De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Een eenzaam bastion? (1)

Bekijk het origineel

Een eenzaam bastion? (1)

De Gereformeerde Bond in de waagschaal

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gereformeerde bonders worden gezien als 'de anderen', de vreemdelingen. Toch zitten we met elkaar in één kerk...

'Zover is het in de Hervormde Kerk gekomen dan de mensen van de 'midden-orthodoxie', de 'gematigde progressieven' en 'verlichte Barthianen' van In de Waagschaal de gereformeerde bonders zien als 'de anderen', de vreemdelingen. Zo is het echter ook in omgekeerde richting. We begrijpen elkaar niet. We spreken elkaars taal niet en we lezen elkaars boeken en tijdschriften niet. We worden gescheiden door een religieuze en sociale kloof. Er is een zo groot verschil van milieu, dat we geneigd zijn elkaar op uiterlijke kenmerken te verketteren. Toch zitten we met elkaar in één kerk...'

Bovenstaand citaat is ontleend aan een artikel van prof. dr. F. O. van Gennep, hoogleraar aan de theologische faculteit van de Rijks Universiteit in Leiden, in het blad In de Waagschaal, veertiendaags orgaan komend uit de school van Karl Barth, of ook van de enige jaren geleden overleden prof. dr. K. H. Miskotte.

Een speciaal nummer van dit blad werd gewijd aan de Gereformeerde Bond. Het bevat bijdragen van prof. dr. J. M. Hasselaar ('Trouw beproeft allen'), van dr. A. A. Spijkerboer ('De Bond of de Kerk? '), van prof. dr. F. O. van Gennep ('Verbond met de 'Bond'') en van ds. M. G. L. den Boer ('De Gereformeerde Bond en de bevinding.').

Mijn eerste reactie op dit themanummer is, dat het lang geleden is dat op zulk een indringende wijze het zijn van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk onder de loep genomen is en door 'andersdenkenden' ter discussie is gesteld, als in dit nummer is geschied. Jaren geleden schreef prof. dr. A. A. van Ruler zijn befaamde artikel 'Ultra-Gereformeerd en vrijzinnig'. Daarop is toen van de zijde van de Gereformeerde Bond gereageerd in een aantal artikelen, die gebundeld zijn onder de titel 'Op het scherp van de snede.' In dit Waagschaal-nummer, hoewel niet zó geschreven als destijds door prof. Van RuIer, die namelijk met het signaleren van ontsporingen in de ultra-orthodoxie zei in eigen vlees te snijden - komen zoveel elementen aan de orde, die voor het bestaan van de Gereformeerde Bond en voor de geloofsbeleving onder ons van de meest wezenlijke betekenis zijn, dat we op dit alles dieper zullen moeten ingaan.

In dit artikel geef ik - met enige commentaar - weer wat in het nummer van In de Waagschaal aan de orde wordt gesteld. In de komende weken zullen we uitvoeriger op deelaspecten van dit nummer ingaan.

Prof. dr. J. M. Hasselaar over 'Beproefde Trouw'

In de titel van het artikel van prof. dr. J. M. Hasselaar 'Trouw beproeft ons allen' proeft men de heenwijzing naar de titel van het boek, dat bij het 75-jarig bestaan van de Gereformeerde Bond is uitgegeven, getiteld 'Beproefde Trouw'. Hasselaar betoogt in zijn artikel, dat wij 'in een oordeel, waarvan wij allen afhankelijk zijn' in de waagschaal gelegd zijn.

Als het dan om de gereformeerde belijdenis gaat stelt Hasselaar, dat wij niet vreugde over de kerk moeten hebben 'voorzover zij een gereformeerde belijdenis heeft en handhaaft' maar dat we meer vreugde moeten hebben 'over de gereformeerde belijdenis, omdat en voorzover in haar de katholieke kerk zich uitdrukt.'

Hasselaar stelt ook de vraag of de waarheid, die door de kerk in haar belijdenisgeschriften beleden wordt, om de noodmaatregel van een organisatie (als de Gereformeerde Bond) vraagt 'met statuten en al'. Hij 'verstout' zich in dit verband de opmerking te maken dat er (in de Bond) een ijver voor kerk en belijdenis is, die als 'kerkelijke houding de waarheid van de rechtvaardigingsleer in de belijdenisgeschriften geweld aandoet en kerkelijke zelfheiliging genoemd moet worden.'

