Globaal bekeken
In 'De Ingenieur', het orgaan van het 'Koninklijk Instituut van Ingenieurs', stond onder de titel 'Rebel zonder reden' een artikeltje over J. Robert Oppenheimer, 'de vader van de atoombom'. We geven het belangrijkste ervan ter informatie aan de lezers door.
'Natuurwetenschappers worden zelden of nooit zo beroemd als staatslieden, sctirijvers, dichters, filmsterren en toneelspelers.
J. Robert Oppenhelmer was echter één van de natuurkundigen die het tijdens zijn leven tot zo'n bekendheid had gebracht, dat het voor het nieuwe tijdschrift Physics Today voldoende was om - als hommage aan Oppenheimer - op de omslag van het eerste nummer in mei 1948 alleen de voor hem zo karakteristieke hoed af te beelden. Hij was inmiddels wijd en zijd bekend als de 'vader van de atoombom' en bereikte in hetzelfde jaar het toppunt van faam: zijn portret op de cover van het Time magazine. Zijn roem was gebaseerd op zijn bijzonder succesvolle leiding van het eerste grote wapenlaboratorlum ter wereld. Los Alamos, waar de eerste atoombommen werden ontworpen en geconstrueerd. Zes jaar later bereikt de loopbaan van Oppenheimer een dieptepunt: hij wordt ervan beschuldigd een agent van de Russen te zijn. Oppenheimer onderwerpt zich aan een ondervraging, waar hij niet ongeschonden uit tevoorschijn komt. Juist deze beroemde en onrechtvaardige ondervraging heeft hem tot een tragische held gemaakt, waardoor hij tot de verbeelding sprak van biografen, toneelschrijver en filmmakers. (...)
DE VADER VAN DE ATOOMBOM
De geschiedenis van de eerste atoombom is lang en gecompliceerd. Er zijn duizenden en duizenden bladzijden over geschreven. Op het hoogtepunt van het Amerikaanse projekt waren er meer dan honderdduizend wetenschappers, ingenieurs en fabrieksarbeiders betrokken bij de vervaardiging van de bom. Onder deze honderdduizend bevonden zich duizenden wetenschappers, waarvan er velen tot de besten van Amerika behoorden. De allerbesten vertrokken in het voorjaar van 1943 naar een geheim wapenlaboratorlum in Los Alamos, dat gelegen is op een vlakte aan een van de uitlopers van de Rockey Mountains. De wetenschappelijke leiding van dit laboratorium was in handen van J. Robert Oppenheimer.
Het hoofdstuk over de voorbereiding van Trinitytest bevat veel boeiende details en als illustratie zijn een paar onlangs gedeclassificeerde foto's opgenomen. Toen de testexplosie succesvol bleek was het commentaar van Oppenheimer: "Sommigen lachten, anderen huilden, de meesten waren stil. Een regel uit de BhagavadGita, waarin Krishna de prins probeert over te halen zijn plicht te doen, kwam bij me naar boven: '"Ik ben de dood geworden, de vernietiger van werelden'".
Op 31 mei vond de vergadering plaats waarin werd beslist over het lot van honderdduizenden Japanners. Tijdens de lunch werd het idee van een demonstratie besproken. Oppenheimer vond zo'n demonstratie niet voldoende spectaculair; bovendien liep men het risico dat de bom niet zou afgaan. Mede op basis van de inbreng van Oppenheimer besloot men dat de bom tegen Japan zou worden gebruikt.
Augustus 1945 werd Hiroshima in as gelegd door een uraniumbom:140.000 doden. Drie dagen later werd, volkomen overbodig. Nagasaki verwoest:70.000 doden.
Na de oorlog was het commentaar van Oppenheimer dat "de fysici de zonde hadden leren kennen". Er is vrijwel zeker geen enkele wetenschapper in Amerika die zo lang en zo grondig in de gaten is gehouden door de veiligheidsdiensten als Robert Oppenheimer. In de periode van 1942 tot 1955 werd Oppenheimer, afgezien van enkele korte perioden, gevolgd, werd zijn telefoon afgetapt, zijn post geopend en werd er afluisterapparatuur geplaatst in zijn kantoor en huis. Oppenheimer heeft eens opgemerkt dat hij een rijk man zou zijn geweest, wanneer hij ook maar een fractie van het geld had ontvangen dat werd uitgegeven om hem in de gaten te houden.
De veiligheidsdienst had vanaf 1942 problemen met hem vanwege zijn relatie met de communiste Jean Tatlock, vanwege zijn communistische vrouw en vanwege zijn vroegere talloze connecties met communistisch getinte organisaties.
