De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Messiasbelijdend jodendom: barrière of brug?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Messiasbelijdend jodendom: barrière of brug?

13 minuten leestijd

Voor wie geen vreemdeling in Jeruzalem is, zal het geen nieuws meer zijn: ds. Joseph Ben Zvi is in ons land. Evenals vorig jaar is deze messiasbelijdende joodse predikant te gast in een aantal gemeenten. Op uitnodiging van de Stichting Steun Messiasbelijdende Joden (SSMJ) vervult hij een achttal spreekbeurten. Ben Zvi is voorganger van de onafhankelijke Bat Tsion-gemeente in een voorstad van Jeruzalem. Zijn grootouders waren vrome, zeer orthodoxe joden. Zijn ouders kwamen tot het geloof in Jezus Christus onder de prediking van de bekende ds. Richard Wurmbrand. Op achtjarige leeftijd emigreerde Ben Zvi naar Israël, samen met zijn ouders, broers en zusters. Tijdens zijn spreekbeurten mag hij op grote belangstelling rekenen. Vooral onder hen die zich verbonden weten met het joodse volk, is hij intussen een goede bekende geworden. Samen met andere joodse predikanten als Baruch Maoz en Lance Lambert vormt hij de spreekbuis van de messiaanse beweging in Israël. Zijn tweede tournee door Nederland is voor de redactie van dit blad aanleiding om nadere aandacht te besteden aan de messiasbelijdende joden.

Veelkleurig palet
Niet alleen in Israël, ook elders in de wereld is sprake van een opmerkelijke groei van het aantal joden die Jezus als Messias herkennen en erkennen. Gemeenten van joodse messiasbelijders schieten de laatste decennia als paddestoelen uit de grond. Van uniformiteit is daarbij geen sprake. Er is een grote mate van diversiteit. Sommige gemeenten vertonen duidelijk het stempel van de zendingsorganisatie waaruit ze zijn voortgekomen. Zowel wat betreft geloofsleer als de vormgeving van de erediensten zijn deze gemeenten beïnvloed door het Amerikaanse en Europese christendom. Er zijn echter ook gemeenten die sterk willen vasthouden aan de joodse identiteit. Een kenmerkend voorbeeld daarvan is de Beth Yeshua gemeente in Amsterdam. De voorganger, Lion S. Erwteman laat zich rabbijn noemen. Hij draagt tijdens de dienst op sjabbat - niet op zondag dus, maar op zaterdagmiddag - zijn tallit, de joodse gebedsmantel en sluit zich wat betreft de schriftlezingen aan bij de volgorde van de synagoge. Ook de joodse feesten worden op traditionele wijze gevierd, zij het dat de vervulling in Jezus Christus daarbij ook expliciet aan de orde komt. Tussen deze twee uitersten van aanpassing aan de heiden-christelijke theologie enerzijds en van blijvende oriëntatie op de joodse traditie anderzijds zijn tal van varianten aan te wijzen. Het is bepaald geen koekoek-éénzang binnen de messiaanse beweging. Eerder kan gesproken worden van een veelkleurig palet, met veel onderlinge verschillen en zelfs tegenstellingen.

Spanningsveld
Wie verheugt zich niet over het feit dat Jezus een steeds grotere plaats blijkt in te nemen onder het joodse volk? We mogen God ervoor danken dat steeds meer joden in Hem de beloofde Verlosser zien, zoals de profeten Hem hebben aangekondigd. Hoe meer 'eerstelingen' er geteld, worden, des te dichter naderen we de dag dat 'geheel Israël; behouden zal worden' (Rom. 11). Hoe groter het aantal voorboden, des te sterker wordt het verlangen naar de volheid. Daar mogen we op goede gronden om bidden, naar uitzien. Tegelijkertijd dienen we te beseffen dat de steeds nadrukkelijker aanwezigheid van messiasbelijdende joden een spanningsveld met zich meebrengt. Ten diepste is hun positie van meet af aan problematisch geweest. Een blik in de geschiedenis is wat dat betreft even verhelderend als onthutsend. Ondanks de aanvankelijke sympathie bij hun joodse volksgenoten waarvan we lezen in Handelingen 2, blijkt toch al spoedig wrijving op te treden tussen wetsgetrouwe joden en degenen die 'van die weg zijn' (Hand. 9 : 2). Het kernpunt van het conflict was van theologische aard, namelijk de vraag naar het heil. Het feit dat de volgelingen van Jezus de Messias vraagtekens durfden plaatsen achter de farizese opvatting, dat de weg van de Thora een begaanbare route zou vormen naar het Koninkrijk van God bracht een felle confrontatie met zich mee. Een nieuwe fase in het proces van verwijdering tussen synagoge en kerk breekt aan wanneer het zogeheten Apostelconvent, gehouden in het jaar 49 na Christus, de deur openzet voor gelovigen uit de heidenen, zonder van hen te eisen dat ze eerst proseliet van het jodendom worden. Vlak na het jaar 70 wordt deze kloof nog weer wijder als het zogeheten Birkath ha Minim wordt opgenomen in het Sjemoné Esré, het Achttien gebed, dat door religieuze joden dagelijks driemaal wordt gebeden. Het gebed heeft zijn naam te danken aan het feit dat het oorspronkelijk 18 gebeden bevatte: Later is er één aan toegevoegd, een vloekgebed over de minim, de ketters ofwel de afvalligen. Vermoedelijk is het gebed van oudere datum, maar na 70, het jaar waarin Jeruzalem en de tempel door de Romeinen zijn verwoest, wordt dit gebed nadrukkelijk toegespitst op de messiasbelijdende joden. Zij zijn op deze wijze gedwongen een keuze te maken: of terug te keren naar de synagoge of te breken met de joodse gebedsritus.

