Een domine vertelt
I, II
I.
Namens het Hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond werd mij een dezer dagen gevraagd in „De Waarheidsvriend" eens iets te schrijven over „Pastoralia".
Nu wil het geval, dat er reeds een paar jaar lang bij een Uitgever een manuscript ligt te wachten om gedrukt te worden onder de titel, bovenaan vermeld.
Ik heb nu besloten, dit manuscript weer op te vragen en de inhoud daarvan achtereenvolgens in „De Waarheidsvriend" te doen verschijnen.
Eigenlijk is het mij ook wel sympathiek, deze dingen te mogen neerschrijven voor onze gereformeerde kring, in het bewustzijn, dat ook onder ons ieder vogeltje zingt, zoals het gebekt is. (Het gereformeerd standpunt is toch veel ruimer, dan de tegenstanders het maken) en dat wij volkomen vrij zijn, staande op dezelfde grondslag, elkander onze mening te zeggen. Zo wil ik hier dan gaarne verschillende herinneringen weergeven uit mijn ambtelijk leven voor allen die er belang in stellen.
Daarom noemen wij ons geschrijf dan ook liever niet: „Pastoralia", want de schrik zou mij al om het hart slaan bij de gedachte, wat gij, lezers, onder die titel wel zoudt kunnen verwachten, misschien wel de oplossing van allerlei questies, tot die van Pastoriegoederen toe.
Laat mij slechts voor u mogen zijn een vertellende domine, die u iets weergeeft uit zijn pastorale leven, zoals hij dat beleefde en zoals hij dat zag en nog ziet.
Wanneer ik af en toe ook vermaningen en wenken geef aan jongere predikanten en aan gemeenteleden, dan vertrouw ik, dat niemand mij dat ten kwade duidt. De ouderdom mag immers veel ! En wanneer hier of daar iemand aan dit geschrijf iets heeft, het zal mij verheugen.
Het spreekt wel vanzelf, dat de kerkelijke aangelegenheden van deze tijd ons ook niet koud laten. Wij, emeriti, worden wel niet meer zo op de hoogte gehouden vanwege de Synode, als de dienstdoende predikanten. Wij mogen alleen de Buitengewone Classicale Vergaderingen nog meemaken, waar wij ons dan buitengewoon mogen ergeren over Fundamenten en Perspectieven en de toelichting er bij.
Wat de Kerkorde aangaat, dan moeten wij, ouden, eerlijk bekennen : het duizelt ons bij al die artikeltjes en al die nieuwigheden. Ze interesseren ons niet bijzonder, behalve dat éne Artikel 10. Maar dan tegelijk kruipt ons droefheid over het harte, dat alles helaas nog even halfslachtig is als tevoren, en dan met dit verschil, dat nu, bij aanneming van het Ontwenp-Kerkorde, de halfslachtigheid gesanctioneerd en kerkelijk vastgesteld wordt. De vrijzinnigen mogen dan gereglementeerd intree doen.
Doch genoeg ! Het spreken en schrijven hierover is wel aan bekwamer mannen toevertrouwd.
Ik zal mij nu maar bij vertellen bepalen. Hier en daar loopt het dan wel op een verhaaltje uit en ik kan mij voorstellen, dat iemand dat wat kinderachtig vindt. Ik geef u echter de verzekering : de verhaaltjes zijn waar ; onopgesmukt. Zij hebben ook hun bedoeling.
Verschillende onderwerpen zullen worden aangesneden. Een domine komt immers in aanraking met alles en nog wat en van hem wordt vaak verwacht, al is hij nog zo jong, dat hij toch ineens een „Manusje van alles" is.
Een opsomming van de verschillende zaken zal ik u liever besparen. Deze zou in een boek meer op haar plaats wezen. U leest vanzelf, wat er alzo aanhangig wordt gemaakt.
Even heb ik er over gedacht, sommige belevenissen van mijzelf maar te verzwijgen ; totdat ik tenslotte toch ook weer gevoelde : Wanneer wij werkelijk Gods ere er mee bedoelen, mag en moet er dan somtijds ook niet eens gesproken of geschreven worden ? Het kon toch eens wezen, dat de een of andere mens, die in dezelfde omstandigheden verkeert, hierin van Godswege enig e troost ontvangt.
Dit geeft ons dan weer moed, om vrijuit te spreken.
De Heere zegene ook dit werk.
K.
II.
Het woordje „DOMINE".
Het is werkelijk niet onaardig, hier eerst te vragen : „Wat verstaat gij onder het woordje „domine" ?
