Leven na Pasen
Meditatie over ‘Hij is opgestaan, Hij is hier niet’
Wat zeiden we dezer dagen tot elkaar? Misschien wel: prettige Paasdagen! Daar bedoelden wij dan mee: Geniet van je vrije tijd, en als het meezit van het mooie weer.
Wij dachten amper aan de boodschap van Pasen, hoewel die toch de dag stempelt. En hoevelen brachten de paasdagen door zonder zich om de boodschap druk te maken; zij was hun nog geen kerkgang waard. Zeiden wij soms: Een zalig Pasen. Nu, u bent niet Rooms! En toch blijft die wens dichter in de buurt van het feest, als hij tenminste ergens op slaat. Pasen heeft inderdaad alles met onze zaligheid te maken, met ons heil, met ons geluk, met ons leven. Welbeschouwd is een leven zonder Pasen een leven ten dode. Daar helpt geen voorspoed en geen welstand aan. Let er maar eens op hoeveel mensen in deze tijd doodlopen, en het is toch een tijd van voorspoed en overvloed. Wij allen lopen met de dood in de schoenen, al stappen we nog zo opgewekt verder. Juist die opgewektheid is een veeg teken. Brengen wij het verder dan een: laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij?
Grafgangers
Goed dan, een zalig Pasen. Dan waren wij paasgangers. Paasgangers zijn geen toeristen, die de heilige plaatsen nog eens opzoeken. Ze zijn grafgangers. Met Pasen stonden wij bij het graf in de hof van Jozef van Arimathea. Wij stonden er met sommige vrouwen, die zich reeds vroeg op weg begeven hadden om het dode lichaam van Jezus te verzorgen. Dat was vrijdagavond inderhaast gebeurd en dat wilden zij die zondagmorgen vollediger doen: Hem de laatste eer bewijzen. Pasen koppelen zij zodoende vast aan Goede Vrijdag, zij trekken Jezus steeds dieper de dood in, terwijl Hij – mag ik u dit geheim alvast verklappen? – reeds opgestaan is. Hij is hier, hier in het graf, dat hen als een donker gat aangaapt. Zij weten het zeker; zij waren er immers bij geweest toen men Hem hier gelegd had. Voorzichtig hadden zij zijn lichaam de groeve ingeschoven.
Hij is hier
Hij is hier! Daar zouden zij een eed op kunnen doen. Zeker, er viel veel voor bij dit graf, veel dat hun bevreemdde. De steen was afgewenteld, en een hemelse lichtfl its had hen bijna verblind. Maar dat doet niets af aan het voldongen feit: Hij is hier in het graf. Gestorven en begraven. Hij, Jezus van Nazareth, die ze gevolgd waren, aan wie zij zo innig verbonden waren. Met Hem is hun verwachting ten grave gedaald, de verwachting van de zaligheid. Hij heette toch Jezus en Hij droeg zijn naam niet ten onrechte. Hij zou de zaligheid bewerken. Daar hadden ze op gehoopt; hun leven stond strak gespannen op het heil dat Hij zou schenken. Toen, bij de kruispaal, knapten de draden: Gestorven. Hun verwachting verging. En hun leven, waarmee moet ik hun leven vergelijken? Een slappe stengel, losgesneden van de wortel, met wat verlepte bladeren. Geen bloemen meer, niet eens bloesem. Hij is hier! Al wat ik verwachtte ligt voorgoed begraven met Hem. Die vrouwen die wij ontmoeten en met wie wij in gesprek raken, zijn geen belangstellenden, zelfs geen deelnemende, rouwdragende familieleden. Het is alsof Je¬zus hun léven meegenomen heeft in het graf. De vraag grijnst hen aan: Hoe moeten zij verder leven zonder Hem? Dat is onmogelijk!
Verwant
Mijn lezer, hebt u wel eens met die vrouwen gesproken, die in het paasevangelie aan ons worden voorgesteld? Haalt u bij het graf de schouders op over zoveel wanhopig verdriet, ging het u niet wezenlijk aan? Dan bent u geen paasganger geweest, geen grafganger. Want grafgangers zijn aan deze vrouwen verwant. Het zijn mensen, jong en oud, die Jezus niet kunnen missen. Die hun leven niet los kunnen maken van Hem, niet los kunnen denken van Zijn Woord. Mijn God, waar was mijn hoop, mijn moed gebleven. Ik was vergaan in al mijn smart en rouw. Jezus dood, en dan verder leven. Dat kan, als Hij niet het leven van ons leven is. Dat kan niet, wanneer Hij dat werd, hoe dan ook. Hij is hier. Nu kan er niets meer van de zaligheid komen; zand erover; de steen ervoor. Nu moet ik mij bij de dood neerleggen, waar zij Hem gelegd hadden.
