Mijding van de tafel
Christus’ aanwezigheid in het avondmaal – praktijk (3, slot)
Op een keer mocht ik het avondmaal bedienen als gastpredikant in een gemeente waarin de stukjes brood niet alleen waren voorgesneden, maar ook van een prikkertje waren voorzien. Ik moest wel even slikken toen ik dat zag...
In 1953 is door de hervormde kerk onderzoek gedaan naar de avondmaalsdeelname. Daaruit blijkt dat in vrijzinnige en orthodoxe gemeenten veel avondmaalsmijding is. In de classis Gouda gaat nog geen 10 procent van de belijdende leden aan het avondmaal. In Waddinxveen, Waarder en Bergambacht nog geen 3 procent. Nieuwe Tonge vormt het dieptepunt met nog geen 1,5 procent.
Verleden tijd
Avondmaalsmijding heeft oude papieren. Johannes Hermanus Gunning (J.Hzn) (1858-1940) vertelt in 1890 wat hem eens op Zuid-Beveland overkwam. In de propvolle kerk zag hij na het amen van zijn korte preek ‘de gansche vergadering opstaan en weglopen’. Hij bleef met acht personen achter onder wie de kerkenraad. ‘Dit was (en is) eene zeer rechtzinnige gemeente; meer dan één heel klein gezangversje kon ik er onmogelijk laten zingen, anders werden de talrijke vromen te zeer geërgerd!’ (Onze Eeredienst, 112) We mogen dankbaar zijn dat deze vormen van avondmaalsmijding verleden tijd zijn, hoewel het nog steeds voorkomt dat sommige catechisanten nog nooit een avondmaalsdienst hebben meegemaakt, omdat hun ouders die diensten structureel overslaan. In hervormde gemeenten is de avondmaalsmijding grotendeels verleden tijd, al worstelen sommigen best nog wel met de vraag of zij wel of niet aan het avondmaal mogen gaan. Soms speelt de opvoeding daarbij ook een rol, zeker bij hen die uit de kleinere afgescheiden kerken komen.
Prikkertje
Je kunt je zelfs afvragen of wij nu niet in een ander uiterste terechtgekomen zijn, waarbij de deelname aan het avondmaal volstrekt vanzelfsprekend is geworden. Daar kun je natuurlijk dankbaar voor zijn, maar gaat het wel altijd gepaard met een diep besef van dat waar het in het avondmaal om gaat? Volle avondmaalstafels en lege middagdiensten zijn de voorlaatste fase van de secularisatie. Het avondmaal vraagt om een besef van de heiligheid en aanwezigheid van God. Het is immers een oefening in de gemeenschap met Christus.
Allerlei liturgische handelingen zijn na de coronacrisis minder vanzelfsprekend geworden. Dat geldt met name voor het drinken uit één of meerdere bekers. In de gemeenten waarin dat weer wordt ingevoerd, wordt nu doorgaans ook de optie gegeven om uit kleine bekertjes te drinken.
In de gemeente waar de stukjes brood van een prikkertje waren voorzien, hielp de gedachte dat het lichaam van Christus ook doorboord was, mij erdoorheen, maar ik vermoed niet dat dat de achterliggende intentie was.
De praktijk van het avondmaal is ook belangrijk voor het voeden van het heiligheidsbesef; noem het de vreze des Heeren. Persoonlijk vind ik het erg onprettig om te drinken uit een bekertje in borrelglasformaat. Je moet daarbij je hoofd achterover houden en dat voelt heel anders aan dan het drinken uit een grote beker. Maar misschien ben ik daarin te gevoelig.
Zes keer per jaar
De gereformeerde traditie heeft altijd veel waarde gehecht aan de christelijke vrijheid als het om de vorm van de sacramentsbediening gaat. Ik wil een paar dingen delen uit de avondmaalsliturgie zoals die in de gemeente van Londen gestalte kreeg. Vanaf 1550 was daar een gemeente voor Nederlandse vreemdelingen. In 1553 moesten zij vluchten voor Mary Tudor, maar in 1559, onder Elizabeth I, maakte de gemeente een herstart en vormde enkele jaren later met circa vijfduizend zielen, vijf procent van de Londense bevolking. De helft van de gemeenteleden bestond uit vluchtelingen, de andere helft woonde om economische motieven in Londen.
Na zijn vlucht naar Emden in 1553, schreef Maarten Micron, een van de twee Nederlandstalige predikanten, De christlicke ordinancien der Nederlantscher ghemeynten Christi (1554). Dit kerkboek ligt mede ten grondslag aan de klassieke formulieren voor doop en avondmaal, al zijn daar ook andere bronnen voor, zoals de kerkorde van de Palts. In de christlicke ordinancien beschrijft Micron vrij nauwkeurig hoe het er in de Londense gemeente aan toeging. Het avondmaal werd zes keer per jaar bediend en veertien dagen van tevoren aangekondigd. De frequentie is een zaak van de kerkenraad. Op de zaterdagmiddag om twee uur vindt nog een dienst van voorbereiding plaats in het kader van het zelfonderzoek en de tucht.
Bodem bedekt
Bij de avondmaalsbediening wordt de tafel van tevoren klaargezet en met een linnen tafellaken gedekt. In het midden staan vier glazen en drie tinnen schalen. In de een schaal wordt witbrood gelegd, in brede stukken gesneden. De twee kleine schalen blijven leeg.