Een encyclopædie zal u daarop het volgende antwoorden; „ domine is afgeleid van 't Latijnse woord „dominus", hetwelk „ heer " betekent (dus niet van Dominicus, die zich bijzonder op het p rediken toelegde en de orde der Dominicanen stichtte).
Met die naam begroette men een hoger geplaatst persoon.
In de 16e en 17e eeuw werd nog ieder man van aanzien zó aangesproken ; ook Roomse geestelijken en burgers. Later alleen de predikanten.
„Domine" is eigenlijk de Vocativus, of 5e naamval van „dominus". Het betekent dus : „o heer !" Want de Vocativus is in het Latijn de aanroep - of aanspraaknaamval. (Vergeving voor het woord !)
Denk u dat in, dat dus een gemeentelid, zijn predikant groetend, telkens zegt: „o heer!"
En dat dit nu speciaal den predikanten geldt en niemand anders. Wel een bewijs, hoezeer deze ambtsdragers indruk hebben gemaakt. Ik spreek hier in het Perfectum, dat wil zeggen: ruw geschat, want eigenlijk is het de nog onvoltooid verleden tijd. De indruk is er gedeeltelijk nog wel en daarmee het respect en het ontzag voor de predikanten ; maar toch, wanneer heden ten dage jonge mensen een predikant groeten met : „domine !", dan kunt gij er dikwijls een ietwat vrolijke toon in beluisteren.
Zoiets behoeft met de gepaste eerbied nog niet in strijd te zijn. Ik hoor het persoonlijk tenminste liever, dan wanneer dat woordeke „domine" op meer doffe, gedempte wijze uitgesproken werd. Iets anders ware het evenwel, zo het spottend weerklonk.
Want in bepaalde kringen kan men zo hatelijk spreken van : „de domine" en : „die domine's !" Dan is de eerbedoeling wel zoek. Een tussengeval zou hier kunnen wezen de uitdrukking : „daar gaat een domine voorbij !"
Hier prijst men immers de predikant nog, zij het ook onbewust. Men zat namelijk in groot gezelschap bij elkander en had over en weer druk gesproken. Er was van alles aan de orde ; misschien ook wel het een of ander pas gebeurd schandaaltje.
Daarna was er een plotselinge stilte op het gezelschap gevallen en een „enfant terrible" zei plotseling : „daar gaat een domine voorbij!"
Ineens was men opgelucht. De voorbijgaande „domine" had de mensen toch weer aan het lachen gekregen en de situatie gered.
Intussen bewijst deze zegswijze dat er eens een tijd was, waarin de domine, wanneer hij binnentrad, de gesprekken plotseling kon doen zwijgen. Dat hij het gehele gezelschap verlegen maakte, want men behandelde juist niet zoveel bijzonders.
Of men was bezig met verboden spel en wilde dat liever verborgen houden. Of lastertongen hadden zich geroerd en de Kerk had daarbij ook een lik uit de pan gekregen en ziedaar: juist treedt de dienaar der Kerk binnen.
Toch ook nog een eer voor het ambt, wanneer men van de ambtsdrager denkt: dat is iemand, die plotseling stil maakt en de gesprekken doet zwijgen, terwijl wij met onze houding verlegen zitten, omdat hij ons wel eens meer kon vragen, dan ons lief was.
Of zijn wij die tijd soms al lang gepasseerd ? Is het een voordeel, wanneer dat in veel opzichten zo is ? Want dat zou dan betekenen, dat het Evangelie of de Kerk, of beide, onze belangstelling niet meer hadden. Men maakt zich in die kringen waarlijk geen overdreven voorstellingen van de predikanten ; maar met het een wierp men ook het andere over boord. Men beseft niet meer, wat het ambt betekent.
Hiermee is het woordje „domine" u wel verklaard.
Wij willen nu eens stilstaan bij de man, die er mee bedoeld wordt, en zien, wat de mensen van allerlei schakering er onder verstonden en nog verstaan.
Laten wij hier weer beginnen bij de onverschilligen en goddelozen. Wij horen het wel aan de verschillende adjectieven of substantieven, die zij ons toewerpen, wanneer wij door hun straten passeren. De benaming „hemeldragonder" is algemeen bekend.
Het woord „hemelman", dat mij persoonlijk eens van uit een open raam naklonk, was mij tot op dat ogenblik nieuw. Het was een nog meer afgekorte haatuiting tegen de hemel en tegen de man. Want de echte haat uit zich meestal in korte, hese keelklanken. De hel uit onbewust haar woede er over, dat zij aan de hemel denken moet, wanneer een domine voorbijgaat.
K.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 1950
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 1950
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's