Hij is hier niet
In deze stikdonkere nacht gaat het licht schijnen, het licht van Pasen. En waar de troosteloze stilte valt, daar worden wij verrast door de stem, de stem van de engel. Glashard, kristalhelder klinkt het korte woord van de levensbode: Hij is hier niet! Ziet de plaats waar zij Hem gelegd hadden. Inderdaad, de grafruimte is leeg. Het graf is ontruimd. Wie weet wat dat mag betekenen; ik kan er meerdere verklaringen voor geven. Koortsachtig gaan onze gedachten de mogelijkheden na: Men heeft Hem weggehaald, het graf is leeg, geroofd. Deden de vijanden het, of de vrienden? Ligt Hij nu elders, en waar moet ik Hem dan zoeken? Hij is hier niet, dat is een feit. Het feit behoeft nog geen feest in te luiden. Ziet de plaats. Houden wij de blik strak op die plaats gericht, dan worden wij niet wijzer.
Hij leeft!
Zet toch uw oren wijd open: Hij is opgestaan. Hij werd opgewekt. De paasboodschap werd ons verkondigd. Jezus werd wakker tot het leven. Hij keerde tot het leven terug en Hij ging van hier. Hij ligt niet meer waar zij Hem gelegd hadden. Hij is niet langer onder de doden. Hij leeft. Hij leeft. Hij leeft! Woorden schieten tekort, zij kunnen het wonder niet bevatten. De vaten lopen over; het evangelie loopt over de randen van die woorden heen, zo vol, zo onuitputtelijk en onuitsprekelijk vol is de boodschap van Pasen. Hebben wij daarvan wat opgevangen, stroomde het over ons heen, als water over een doods en dorstig land? Dan vierden wij het feest: Water scheppen met vreugde uit de fontein van het heil. Want dat is het evangelie. Het valt uit de toon en buiten de orde. Is Hij hier niet? Maar dit is toch de plaats waar niemand vandaan kan komen? Wij zijn er allen naar op weg; wij zijn er vaak getuigen van dat anderen op deze plaats worden weggeborgen. Dat is onherroepelijk. En dat wordt hier herroepen. Geen mens, die dat zou durven beweren; de engel deelt het ons mee. Geen mens die dat waar kan maken; God maakt het waar.
Kat en muis
Meer dan ooit zijn wij er in deze eeuw van doordrongen dat ons bestaan een gesloten bestaan is. U leeft maar één keer; de dood geeft aan het leven speelruimte, meer niet. Wat zeg ik? De dood speelt met het leven, als de kat met de muis. En wanneer u sterft is het uit. Misschien niet helemaal uit; wie zal het zeggen? Maar hier en nu dan toch volstrekt uit! Naarmate wij het leven versmallen –wetenschap, techniek, natuur, cultuur – naar die mate versmallen wij de dood. Het wordt een doodgaan zonder meer. Leven en sterven, een natuurlijk gebeuren! Leven en sterven op zijn smalst. Maar op zijn smalst is het zo nameloos triest. Zonder uitzicht, zonder doortocht. Daarom is de boodschap van Pasen zo onbegrijpelijk, zo onaannemelijk. Neem nu eens aan dat. Ja, neem nu eens aan, dat Gód! Dat gaat alle perken te buiten, dat doorbreekt ons ommuurde bestaan. God grijpt in: Hij is opgestaan.
Licht
Wie God uitschakelt, moét zich tevreden geven met de dood. Hij kan er zich tegen verzetten, ten slotte moet hij er zich bij neerleggen. Wij, kinderen van deze tijd, moeten de tol betalen voor onze hoogmoed. God doet niet meer mee. Dan is het leven aan de dood vervallen! Maar het evangelie houdt de naam Gods hoog. Hij doet mee, Hij doet wonderen, Hij alleen. Daden als Zijn grote daan, treft men nergens elders aan. Men treft ze aan bij het graf, bij dit graf. Hij is opgestaan. Hij is hier niet. Als dat waar is, dan heeft de dood niet het laatste woord; dan valt er licht over de graven, levenslicht. En dat valt er ook! Een poort wordt opengeworpen, een poort des Heeren, in het bolwerk van de dood. Wie hier binnenkomt, laat alle hoop varen. Neen, hoopt op God. Hoopt op Christus. Hij is opgestaan. Pasen is het feest van de hoop. Petrus zal er later van zingen: Die ons heeft wedergeboren tot een levende hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. Waar doden zijn, daar is opstanding. Waar duizend doden zijn, daar is deze éne opstanding, het onderpand van het eeuwige leven. Zalig Pasen. De levende, de levende, die zal U loven, gelijk ik heden doe.
---
Meditatie
Deze meditatie verscheen eerder in De Waarheidsvriend van 14 april 1966. De auteur, ds. L. Kievit, was op dat moment hervormd predikant te Leiden. Hij diende ook de gemeenten van Schoonrewoerd, Putten, Woerden en Gouda, waar hij 1984 met emeritaat ging. Van 1962 tot 1969 en van 1974 tot 1986 was ds. Kievit lid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 2011
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 2011
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's