De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Wie is Jezus Christus? (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wie is Jezus Christus? (5)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat eerbied voor de bijbel als gezaghebbend getuigenis en nauwkeurig wetenschappelijk onderzoek elkaar niet uitsluiten bewijzen een tweetal boekjes die recent verschenen zijn over het gebed dat Jezus zijn leerlingen geleerd heeft, het Onze Vader. We zouden kunnen zeggen, dat deze boekjes niet direct gaan over het thema van deze artikelen. Toch hebben zij er alles mee te maken, omdat zij ons bepalen bij een facet van het onderwijs van de aardse Jezus.
Over het gebed des Heeren is in de loop der eeuwen veel geschreven, vaak in dogmatische en meditatieve zin. Dat is niet vreemd, want vanouds behoort het gebed tot de vaste onderdelen van de catechese. Naast dogmatische en een praktisch-pastorale invalshoek is het ook van betekenis te letten op de exegetische bijdragen.

C. F. Evans over het Onze Vader
Allereerst wijs ik op de vertaling van een beknopte studie die de Oxfordse nieuwtestamenticus, C. F. Evans in 1963 aan dit gebed wijdde. De Nederlandse vertaling verscheen bij Ten Have (Baarn, 1998, 128 blz.; ƒ 24,90). Het pleit voor de inhoud van dit werk dat de lezer 35 jaar na de verschijningsdatum allerminst het gevoel heeft met een verouderd geschrift te maken te hebben. Het is geschreven met die verheugende nuchterheid waarvan Engelse geleerden vaak het geheim hebben. De auteur gebruikt de methoden van het historisch-kritisch onderzoek, maar dat leidt bij hem niet tot een tegenstelling tussen de aardse Jezus, de verkondiger, en de Christus na Pasen. Het gaat Evans om iets anders.
Vooreerst laat hij zien, hoe we dit gebed van Jezus pas goed kunnen begrijpen tegen de achtergrond van het Oude Testament en de joodse gedachtewereld waarin Jezus leefde. Maar tegelijk laat hij uitkomen dat de overlevering van de woorden van Jezus vorm kreeg na Pasen en dat de evangelisten schreven vanuit hun geloof in de opstanding van Jezus. De beide weergaven van dit gebed laten dan ook verschillen zien, die samenhangen met de doelstelling en de tendens van respectievelijk Mattheüs en Lucas. Het Onze Vader gaat voor Evans terug op het onderwijs van Jezus, maar de woorden van de aardse Jezus zijn overgeleverd met het oog op de latere gemeente. Het gebed des Heeren wordt na Pasen gebeden in een gemeenschap die met en in Hem, in Zijn Naam dit gebed bidt. Het is ook het gebed van de kerk. In dit verband wijst Evans onder andere op de verbanden tussen het Onze Vader en het hogepriesterlijk gebed van Johannes 17.
Er wordt met name van joodse zijde nogal eens op gewezen dat het Onze Vader een door en door joods gebed is. En we kunnen inderdaad de woorden van dit gebed terugvinden in allerlei uitdrukkingen uit oudtestamentische en joodse gebeden. Maar tegelijk moet gezegd worden dat de christelijke gemeente in dit gebed de stem hoort van Hem die de Christus is, de Zoon van God, in wiens naam wij tot God naderen. We moeten daarom voorzichtig zijn om al te snel te spreken van een joods gebed en de levende Here niet opsluiten in de aardse geschiedenis. Wel is het goed om ons te realiseren dat juist het Eerste Testament ons helpt om te verstaan wat Jezus ons te zeggen heeft.