Wat het religieuze, het geestelijke leven betreft vindt Hasselaar: 'Het moet uit zijn om een man als K. H. Miskotte dood te zwijgen, die in diepe verknochtheid aan de belijdenis der kerk (ook het bevindelijk karakter van zijn verknochtheid is indrukwekkend) gedaan heeft wat die Belijdenis beoogt, nl. het zoeken en vinden van nieuwe schatten in de Schrift als Gods Woord.'

Een belijdenis 'in de kluis', zo betoogt hij verder, is geen belijdenis (meer) maar 'een tot theorie verlaagd document'.

Hasselaar sluit af met wat persoonlijke opmerkingen, over gesprekken met studenten, 'wier leven met de gereformeerde bond verbonden is', maar die 'theologisch en geestelijk tegen de tralies van een kooi opvliegen' uit vrees voor verlies van vertrouwen bij de achterban. Juist nu candidaten uit de kring van de Gereformeerde Bond worden beroepen naar anderssoortige gemeenten heeft volgens hem presbyteriaal 'het uur van de waarheid geslagen'.

Commentaar

Tot zover de kern van het betoog van prof. Hasselaar. Als Hasselaar stelt dat trouw ons allen beproeft dan is dat juist maar dan mogen wij vragen of de belijdenis (voor ons allen) dan door de kerk inderdaad niet 'in de kluis' is opgeborgen. Als de kerk door de Gereformeerde Bond steeds op dit punt bevraagd is, is van andere zijde het belijden vaak uitgespeeld tegen de belijdenis, terwijl dit (eigentijds) belijden dan met de belijdenis niet spoorde, er niet congruent mee was. Hier ligt de diepe nood van de kerk, die tevens de nood moet zijn voor allen, die tot haar behoren.

Wat intussen de opmerking van Hasselaar betreft over bevangenheid van (jonge) predikanten uit angst voor verlies van vertrouwen bij de achterban: hoewel zo'n verschijnsel een algemeen voorkomend verschijnsel is, het betekent geestelijke armoede als dit in de kerk voorkomt. Daar geldt nog altijd de vrijheid van een christenmens. Een predikant, die gevangen is in de ban van een achterban, kan niet staan in de vrijheid van het Woord, dat vrijmaakt en vrijspreekt. Het is niet ten onrechte als ons hier een spiegel wordt voorgehouden, tot diepe verootmoediging. Wie zichzelf niet kan zijn (voor Gods Aangezicht) wordt een andere voor de gemeente dan hij in werkelijkheid is.

Dr. A. A. Spijkerboer over 'Bond en Kerk'

Dr. A. A. Spijkerboer heeft al meermalen de degens met de Gereformeerde Bond gekruist. Hij doet het nu onder de titel, die doet denken aan de bijdrage, die prof. dr. J. Douma schreef bij het 75-jarig bestaan van de Gereformeerde Bond, namelijk onder de titel 'De bond of de kerk? ' (Douma schreef: 'niet binnen een Bond maar binnen de kerk'). Spijkerboer zegt - terwijl hij altijd opkomt voor de oer-reformatorische, want bijbelse belijdenis van de rechtvaardiging van de goddeloze - dat dit toch niet hét artikel is, waarmee de kerk staat of valt. Het gaat om de belijdenis van Jezus Christus. (Dat zal niemand hem betwisten). Vervolgens tokkelt hij op de hem bekende snaren. De Bond is naar buiten toe zo gesloten. De Bond heeft vaak iets beklemmends. Hoewel de belijdenis van de rechtvaardiging door het geloof er is blijkt toch, 'dat het allemaal zomaar niet gaat, omdat er iets met je gebeurd moet zijn'. Hij kwam mensen tegen, die soms net zo ongelukkig waren als Luther vóór zijn bekering en dan dacht hij: 'De Gereformeerde Bond heeft deze mensen rooms gemaakt'.

Hij komt tot de conclusie dat de Gereformeerde Bond een 'Eenzaam bastion' in de kerk is, al kan hij zich voorstellen dat 'de regenteske minachting, waarmee andere hervormden de bond tegemoet treden, en de hoon der weldenkenden waarmee ze hem bejegenen, de bonders telkens weer op één hoop drijft.'

