De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Globaal bekeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Globaal bekeken

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij het vijfenzeventigjarig bestaan van de Gereformeerde Bond in 1981 werd in de Domkerk in Utrecht een gebedsdienst gehouden, waarin ds. L Kievit voorging. De tekst van het gesprokene ('Uw werk – ons werk') is te vinden in het boek '75 jaar Gereformeerde Bond, gezegd-geschreven'. Een lezer herinnerde nog eens aan een passage in de preek van ds. L. Kievit, waarin ook het woord, 'godsverduistering' valt, een begrip waarover vandaag nogal veel te doen is. Hier volgt de passage nog eens.

'Verschijn blinkende, laat Uw aanschijn lichten – Psalm 81. Daar zijn wij bij gebaat en door behouden. Dat hebben onze kinderen nodig, dát bovenal. Laat Uw heerlijkheid hen als een glans omgeven, zodat zij daarin gehuld worden. Uw heerlijkheid, hun erekleed. Heere: de verbondsnaam. Onze kinderen: Aanschouw het verbond. Ons gebed is verbondsmatig, wij denken aan onze kinderen tot vóór het aangezicht des Heeren. Hunkeren zij naar die heerlijkheid? Het lijkt er vaak niet naar. Dat doet ons met des te meer aandrang erom vragen. Wij hebben de mond vol over onze vaderen; denken wij ook aan onze kinderen? De kinderen van Uw knechten, Heere. Wijslaan, onwillekeuring, de armen om hen heen. Wat zal er van hen worden? Wat zullen wij voor hen wensen? De toekomst is niet rooskleurig en zij staan in die toekomst. Wij zullen niet 'ach en wee' roepen. Wij zullen de naam des Heeren aanroepen. Want het gaat spannen! Maar hopeloos is het niet. Wij gaan een tijd tegemoet, we leven er al midden in, die gekenmerkt wordt door godsverduistering. Daarom is het zo donker; daarom ook hebben velen geen zweem van 'kennis van God meer'. Men gaat er prat op: geen God. Maar het vliegt ons wel eens naar de keel: geen God. God is wel weg te denken en weg te werken, maar niet te vervangen, er vallen gaten. Uw heerlijkheid. Overtuig onze kinderen ervan dat Gij de levende God zijt, dat er wat van U uitgaat, uitstraalt.
Want naast 'godsverduistering' is er evenzeer sprake van 'mensontluistering'. Dat gaat gelijk op. Levensvervuiling. Er is geen heerlijkheid meer aan. Vandaar die onvergenoegzaamheid, die grimmige trekken vertoont. Uw heerlijkheid alleen verleent luister aan ons leven. Laten onze kinderen zich niet maar moede neerleggen bij het hedendaagse 'schamele' en 'schandelijke'. Bidden onze kinderen mee? Zo zal de heerlijkheid weerkaatst worden; het wordt door de genade van de Heilige Geest een 'heerlijk' leven. Uwer, hun kinderen, als een helder licht dat hen omstraalt Laat Uw heerlijkheid gezien worden.'


Ter gelegenheid van de restauratie van het kerkgebouw van de Hervormde gemeente te Noorden werd een boekje uitgegeven onder de titel 'Het Hervormde Kerkje aan de Noordense plas'. Het fraai uitgevoerde, met vele illustraties verluchte boekje is voor de prijs van ƒ 25,– verkrijgbaar bij de Activiteitencommissie Hervormde Gemeente Noorden, Nachtegaalsepad 17, 3562 LM Woerdense Verlaat.
Uit dit boekje twee passages, de eerste een brief van de minister van eredienst uit het jaar 1809 in verband met een door de overheid uitgeschreven dank- en bededag; de tweede betreffende 'controle op de prediking'.

• 'Het pleegt vanouds in dit land de gewoonte te zijn jaarlijkse eene dag af te zonderen, op welke door de geheele natie op eene plechtige wijze aan den Allerhoogste zoo wel dankzeggingen voor genotene weldaden en zegeningen, als gebeden om verlossing en afwending van rampen en oordeelen, en om Zijn voortdurende gunst en bescherming werden opgezonden. Het is niet alleen de wil en de begeerte van de koning, welke grootelijks behagen schept om den godsdienstige geest en gevoelens bijzijn volk te onderhouden, dat deze betamelijke en eerbiedwaardige gewoonte wederom ingevoerd en gevolgd worden. … Wij hebben toch niet, zoo als veele anderen volken, het toneel des oorlogs, en de ijselijkheden die daarmede gepaard gaan, op onze bodem gezien. Wij zijn verschoond gebleven van aanstekende ziektes en schadelijke runderpest en de oogst van verleden jaar heeft de hoop van den landman niet verijdelt.
De reden tot danken kan zijn het zuchten van anderen onder zware oordeelen en bezoekingen. Nog versch ligt in ons geheugen zoo de verschrikkelijke verwoesting welke twee jaar geleden de stad Leyden heeft getroffen (explosie van een kruitschip). Alsook de watersnood die in de laatstverlopende winter een gedeelte van Zeeland heeft getroffen. Gedenken we de geduchte ramp in veele streken van ons land door overstromingen, het losbrekend ijs, het afkomend water en zware stormwinden.
…Wij hebben dus alle redenen om ons voor de hoogen God te verootmoedigen en met erkentenis van onze diepste afhankelijkheid de vurige gebeden aan denzelven op te zenden.
In den godsdienstoefeningen welke dien dag in alle kerken zullen plaatsvinden zal het de plicht van de leeraaren zijn om aan hunnen gemeente in te boezemen die gevoelens van boetvaardigheid uit het besef van schuld en dat het Hem behage verdere rampen en onheilen af te weren en met Zijn vorige zegeningen tot ons terug te keeren.
De minister van eeredienst, J. H. Hollerius.'