Evans maakt ten aanzien van de verschillende beden van het Onze Vader mooie opmerkingen. In kort bestek schenkt hij aandacht aan een groot aantal exegetische details. Mij trof wel, dat hij bij de uitleg van de bede om het dagelijks brood uiteindelijk kiest voor het hemelse brood. De heb geen enkele behoefte om het een van het ander los te maken, maar vraag me toch af of een dergelijke vergeestelijkende uitleg niet te kort doet aan de betekenis van Gods Vaderschap en Zijn komende Rijk voor de concrete broodvragen. Mooie dingen worden ook gezegd over de realiteit van de Boze en de macht van de verzoeking. Terecht wijst Evans op de betekenis van de doxologie. Het Onze Vader wordt, zegt hij op blz. 113, 'als alle christelijke gebeden in laatste instantie gebeden in de Geest door Christus tot de Vader'. En deze trinitarische spits die we niet moeten afbreken door een geïsoleerde 'Jezus-vroomheid' lijkt me niet alleen bijbels, maar ook reformatorisch verantwoord.

Tom Wright over het gebed van Jezus
In de tweede plaats vraag ik uw aandacht voor een fijnzinnig boekje van de Anglicaanse geleerde N.T. (Tom) Wright, Het gebed van Jezus (73 blz., 18,50, Boekencentrum 1998). Wright is een toonaangevend vertegenwoordiger van de evangelicale beweging in de Anglicaanse kerk. In ons land is hij bekend geworden door zijn boek over de nieuwe taken van de kerk. Onlangs verscheen van hem de vertaling van een boek over de theologie van Paulus. Op het ogenblik is hij bezig met het schrijven van een grote vijfdelige theologie van het Nieuwe Testament waarvan inmiddels twee delen verschenen zijn, o.a een uitvoerige studie over Jezus en de overwinning van God. Die titel is typerend voor de wijze waarop Wright de boodschap van het Nieuwe Testament interpreteert.
In Jezus breekt Gods koninkrijk zich baan dat aan aardse machten, zoals het rijk van Augustus hun nederlaag aanzegt. De kerk die het gebed des Heeren bidt, 'doet dat als de nieuwe koninklijke familie, die puur en alleen leeft vanuit de totaal nieuwe invulling van het koningschap die wij in de kribbe en aan het kruis ontdekken' (blz. 71).
Ook Wright plaatst het gebed tegen de achtergrond van Oude Testament en jodendom. Zijn boek draagt niet zozeer een exegetisch-wetenschappelijk, maar veeleer een exegetisch-meditatief karakter. Je merkt dat het ontstaan is uit een serie preken, waarbij de schrijver keer op keer lijnen trekt naar de geloofspraktijk van de gemeente. Ik stip enkele momenten aan, die me troffen. Ten aanzien van de Vadernaam wijst Wright erop, dat in dit woord de roeping van Israël en de verlossing van Israël besloten ligt. De Vader is de Koning. God je Vader noemen betekent 'intekenen op het Koninkrijk van God' (blz. 21).
Ook bij Wright wordt de bede om het dagelijks brood verbonden met de Avondmaalstafel, maar anders dan bij Evans betrekt hij het toch heel duidelijk op de voorbede voor concrete noden. Bij de bespreking van de bede om verlossing van de boze merkt Wright op, dat je dit gebed niet kunt bidden op een veilig afstandje, maar alleen als je ja zegt tegen Gods koninkrijk, dat in ons geboren wordt (blz. 62). Een wat merkwaardige uitdrukking die de roeping tot navolging van Christus en het doen van de wil van onze Koning, wil onderstrepen.
Het gebed des Heeren is het gebed voor mensen onderweg, mensen die de eerste komst van Jezus vieren en verlangend uitzien naar zijn wederkomst. Het is het gebed dat de tijden omspant. Wright schreef een mooi boekje, dat niet alleen een goed voorbeeld is van evangelicale omgang met de Schrift, maar ook de rijkdom van de spiritualiteit van de Anglicaanse kerk laat zien.