Maar - zo zegt hij - de Gereformeerde Bond zou in de praktijk nu eens moeten laten blijken, dat hij voor de kerk hoopt wat hij voor Israël hoopt. Want het geheim van Israël wordt binnen de Gereformeerde Bond erkend en men wacht eerbiedig af welke weg God verder met het Joodse volk gaat.

Tot zover dr. A. A. Spijkerboer, die afsluit met de opmerking dat als de Gereformeerde Bond 'in vrijheid opstaat en opbreekt om in de Nederlandse Hervormde Kerk te wijzen op Gods Waarheid er in die kerk nog wel eens dingen kunnen gebeuren, die niemand nu nog voor mogelijk houdt.

Commentaar

Drie dingen over dit betoog van Spijkerboer.

1. Komt Spijkerboer met zijn slotopmerking toch weer niet bij te grote verwachting van de Bond uit en is dat niet in strijd met de belijdenis van de rechtvaardiging van de goddeloze, op grond waarvan hij ook altijd het loutere zijn van de Gereformeerde Bond ter discussie stelt?

2. Als hij kennelijk moeite heeft met mensen, die de heilszekerheid missen dan vraag ik: is de zekerheid van het geloof in kring buiten de Gereformeerde Bond altijd wel échte geloofszekerheid? Toen Van Ruler zijn artikel 'Ultragereformeerd en vrijzinnig' schreef was daarin voelbaar het snijden in eigen vlees, als het namelijk gaat om de worsteling om het heil, met alle vergroeiingen dien omtrent in de gereformeerde orthodoxie. Spijkerboer wil toch niet ontkennen het noodzakelijke werk van de Geest in de levendmaking, de telkens weer nodige verlevendiging van goddelozen? Dat is toch aan de rechtvaardiging van de goddeloze eigen en werkt toch nooit automatisch? Weet hij dan niet van de strijd in het leven van een goddeloze om in Christus te zijn en te blijven?

3. Spijkerboer spreekt van de Bond als een bastion in de kerk. Ook die uitdrukking is door prof. Douma gebruikt, toen hij schreef 'Wie zich in een bastion opsluit, heeft weinig behoefte zich af te scheiden.' Van verschillende zijden ziet men ons dus in de Hervormde Kerk opgesloten in een bastion. Ik zou het dan maar willen houden bij de opmerking van Groen van Prinsterer: 'In het isolement (van het beginsel , v.d. G.) ligt onze kracht'. Dat bepaalt onze liefde tot de Hervormde Kerk, dat betekent geen isolering van een groep maar een appèl op de kerk, een appèl waar we zelf ook onder moeten vallen. En dat is iets anders dan verwachting voor Israël. Ten aanzien van de Kerk, de gemeente is ons immers geopenbaard hoe ze zijn zal in het leven!

Prof. dr. F. O. van Gennep over 'verbond met de Bond'

Het meest indringende en naar achtergronden speurende artikel In de Waagschaal is dunkt me dat van prof. dr. F. O. van Gennep, van wie we hierboven een citaat weergaven. Ik begin er niet aan zijn artikel weer te geven. Dat zal later gebeuren. Hij speurt naar het wezenlijke van de bevindelijkheid, naar de spanning tussen het subjectieve en het objectieve (Nadere Reformatie en Reformatie), naar het verschil tussen de kleine luyden, die met Kuyper meegingen in de Doleantie en de kleine luyden, die in de Hervormde Kerk bleven. Hij speurt ook naar de sociologische achtergronden van de Gereformeerde Bond. Enkele uitspraken geef ik van hem nog door: 'Verrechtsing van de Hervormde Kerk' zou wel eens het gevolg kunnen zijn van 'verlinksing van rechts als geheel...'

'Een bijdrage (van de G.B., v. d. G.) ligt dan juist in dit eigenaardige bevindelijke verleden, maar tevens in de nadruk op de typisch gereformeerde elementen in de prediking: Gods heiligheid en souvereiniteit. Ook al bracht dat verleden veel wetticisme en verstarring met zich mee, in de grond vinden we daarin toch noodzakelijke correcties op de vervlakking van het midden-orthodoxe geloofsleven en de neiging God Zelf anthropologisch te omsingelen. Meer dan 'onterfden' mogen we in de Bonders erfgenamen zien en juist in die hoedanigheid hebben zij ons veel te zeggen.'

