. Weekblad d.d. 1-12-'62 daarover schreef. De nota was z.i. te weinig Schriftuurlijk verantwoord. Hij speurde — ik zeg het met mijn woorden — een tamelijk humanistische invloed in het concept. Is dit door de invloed van de desbetreffende Raad, die mede de hand heeft gehad in het ontwerp, dat ter kennis van de Synode werd gebracht? Ds. Vroegindeweij laat zich over de invloeden der verschillende Raden niet in prijzende zin uit. Het blijkt meer en meer, hoezeer de kerk eigenlijk door het instituut dier Raden wordt beïnvloed, zo niet geregeerd. Te zijner tijd zal ook de nota over de sport wel worden gepubliceerd. Ik hoop, dat zij in haar inhoud wat beter het gevoelen, dat leeft in de kerk, zal weergeven, dan zulks het geval is met het herderlijk schrijven over de kernwapens. Daarover is het laatste woord waarlijk nog niet gesproken.
„Trouw" van 29 november j.l. wist te vermelden, dat het lid van de Eerste Kamer, de heer J. Tjalma, zich namens hervormde leden uit de Eerste en Tweede Kamer tot het moderamen der Generale Synode der Hervormde Kerk had gewend met het verzoek om een samenspreking te hebben over het Herderlijk schrijven over de Kernwapens. De betrokkenen zijn, zo werd er bij gemeld, uit verschillende politieke partijen. Bij alle verschil in politieke beginselen, is er dus op dit punt — kritiek op het Herderlijk schrijven — een zekere eenheid.
De Synode heeft niet te klagen, dat haar woord in dezen de geesten niet bezighoudt. Dat bleek ook in het Geref. Weekblad (uitgave Kok). Prof. dr. Herman Ridderbos staat afwijzend tegenover dit herderlijk schrijven. In een later nr. van genoemd orgaan — beiden waren van november j.l. — kon men van de hand van prof. dr. Brillenburg Wurth, een artikel lezen, waarin van instemming, ondanks kritiek en waardering werd blijk gegeven. Ik zou in dit verband op meer kunnen wijzen, want ook prof. Patijn, blijkens een artikel, ook in november, in „Hervormd Nederland" geplaatst, deed van zijn bezwaren blijken. Maar ik ga daarover niet verder. Het was mij in dit verband voornamelijk te doen om de stap, die de heer Tjalma deed.
De organisatie „In Dienst der Kerk" — I.D.D.K. — lijdt een kwijnend bestaan. Het hoofdbestuur zou, zo meldde „Trouw" onlangs, in een ledenvergadering, welke 24 november j.l. moet zijn gehouden, voorstellen I.D.D.K. te liquideren. Een verslag van die vergadering las ik niet. Maar het kan mij ontgaan zijn. Of tot de liquidatie is besloten weet ik dus niet. Zoveel is echter uit wat in de pers over I.D.D.K. werd gemeld wel duidelijk, dat zij moeite heeft om zich te handhaven. Dat is jammer. Want al was de organisatie niet de onze, toch gunden we haar de bloei waarin onze Mannenbond zich mag verheugen. Daar komt nog bij, dat wij nu ook de toogdagen van I.D.D.K., waarop vaak zeer urgente onderwerpen aan de orde werden gesteld, die leerzame reacties opriepen en ons oriënteerden over wat in de gemeenten rondom die „mannenbond" leefde, zullen missen.
Misschien is er 24 november j.l. een oplossing gevonden om in andere banen te bevorderen, wat I.D.D.K. zich als doel had gesteld.
Ik had het, terloops, over onze Mannenbond, Over de 13 oktober j.l. gehouden „toogdag" schreef ik tot dusver hier nog niet. Dat was niet, omdat ik de verslagen daarover niet met interesse had gevolgd. Integendeel. Ik verblijdde me over de opkomst, het meeleven van kerkelijke instanties, het actuele openingswoord van de voorzitter, de referaten, ja wat niet al. Ik miste in het verslag in mijn dagblad het Forum. Wel las ik, dat het er geweest was, doch verder niet. Nu lichtte het novembernummer van de „Hervormde Vaan" mij nader in door de „flitsen" daar gegeven. Het bleek mij daaruit, dat de referenten, ds. Schuurman en ds. Vermaas wel reacties kregen op hun lezingen. Zij hebben het gehoor wel aan zich verplicht door hun nadere uiteenzettingen. Natuurlijk was er ook wel eens iets, dat nu niet direct uit de referaten voortvloeide. Dat is nu eenmaal zo bij een Forum. Men kan dan wel eens iets spuien, waarvoor anders niet zo direct de gelegenheid is. Die indruk had ik van wat ds. Blok blijkens het slot van de „flitsen" plaatste. Overigens wel ad rem. Al met al een zeer geslaagde Toogdag, die blijk gaf van een opgewekt Bondsleven. Goede dingen, waarvoor God de Heere de dank toekomt.