Voor het breken van het brood spreekt de dienaar van het Woord de woorden: ‘Het brood dat wij breken, is de gemeenschap met het lichaam van Christus.’ Zodra hij dit gezegd heeft, breekt hij het brood en legt het op twee kleine schalen totdat de bodem daarmee bedekt is, zodat iedereen aan tafel een stuk kan nemen. Vervolgens geeft hij het gebroken brood aan degenen die recht tegenover hem zitten en aan zijn zijden en zegt: ‘Neem, eet, gedenk en geloof dat het lichaam van onze Heere Jezus Christus aan het kruis in de dood is overgeleverd tot vergeving van al onze zonden.’ Daarna neemt hij zelf ook een stuk brood en eet het op.
Niet te snel
In de gereformeerde traditie is het breken van het brood essentieel. Zelf heb ik om die reden altijd aan de kosters gevraagd om het brood wel in repen, maar niet in gesneden stukjes klaar te zetten, zodat iedereen echt gebroken brood krijgt en geen klein wit kubusje.
Het was voor de gereformeerden zo wezenlijk dat de kerkorde van Emden (1571) in artikel 21 de gemeenten verplicht om gewoon brood te gebruiken en dat bij de uitdeling te breken. Alle andere dingen worden vrijgelaten: lopen of zitten, psalmen zingen of iets uit de Bijbel lezen, en zelfs het gebruik van de woorden ‘dit is Mijn lichaam’ mogen gebruikt worden, mits de voorganger alle schijn van consecratie vermijdt. De consecratie was immers in de rooms-katholieke traditie het moment dat de priester de ouwel omhoog hief en uitsprak: ‘hoc est corpus Meum’ (‘dit is Mijn lichaam’).
De gemeenschap met Christus is de gemeenschap met Zijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed, waar-in Hij Zelf ons vanuit de hemel doet delen. Laten we dan ook een beetje zuinig zijn op de sacramentele handelingen die ons daaraan herinneren, en niet te snel meegaan met allerlei veranderingen die ingegeven worden door pragmatisme.
Vijfhonderd liter
In de gereformeerde liturgie valt alle nadruk op de gemeenschap met Christus. De gemeenschap met Christus vormt de essentie van de gereformeerde visie op het avondmaal. Van avondmaalsmijding was in de Reformatie en in de Nadere Reformatie geen sprake. In het zeventiende-eeuwse Middelburg bestelde de kerk vijfhonderd liter wijn en achtenzeventig broden voor het avondmaal. Er moeten dus duizenden avondmaalsgangers geweest zijn.
Hoe die avondmaalsmijding dan wel tot stand komt, is een intrigerende historische vraag. Mogelijk heeft het te maken met de sterke nadruk op het zelfonderzoek in de gereformeerde traditie. Het zelfonderzoek vervangt de biecht, maar zelfbiecht is ingewikkeld – zeker in een situatie van toenemende individualisering en toenemende nadruk op de echtheid van de geloofsbeleving in plaats van op de oprechtheid van het geloof.
Vier concrete aanwijzingen
1) Onderwijs
Als de gemeenschap met Christus de essentie is van het avondmaal, dan is onderwijs over die gemeenschap in de prediking van groot belang. Leggen we wel voldoende uit wat de rijke inhoud is van de verborgen vereniging met Christus? Wat het inhoudt om één plant te zijn met Hem in Zijn dood en opstanding?
De avondmaalsviering vraagt ook om een inwijding in de geheimen van het heil. Dan moet onze verkondiging niet alleen objectief zijn, maar ook ingaan op het werk van de Heilige Geest, Die de verborgen vereniging (unio mystica) met Christus tot stand brengt en in stand houdt.
2) Keuzes
De gemeenschap met Christus vraagt ook om keuzes. Je kunt het niet combineren met de participatie aan de afgodenoffers. Dat vraagt om een vernieuwde doordenking van de levensheiliging als vrucht van de vereniging met Christus en van de kerkelijke tucht. Laten we niet te veel over aan het zelfonderzoek als een soort zelfbiecht? Wat komt ervan terecht?
Gunning had de gewoonte om avondmaalsvragen aan de gemeente te stellen en de genadeverkondiging erop te laten volgen: ‘Aan u allen die in waarheid aldus gezind zijt, verkondig ik als een geroepen dienaar van Jezus Christus de vergeving van uw zonden.’
3) Heiligheidsbesef
Als het avondmaal de gemeenschap met Christus uitbeeldt en verzegelt, dan luistert het ook wel nauw als het gaat om de liturgische handelingen. We moeten de christelijke vrijheid koesteren en tegelijk het pragmatisme tegengaan. Het moet niet te steriel worden allemaal. Heiligheidsbesef vraagt ook om een eerbiedige praktijk.
4) Gesprek
De gemeenschap met Christus is niet iets van het individu. Het is de gemeenschap der heiligen. De Nadere Reformatie kende conventikels, gezelschappen, soms ook verbonden aan het avondmaal. Wij hebben bijbelkringen en verenigingen. Zou het een idee zijn om het gesprek over het avondmaal daar te stimuleren? Het is niet altijd gemakkelijk om over je persoonlijke geloofsbeleving te spreken, maar je kunt het wel leren en ook oefenen.
Christus en het avondmaal
1. Bijbelse lijnen
2. Historische lijnen
3. Praktijk
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 december 2024
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 december 2024
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's