En dan tenslotte: een spraakmakende uitdrukking uit het verhaal van Van Gennep:

'Voor ons, Waagschaal-lezers, zou het een ramp zijn, als wij aan ons beschaafde linkse denken zouden zijn overgeleverd. Ook wij, midden-orthodoxen, verworden zonder de Bond tot een bleke club van sociaal-en bloedverwante nesthokkers, die elkaars grapjes begrijpen en er dezelfde smaak op na houden. Zo'n kerk is een soort rotary-club geworden, een gezelschap van mensen, die zeggen de gehele wereld te willen dienen en dat doen door een exclusieve cercle te vormen, waarbinnen zij elkaar de bal toespelen. Een Hervormde Kerk, die de Bond toe zou staan een 'ecclesiola in ecclesia' (kerkje in de kerk, v.d.G.) te zijn, dreigt zelf zo'n ecclesiola te worden.'

Op dit betoog voorlopig slechts één reactie. Het is nogal wat om de kerk, zónder een bepaalde groepering daarin, tot rotary-club te degraderen. De kerk is, ook in haar vergroeide gestalte, kerk: wat des Heeren is. Dat zullen we allen altijd van en voor de kerk belijden en daar ook hoop en verwachting uit hebben.

Van Gennep zal het me intussen niet euvel mogen duiden, dat ik even geglimlacht heb bij zijn opmerkingen over die rotary-club, denkend namelijk aan de situatie van de theologische faculteit te Leiden. Wordt de Leidse faculteit niet een rotary-club als dan ook eindelijk niet eens gedacht wordt aan een benoeming van een kerkelijk hoogleraar van de zijde van de Gereformeerde Bond aldaar? Van Gennep is toch geen vreemdeling in het theologische Leiden? We wachten op zijn inbreng als het gaat om de consequenties van zijn opmerking in dit artikel.

Ds. M. G. L. den Boer over 'bevinding'

De Utrechtse ds. M. G. L. den Boer schrijft over de Gereformeerde Bond en de bevinding. Uit zijn bijdrage slechts één passage, omdat het geheel om diepere bespreking vraagt:

'Bonders wekken wel eens de indruk, dat het spreken over de bevinding een specialiteit is van de gereformeerde bond. Niet-bonders bevestigen vaak deze indruk, vooral als zij zich welwillend uitlaten over deze specialiteit en haar zelfs positief waarderen. Zij noemen dan de bevindelijkheid een element dat zij niet gaarne zouden willen missen. Wat zij niet willen missen is echter de bevindelijkheid als element bij anderen. Het kan volgens hen zeker geen kwaad als tenminste ergens in de kerk dit element wordt vastgehouden en gekoesterd. Zo wordt niet beseft, dat de bevinding niet slechts een element is, maar dat zij in de gereformeerde reformatie (die wijder is dan het calvinisme) een geheel eigen plaats heeft gekregen. In deze reformatie is de bevinding - om met Van Ruler te spreken - 'moment in en modus van het eigenlijke.'

Me dunkt dat hier een waardevolle notie wordt aangereikt. Als bevinding een soort eigenheid van de Gereformeerde Bond en van aanverwante kringen moet zijn, dan zijn we wel ver van huis. Hóé moeilijk het ook is om het begrip bevinding te definiëren (religie van de belijdenis, geloofservaring, beleving van het heil, werk van de Heilige Geest in de harten van zondaren) en hóé verschillend het ook in bevindelijke kringen zélf wordt beleefd, waar de zaken van de Schrift, die heilsfeiten zijn, niet in de harten van mensen resoneren daar is het de dood in de pot. Is daar nog wel van geloof sprake?

Wat onder ons intussen ook tot bezinning mag leiden is de vraag óf de bevinding, waarvoor wij opkomen, Schrift-geworteld en reformatorisch, vanuit de confessie bepaald is. Een andere vraag daarbij is - en dat is een vraag, waarvoor dit ln de Waagschaal-nummer ons stelt - of de bevindelijkheid van met name K. H. Miskotte waarop ook steeds in dit nummer gewezen wordt, parallel loopt aan de wezenlijke ontdekking van de Reformatie en de daarop geënte doordenking van de geestelijke vragen in later tijd. In de Waagschaal heeft ons intussen heel wat huiswerk gegeven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 1981

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Een eenzaam bastion? (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 1981

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's