Afvalligen
In het anti-joodse klimaat van de staatskerk is de joodse waardering voor de christenen uit de besnijdenis naar een absoluut dieptepunt gedaald en zo is het eigenlijk de eeuwen door gebleven. De messiasbelijders werden door de synagoge beschouwd als meschumats, als afvalligen. Men zag hen als overlopers naar het andere kamp, namelijk het vijandige kamp van de christenen. Toen in de 18e eeuw de Hongaarse rabbijn Christiaan Salomon Duytsch op wonderlijke wijze tot het geloof in Jezus kwam, liet zijn vrouw hem onmiddellijk in de steek en werd hij uitgestoten uit de joodse gemeenschap. Soortgelijke berichten vernemen we van Abraham Capadose, de Amsterdamse jood die samen met Isaac da Costa in de Pieterskerk van Leiden belijdenis van zijn geloof in Jezus aflegde. Toen hij zijn ouders verteld had van zijn bekering liepen de spanningen hoog op. Zijn vader nam hem bij de arm en bracht hem bij zijn moeder, die ziek van verslagenheid in een hoek van de kamer zat en beet hem toe: 'Gij ziet haar, zie daar uw werk! Gij zijt de moordenaar van uw moeder'. Diep geschokt vluchtte Abraham het huis uit, doorkruiste de straten van Amsterdam totdat hij kwam bij de stadspoort. Zelf schreef hij: 'Wat zou het einde van deze dag geweest zijn, zo de Heer mij niet ondersteund had! Nauwelijks had ik de brug betreden of een schitterende regenboog vertoont zich opeens voor mijn beschreide ogen en trekt mijn aandacht tot zich. Aangrijpende het teken der goddelijke belofte, roep ik uit: Ziedaar de God des eeuwigen Verbonds! Mijn angsten wijken, mijn geloof wordt gesterkt en de Geest van God giet een vertroostende balsem in de wonde mijns harte uit'. Tot op de dag van vandaag gebeurt het dat in joodse gezinnen rouw wordt bedreven, wanneer kinderen overgaan tot het christendom.

Assimilatie
Anderzijds is ook de relatie tussen messiasbelijdende joden en gelovigen uit de volken door de eeuwen heen problematisch geweest. Tekenend is het feit dat op het belangrijke Concilie van Nicea in 325 geen enkele messiasbelijdende jood meer aanwezig was. Zij werden zelfs niet meer gemist. De kerk was uitgegroeid tot een vrijwel exclusief heiden-christelijke kerk, waarin het joods-christelijke aandeel tot een minimum gereduceerd was. Het langst hielden de zogeheten Ebionieten het uit, een joods-christelijke groepering, die waarschijnlijk ontstaan was uit hen die in 70 na Christus uit Jeruzalem waren gevlucht. Zij vertoonden sterk judaïstische trekken. Jezus beschouwden zij als de ware profeet, maar ze hadden er grote moeite mee Hem tegelijk als God te belijden. Paulus werd gezien als een afvallige. Tot in de 4e eeuw was er nog een Ebionietische gemeente in Berea te Antiochië. Met hen verdween de laatste gemeenschap die er een uitgesproken joods-christelijke identiteit op nahield.
Van de joden die in de loop der eeuwen het christelijke geloof overnamen, werd verwacht dat zij zich volledig assimileerden met de belijdenissen en gebruiken van de heiden-christelijke kerk. Of dat altijd van heler harte gegaan is, valt te betwijfelen. Van meerdere messiasbelijdende joden weten we dat zij zich nooit helemaal thuis gevoeld hebben in de kerk. Aangrijpend was het bericht - enkele jaren geleden - dat om deze reden de hervormde joods-christelijke predikant ds. G. H. Cassuto weer was teruggekeerd naar de synagoge.
De geschiedenis overziende is de conclusie onontkoombaar: de positie van de messiasbelijdende joden is naar twee zijden toe problematisch en levert regelrechte spanningen op in de ontmoeting tussen kerk en synagoge.