Een korte balans
We zijn aan het eind van ons overzicht gekomen. Ik vat heel in het kort nog enkele van mijn bevindingen samen en geeft een beknopte evaluatie.
a. In een aantal opzichten is het beeld wat uit de besproken literatuur naar voren komt, voor wie met de reformatorische belijdenis buigt voor het volstrekte gezag van de Schrift niet bemoedigend. De geest van de Verlichting met zijn nadruk op de rede en zijn binnenwereldse visie op de bijbel, is nog lang niet verdwenen. En velen blijken toch geneigd de nieuwtestamentische prediking te schrijven op de rekening van de creatieve gemeente. Waar men dan uiteindelijk uitkomt laat het boek van Kuitert op een onthutsende, maar eerlijke manier zien: Jezus als een jood, wiens boodschap door de latere kerk van een goddelijk aureool omgeven is. De veelheid aan visies en uitlegmethoden kan een verwarrende indruk achterlaten. Ik kan me voorstellen dat iemand zegt: wat moet een eenvoudig gelovige er mee? Er is ook een andere kant. We zien hoe deze Schriftkritische visie doorwerkt onder kerkdijken en randkerkelijken. Er blijven vaak flarden van hangen. In pastoraat, in jongerenwerk en in vormen van evangelisatiearbeid kunnen we ermee in aanraking komen. Daarom is kennisname van wat er gaande is, van betekenis voor kerkenwerkers. Met het oog daarop schreef ik deze artikelen.
b. Een gereformeerde visie op de Schrift zal ernst maken met het openbaringskarakter van dit getuigenis. God spreekt tot ons in Zijn Woord. Maar Hij doet dat door de dienst van mensen. Daarom is de Schrift honderd procent goddelijk getuigenis en honderd procent mensenwoord.
God is met zijn openbaring ingegaan in de leef- en denkwereld van de mens uit de antieke wereld. Gods getuigenis is niet tijdloos, maar haakt in op de situatie en is zo een actueel getuigenis voor alle tijden en alle plaatsen.
c. Dat betekent dat we het exegetisch onderzoek met de ons ten dienste staande literaire en historische middelen niet behoeven te schuwen. Voorzover er geluisterd wordt naar de tekst van de Schrift kunnen we er veel van leren. Het is wel belangrijk vanuit welke vooronderstelligen we het exegetisch handwerk beoefenen. Want elke exegeet gaat van bepaalde vooronderstellingen uit ten aanzien van de Schrift.
Auteurs als Barnett en Wright laten ons zien, dat een reformatorische visie op de bijbel en grondige uitlegkundige arbeid elkaar niet uitsluiten. Het zou van weinig wijsheid getuigen als we tegenover de moderne bijbelwetenschap ons terug zouden trekken op het fort van het fundamentalisme. Gereformeerd Schriftonderzoek moet zich dat dilemma niet laten opdringen. De wijze waarop de hierboven genoemde evangelicale wetenschappers – en er zouden vele anderen te noemen zijn – gebruik maken van. en in gesprek gaan met de moderne bijbelwetenschap is iets waar we veel van kunnen leren. Persoonlijk betreur ik het dat onder ons, die het 'de Schrift alleen' zo hoog in het vaandel hebben, de studie van de wetenschappelijke exegese en de bijbelse theologie vaak zo weinig ter hand genomen wordt. Kerkhistorische onderwerpen scoren vele malen hoger. Komt dat, omdat men zich niet op de open zee van de uitdaging durft te wagen en maar liever dicht bij de kust van de historie blijft?
d. Wie eerlijk en onbevangen de bijbel leest moet erkennen dat de bijbel zelf ons menigmaal voor vragen plaatst. Neem alleen maar de verschillen tussen de evangeliën. Juist het wetenschappelijk bijbelonderzoek kan ons helpen die vragen in het vizier te krijgen en kan onze blik scherpen voor dé eigen aard van de bijbelse geschiedschrijving, voor de vervlechting van feit en verkondiging, voor de wijze waarop het getuigenis van de aardse Jezus in de context van de latere gemeente is doorgegeven als een levend geloofsgetuigenis. Maar in dit veelstemmig getuigenis klinkt altijd weer de boodschap dat de aardse Jezus en de opgestane Here een en dezelfde is. Het is een betrouwbaar getuigenis omdat het verworteld is in de zelfopenbaring van de aardse Jezus die door zijn Geest hen na Pasen in alle waarheid heeft geleid (Joh. 16 : 13 en 14 : 26).