• 'Het zou nu ondenkbaar zijn, dat van hogerhand controle zou worden uitgeoefend op hetgeen in de verschillende kerken gepredikt wordt.
De aanhankelijkheid aan ons koningshuis is gelukkig overduidelijk en geen enkele kerkgemeenschap behoeft dit extra te bevestigen.
Dat het wel eens anders geweest is toont het volgende schrijven aan, dat via de overheid gericht was aan de kerken in Noorden en Nieuwkoop.
Utrecht, den 6 september 1811
De onderprefect van het arrondissement Utrecht aan De heer maire der gemeente Nieuwkoop-Noorden van hetzelve arrondissement.
Mijnheer de maire!
Het is ingevolge een bekomen last van den heer prefect, dat ik gemeend heb ter Ued. kennis te moeten brengen, dat het een der eerste plichten van de leeraren der onderscheide godsdienstige genootschappen uitmaakt, den souverain te doen eerbiedigen en de gehoorzaamheid aan de wetten te doen prediken, terwijl zij van hunnen invloed moeten gebruikmaken, ten einde de mensen tot onderdanigheid aan te sporen en hun het bekwaam maken tot de militaire dienst aan te raden.
Ik twijfel geensints of dit wordt door de leeraars in uw gemeente ten uitvoer gebracht, doch daar ik gehouden ben, de bewijzen van hunnen ijver en gehechtheid aan den persoon van zijne majesteit den keizer, kennelijk te maken, verzoek ik Ued. voor of uiterlijk op aanstaande dinsdag eene copie der laatst door de leeraars der onderscheidene gezindheden, in uw gemeente gehoudene redevoeringen aan mij te zenden. Ik heb de eer met achting te zijn.
De onderprefect voornoemd,
J. M. van TuyII van Serooskerken.'


Een journalist van de Twentse Courant maakte een doopdienst mee in de hervormde Schildkerk te Rijssen. Hij was er kennelijk zo van onder de indruk dat hij het volgende stukje, in zijn krant schreef, een stukje overigens waaruit blijkt dat de psalmen niet zijn alledaagse lectuur vormen.

'Ik heb geen antwoord op het fenomeen Rijssen. Hoe zou ik? Ik ben niet eens in staat mijn eigen leven naar waarde te schatten. Het enige wat ik in Rijssen dan ook gedaan heb is indrukken verzamelen en me verbazen. Op een zondagavond heb ik me aangesloten bij het welzalig volk. De lucht zat vol klokgelui. Ik was extra vroeg gegaan. Overal stonden auto's maar kerkgangers zag ik niet. Aarzelend liep ik in de richting van de Schildkerk, met de Westerkerk en het Centrum Sion bedehuizen van de Hervormde Gemeente, behorend tot de gereformeerde Bondssignatuur Ik duwde een deur open en stond perplex: over een half uur zou de dienst beginnen, maar de kerk zal al stampvol, minstens vijftienhonderd mensen, meer konden er ook niet in. De balkons aan weerszijden tussen de pilaren en achterin, droegen een mensenzee, hoofdzakelijk jongeren. Het tekort aan zitplaatsen dwong ouderlingen tot gesjouw met rode plasticstoeltjes. Precies zeven uur brak het geweld los: Psalm 143/9 Toon mij de weg die ik volgen moet'. Het orgel gromde, vijftienhonderd kelen spanden zich. Naast mij zal een zestiger met een stem als een cirkelzaag. Ik kreeg het benauwd, kon geen kant op. Ik was getuige van een doopdienst. Veertien ouderparen stonden met hun in kant en tule verstopte baby rond de kansel. Veertien eigenwijze hoedjes in allerlei kleuren, sierden de jonge moeder. 'Het is hier aaltied vol, maer dee rooje steulkes hew allene biej bi zundere feeste neudig', fluisterde de cirkelzaag. 'Ik doop u in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes', hoorde ik de jonge dominee veertien keer zeggen. De dienst duurde anderhalf uur, regelmatig onderbroken door een rol pepermunt die de cirkelzaag me toestak. Met de oude beslistheid op het gezicht, zongen de Riessenders hun Psalmen. 'De gedoopte baby's van 1987', besloot de dominee, 'zijn niet alleen de gelovigen van de volgende eeuw, maar van alle eeuwen, tot in eeuwigheid'. Even later stroomde de kerk leeg. Langzaam reed ik door de overvolle straten huiswaarts. Met al die uitgaande kerken en telkens weer nieuwe gelovigen leek Rijssen opeens een Paasstad. En zo is het elke zondag.'

v. d. G.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juni 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Globaal bekeken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juni 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's