Uitsluiting
De vraag is natuurlijk: hoe met bovengenoemd spanningsveld om te gaan. Moeten we de weg gaan die de christelijke nederzetting Nes Ammim heeft uitgezet? Deze organisatie koos nadrukkelijk voor een niet-missionaire aanwezigheid in de joodse staat. Ter wille van deze presentie besloot men om geen joodse christenen op te nemen in de moshav. Men wilde op deze wijze de anti-missionaire gevoelens in Israël ontzien. Een soortgelijk besluit is genomen door het OJEC, het overlegorgaan voor joden en christenen, waar messiasbelijdende joden evenmin welkom zijn. Wat mij betreft is deze keuze zeer betreurenswaardig. Behalve discriminerend, is een dergelijke uitsluiting een fundamentele aantasting van wat de kerk in bijbels perspectief is. Alsof de kerk zich ooit aan Israël zou kunnen presenteren als zijnde een puur heiden-christelijke entiteit. Wie Romeinen 11 en Efeze 2 ernstig neemt, kan een dergelijke visie op de kerk niet voor zijn rekening nemen. Professor Van Ruler had gelijk toen hij de kerk vergeleek met een stelletje wilde loten geënt in de oude Olijfboom van Israël. Juist de messiasbelijdende joden herinneren ons aan deze stand van zaken, terwijl zij tevens een voortdurend appèl aan ons adres zijn om niet te vergeten dat zonder Israël de kerk niet volgroeid is. Uitsluiting van messiasbelijdende joden in de ontmoeting met het jodendom betekent miskenning van de unieke plaats die hun in het lichaam van Christus gegeven is. Calvijn wist beter. Hij typeerde de joodse christenen als de eerstgeborenen in de familia dei en drong er op aan hun die eer ook te gunnen en te geven.

Heel Israël
Het omgekeerde mag naar mijn mening ook niet gebeuren. De tendens is waarneembaar om de relatie van de kerk met het joodse volk te reduceren tot het aangaan van contacten met messiaanse gemeenten in Israël. Expliciet of impliciet is daarbij soms de drijfveer om via deze messiasbelijdende joden zending te bedrijven onder seculiere en vrome joden. Wat mij betreft is dat een te smal en ook bijbels onverantwoord spoor. Ik voel me nog altijd wel bij de keuze die de Hervormde Kerk in 1951 heeft gemaakt, waarbij in de nieuwe kerkorde nadrukkelijk werd uitgesproken dat het moet gaan om een rechtstreekse relatie met Israël als volk en dat de aard van die ontmoeting er niet een van zending zal moeten zijn, maar van een getuigend gesprek. Gaandeweg is daarbij bovendien de overtuiging gegroeid, dat het in dat gesprek niet gaat om eenrichtingsverkeer maar om wederkerigheid. De kerk heeft aan Israël vragen te stellen, maar Israël heeft ook vragen te stellen aan de kerk. Joden kunnen in het gesprek rond Mozes en de profeten wat van de kerk leren, maar het omgekeerde is evenzeer het geval. Dat in deze relatie ook de daadwerkelijke hulp en ondersteuning aan Israël een plaats dient te hebben, is niet meer dan vanzelfsprekend, een regelrecht gevolg van de apostolische opdracht om Israël tot jaloersheid te verwekken. Me dunkt dat een eenzijdige relatie met messiasbelijdende gemeenten onvoldoende recht doet aan de hier genoemde noties, die de Hervormde Kerk al luisterend naar de Schriften na de Tweede Wereldoorlog zich eigen gemaakt heeft.