e. Enkele van de in deze artikelenreeks besproken boeken laten ons zien hoe de vertolking van het bijbels getuigenis in de dogmatische arbeid geschiedt. De boeken van het Nieuwe Testament geven geen afgerond systeem. Elke confessionele of dogmatische verwoording moet altijd weer terugkoppelen op het bijbels getuigenis. Maar we zijn van de noodzaak om systematisch de inhoud van de boeken van Oud en Nieuw Testament te doordenken niet ontslagen. Ook exegetische studies zijn nooit vanuit een blanco positie geschreven.
In de dogmatische vertolking zien we ook hoe het evangelie in een bepaalde tijd en cultuur verstaan en vertolkt wordt. Dat moet ons bescheiden maken. Bovendien leert de geschiedenis ons, dat theologie vaak geleid heeft tot eenzijdige opstellingen waarbij belangrijke schriftuurlijke gegevens verwaarloosd werden. Wij kennen ook in onze geloofsbezinning ten dele. En elke tijd staat voor de vraag de betekenis van het feit dat in Jezus God tot ons gekomen is, opnieuw te doordenken, daarbij dankbaar gebruik makend van de wijsheid van de kerk van alle eeuwen en plaatsen. In het getuigenis van evangelisten en apostelen treedt de levende Jezus Christus op ons toe als de Waarheid in eigen Persoon. In lied en confessie, dogma en theologische uitspraken beoefenen we de dienst der Waarheid, luisterend en buigend voor de Schriften, met een fijne antenne voor wat mensen beweegt en open voor hen die aspecten van de Waarheid die door ons verwaarloosd zijn, naar voren brengen.
f. Ten slotte nog een enkel woord over de prediking. De historische bezinning op de persoon van Jezus is voor de prediking niet onbelangrijk. Het christelijk geloof stoelt op gebeurtenissen uit het verleden. Maar we zullen niet mogen capituleren voor een historiebeschouwing die geen ruimte laat voor een ingrijpen van God in onze geschiedenis.
In de tweede plaats zegt de aandacht voor de historische Jezus ook iets over de werkelijkheidsbeleving van de hoorder van vandaag. De vele Jezus-beelden zijn typerend voor onze postmoderne tijd, het denken in flitsen en fragmenten. Postmoderne mensen zijn afkerig van grote systemen, van rationalistische betogen. Het kleine verhaal boeit.
Hierboven heb ik gewezen op de betekenis van goede dogmatische doordenking voor prediking en belijden. De neem daar niets van terug, als ik er nu bij zeg, dat dat niet een pleidooi betekent voor een dogmatische manier van preken. We openen op de preekstoel de bijbel en geen handboek voor de dogmatiek. Dogmatische bezinning in de studeerkamer is nodig en geeft stevigte aan het skelet van de prediking, zei Van Ruler in mijn studententijd, maar, voegde hij eraan toe: het is niet best als de botten zichtbaar worden. Concreet betekent dit dat wie geroepen is te preken er goed aan doet in te haken op de huidige belangstelling voor het verhaal. Dat behoeft niet in mindering te komen op de verkondiging.
Waar ik wel voor pleit is een wijze van preken, die niet leerstellig is, maar veeleer verhalend, existentieel en pastoraal. De bijbel is het boek der ontmoetingen (J. H. Bavinck). Laten we het grote Verhaal aangaande Jezus Christus, God en mens, doorgeven op de wijze van de evangelieverhalen door mensen in de preek mee te nemen op de weg van Jezus, hen als het ware in contact te brengen met Hem en zo het Geheim van zijn Persoon te vertolken opdat zij in de ontmoeting met Hem gaan belijden: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God!
A. Noordegraaf

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1999

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Wie is Jezus Christus? (5)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1999

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's