Van goede dingen mogen ook onze jeugdbonden getuigen. Vrijdagmiddag 23 november j.l. is in Bilthoven het jeugdcentrum „Silvosa" geopend. In „Hervormd Nederland", d.d. 1 december j.l., las ik daarvan. Het is een zeer waarderend verslag, in prijzende toon gezet. Het is dan ook een heel ding in betrekkelijk kleine kring een bedrag van ƒ 60.000 samen te brengen als stichtingskapitaal. Ik weet wel ƒ 60.000 is vergeleken met de 13 miljoen, die werden geschonken voor „Open het dorp" in de T.V.-dag en nacht daarvoor georganiseerd, een luttele som. Maar die som moest komen uit een veel kleiner kring. Daarvoor kon geen beroep gedaan worden met inschakeling van zoveel en zovelen op het Nederlandse volk als op 26 en 27 november j, l. Men is in onze jeugdkringen niet minder blij met deze ƒ 60.000, als dr. Klapwijk met de 13 miljoen, die wij hem gaarne gunnen voor zijn mooi en sympathiek doel. Over een t.v.-actie als 26 en 27 november gehouden, zou nog wel het een en ander te zeggen zijn, doch ik onthoud mij nu daarvan.
Maar terzake. Ook het feit, dat de inrichting van de oude villa tot een aan moderne eisen beantwoordend jeugdcentrum voornamelijk door de jongeren zelve is verricht, is een prestatie, die te prijzen is en bewijst, dat er nog spirit in onze jeugd zit. Het is dan ook zeer te verstaan, dat prof. Severijn, die namens de Gereformeerde Bond sprak, gewaagde van zijn blijdschap over het bereikte resultaat, aandrong op voortgaan in de ingeslagen weg en de jongeren aanspoorde te blijven gaan in de paden des Woords om daardoor te ontvangen de verdiepte kennis des geloofs. Zo zal het leven naar het belijden der Vaderen zich. ook in onze jongeren rijk kunnen ontplooien.
We vermelden nog, dat zaterdag 24 november ds. Vermaas zijn functie als voorzitter van de Bond van J.V. op G.G. heeft neergelegd. In zijn plaats, is gekozen ds. J. V. d. Velden uit Amersfoort. Wij wensen onze jeugdbonden hartelijk geluk met hun „Silvosa" en de jongelings-bond met zijn nieuwe voorzitter. God de Heere zegene heel de arbeid onzer Bonden.
Januari 1963 nadert snel en daarmede de datum van het vierde eeuwgetij van de Heidelberger Catechismus. Zal dit op dezelfde wijze herdacht worden als dat van de inlevering der Ned. Geloofsbelijdenis? Ik heb daarvan nog weinig gehoord. Wel van een herdenking in Heidelberg, juni 1963, als ik me goed herinner. Hoe dan ook, vergeten wordt het naderend eeuwgetij niet. Het Geref. Weekblad (uitgave Kok), heeft sinds 2 november geregeld artikelen aan het oude leerboek gewijd. Ze zijn van de hand van dr. G. P. Hartveld. Deze geeft onder de titel; „Vierhonderd jaar Catechismus" velerlei uit verleden en heden betreffende de Heidelberger. Zo verhaalt hij o.m. dat diverse synoden eind 16e en begin 17e eeuw heel wat moeite met sommige gemeenten en predikanten hadden om de prediking van de Catechismus te doen geschieden. Men liet ze na, omdat de mensen zo traag kwamen onder de catechismuspreek. Vooral Gouda — „ter Gouw" gelijk de officiële Acta de stad wel noemen — was heel recalcitrant. Toen in 1602 bleek, dat men in Gouda nog steeds het been stijf hield, „werd" — zo schrijft dr. H., — „het stadje onder zware druk gezet". En hij vervolgt: „Tot stomme verbazing van de leden van de Synode van Dordrecht in 1608 bleek, dat de Heeren predikanten zelf een Catechismus hadden gemaakt". De Synode was er zeer gebelgd over, temeer omdat, zoals ze schreven, de voornaamste stukken van de christelijke leer er helemaal niet eens in voorkwamen". (G.W. 23-11-'62). In 1618 — de zaak sleepte nog steeds —bleek de Synode te Delft, dat de Goudse catechismus ook „door Arminius was gezien". Dat kon in 1618 geen genade meer vinden bij de Synode. Gouda betuigde spijt en Het alle voorhanden exemplaren innemen.
„Ter Gouw" is in oude kerkelijke historiën wel eens genoemd „het nest aller ketterijen". Het hierboven verhaalde geeft er een klein bewijs van. Het is ook een episode uit de geschiedenis en de loop van de Heidelberger in ons goede vaderland en zijn kerk.
Men spreekt wel eens, ook op kerkelijk terrein, van „de goede oude tijd". Maar de historie leert wel, dat we het verleden heus niet hebben te idealiseren. Dezelfde weerstanden tegen de catechismuspreek als thans, kwamen voor. Zullen we ons daaraan optrekken? Er is een uitnemender weg: de catechismus preken naar de eisen van deze tijd, want ook deze tijd met zijn vaak verwarrende problemen, zit er in. En de gemeente vergete niet, dat trouwe opkomst, middelijkerwijs een dominee aan het preken houdt en, onder de zegen des Heeren, medewerkt om ook uit het oude leerboek „nieuwe en oude dingen" op te diepen, actueel te preken en zulks „naar het hart van Jeruzalem".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 december 1962
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 december 1962
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's