Bijzondere rol
Met bovengenoemd pleidooi voor een relatie vanuit onze kerken met heel het joodse volk is niet gezegd dat de messiasbelijdende joden daarin niet een bijzondere rol zouden kunnen spelen. Ondanks de spanningsvolle verhouding die er met hun joodse volksgenoten bestaat, blijft het waar wat ds. Rottenberg ooit zei. Deze uit Polen afkomstige jood, die in de vooroorlogse jaren onder joden werkte voor de Rotterdamse vereniging Elim, pleitte ervoor dat de messiasbelijdende joden het voortouw zouden nemen in de joods-christelijke ontmoeting. De heiden-christenen hoeven daarbij niet afzijdig te blijven, maar uit de praktijk blijkt dat de joodse christenen daarvoor het meest geschikt zijn. Wie zijn beter op de hoogte van de joodse leefwereld dan zij? Wie kennen de joodse traditiewerken, de Misjna en de Talmoed zo van binnenuit als zij? In een artikel schrijft Rottenberg: 'Wij, joden, die Jezus belijden als de Messias kennen al de innerlijke overleggingen van ons volk, al de ook onuitgesproken vooroordelen. Al het innerlijke verzet tegen de erkenning van de Christus en het christendom onzer dagen. En daar wij uit ervaring en eigen zielsworsteling die niet alleen kennen, maar door de genade van onze Messias hebben overwonnen, is ook Zijn ontferming over deze verloren schapen in onze harten uitgestort'. Een luisterend en getuigend gesprek met Israël, waarbij messiasbelijdende joden als voortrekkers fungeren. Voor joden en door joden. De christenen uit de besnijdenis kunnen wel degelijk een brugfunctie vervullen. Dat neemt intussen niet weg dat er een taak ligt voor de gehele christelijke kerk ten aanzien van Israël.

Wederzijds leerproces
Waar ik voor pleit, is een hechte relatie met messiasbelijdende gemeenten. Niet alleen met het oog op de ontmoeting met het joodse volk, maar ook vanwege het feit dat zij de eerstgeborenen zijn in het huis van God. We mogen aan onze broeders en zusters uit de besnijdenis niet voorbijzien. In geen geval. Daarom verdienen organisaties die zich inzetten voor messiasbelijdende joden onze steun. Tegelijkertijd moeten we op ons hoede zijn voor een aantal valkuilen. De slechtste dienst die we de messiaanse beweging kunnen bewijzen, is om als steunorganisaties vechtend over de straat te rollen. Helaas is dat gebeurd. De ene stichting bestreed de andere instantie omdat 'haar' partnergemeente in Israël niet reformatorisch genoeg zou zijn. Diep beschamend! Laat onze fondswerving niet aangestuurd worden door een competitie in rechtzinnigheid. Zulke 'liefde' voor het joodse volk is niet alleen beneden alle peil, zo'n handelwijze is ook buitengewoon riskant. Ik noem alleen het feit dat in de vermeende 'echt' reformatorische messiasbelijdende gemeente in Israël de kinderdoop niet gepraktiseerd wordt.
Er zijn evenwel nog meer risico's waar we op bedacht moeten zijn. Onze verbondenheid met messiasbelijdende gemeenten mag niet ten koste gaan van de relatie met onze oudste broeder Israël. Er dient in dit opzicht sprake te zijn van een dubbele loyaliteit. Evenmin mag onze betrokkenheid op de messiaanse beweging uitsluitend vertaald worden in financiële hulp. Er moet ook gestreefd worden naar een wederzijds leerproces. Christenen uit de besnijdenis en heiden-christenen weten zich aan elkaar verbonden door de band aan Jezus onze Messias en door het verlangen om het joodse volk te ontmoeten. In deze verbondenheid dient er ook ruimte te zijn om elkaar onderling te bevragen en te bevruchten. Er liggen nog heel wat thema's waarover ons gesprek zou kunnen gaan. Ik noem er hier slechts een handvol: de bijbelse visie op de toekomst van Israël, de viering van de sabbat, de al dan niet blijvende betekenis van joodse voorschriften en gebruiken, de belijdenis aangaande het God-zijn van Jezus, de visie op het verbond.
Wat een geweldige verrijking zou een open ontmoeting rondom dergelijke fundamentele onderwerpen - onder Gods zegen - met zich mee kunnen brengen. Niet alleen de messiasbelijdende joodse beweging zou daarbij gebaat zijn, maar evenzeer het westerse (gereformeerde) christendom. Ik hoop en ik bid dat de spreekbeurten van ds. Ben Zvi en andere joodse voorgangers aan deze dialoog een wezenlijke bijdrage zullen leveren.

Waddinxveen               M. van Campen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Messiasbelijdend jodendom: barrière of brug?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's