Op 7 november 1953 wordt door William Borden een officiële aanklacht tegen Oppenheimer ingediend in de vorm van een brief aan J. Edgar Hoover, directeur van de FBI. In de aanklacht wordt vooral gewezen op de relaties die Oppenheimer had met de communisten en op zijn verzet tegen de waterstofbom. Volgens Borden was het hoogstwaarschijnlijk dat Oppenheimer informatie door gaf aan de Russen. Op 3 december 1953 beslist president Eisenhower, na door Hoover te zijn ingelicht over de beschuldiging van Borden, dat Oppenheimer geen enkele toegang meer mag hebben tot geheime informatie tot dat de zaak grondig was onderzocht. In de week daarop besluit de AEC dat Oppenheimer zal worden ondervraagd door een zogenaamd Personnel Security Board. Na een grondige voorbereiding begint de ondervraging van Oppenheimer op 12 april 1954 en eindigt op 6 mei. Op 15 juni werd het manuscript van de ondervraging gepubliceerd: een dikke turf van 1.000 pagina's. Goochild wijdt slechts enkele tientallen bladzijden aan de laatste jaren van Oppenheimer. De bezoedeling van zijn naam heeft Oppenheimer duidelijk ouder gemaakt. Ondanks intriges van Lewis Strauss blijft Oppenheimer directeur van Princeton.
In 1962 vraagt de voorzitter van de AEC, Glenn Seaborg, hem of hij zich opnieuw aan een ondervraging wil onderwerpen om zijn naam te zuiveren. Oppenheimer weigert. Op 2 december 1962, 21 jaar na de eerste succevolle gecontroleerde kettingreactie, ontvangt hij uit handen van president Johnson de hoogste Amerikaanse wetenschappelijke onderscheiding: De Fermi Award. In 1965 geeft Oppenheimer het directeurschap op en bezet hij de leerstoel van Albert Einstein. Hij overlijdt op 18 februari 1967.'
***
Het Nederlandse Dagblad gaf een bericht (door) over 'de vroegste inscriptie van Gods Naam', te Jeruzalem gevonden:
'Een Israëlische oudheidkundige heeft de vroegste inscriptie van Gods Naam ontdekt die ooit in Jeru- zalem is gevonden. Het gaat om de tekst op een zilveren gebedsrol uit de zevende eeuw voor Christus.
Gabriël Barkay die verbonden is aan de universiteit van TelAviv, ontdekte het stuk dat uit vrijwel zuiver zilver is gemaakt, drie jaar geleden in een graf bij de kerk van St.-Andreas. Pas vorige maand slaagde men er met behulp van een speciale techniek in, de vondst te ontrollen. Volgens Barkay was het voor eerst sinds 150 jaar dat bij opgravingen in Jeruzalem het Hebreeuwse woord voor God, Jaweh, werd aangetroffen. In de rabbinale geschiedenis is reeds lang de traditie gegroeid die het gebruik van dat woord verbiedt.
Barkay hield zijn vondst zolang geheim, omdat hij vreesde dat ultra-orthodoxe joden zijn opgravingen zouden laten verbieden, met het argument dat er oude joodse graven zouden worden geschonden. De bewuste opgravingen leverden voorts de grootste hoeveelheid sieraden op die ooit bij dergelijk werk in Jeruzalem werd aangetroffen.'
***
Lezers sturen soms aardige dingen. Hier volgt een 'oude prent', die de eerste zes coupletten van Psalm 116 bevat. Beginnend bij de drie sterretjes aan de buitenkant leest men al draaiende tot men gekomen is bij 'Volgens den Hondert Zestienden Psalm'. Het lijkt mij overigens handiger in de kerk de tekst van de Psalm maar gewoon voor ons te hebben. Stel dat het Psalmboek wat de berijmingen betreft zó was uitgevoerd.
***
Uit het aardige, maar misschien weer goeddeels vergeten boekje van Henk de Jong 'n Preek zus 'n preek zo (Zomer en Keuning, Wageningen) een paar passages over het beroemde preken in (drie) punten.
“Welaan, mijn hoorders!, schenkt mij uwe belangstellende aandacht, als ik deze troostrijke waarheid u thans ga aanwijzen en aanprijzen. Letten wij daartoe op het verband en op de inhoud van ons tekstwoord en hoort alzoo:
Ie wien het noemt;
2e wat het meldt; en
3e hoe het troost
Dat het ons gegeven worde om deze vragen op rechte wijze en tot veler zegen te mogen beantwoorden. God van den hemel doe het ons gelukken, en zende van den troon zijner genade ons zijn licht en waarheid neder, dat zij ons hierbij leiden. Dat zij zoo!"
Op deze manier eindigde de gereformeerde predikant C. A. Renier te Amsterdam in 1897 zijn voorafspraak op een preek. Hij deed het iedere week zo en talloze andere collega's gebruikten eveneens een dergelijk aanloopje. Het was een beproefd recept, waarvan ook in de tweede helft der twintigste eeuw nog gebruik wordt gemaakt. Zeker wat de puntenverdeling betreft.'
***
'Als professor waarschuwde Van Oosterzee zijn studenten tegen een te uitgebreide indeling, want dan zou het een homiletische rekensom worden. Maar wanneer men de drie-deling nam met bij elk punt weer een onderverdeling van drie, bleef het wel overzichtelijk. Er kwamen dan indelingen voor de dag als zeker predikant gaf, die over Zacheüs en de vijgeboom preekte:
1. Zacheüs onder de vijgeboom
a. de grond waarop;
b. de boom waarbij;
c. de mensen met wie Zacheüs daar stond.
2. Zacheüs en de vijgeboom
a. de reden waarom (hij was klein);
b. het doei waartoe (hij wilde zien);
c. de stemming waarin Zacheüs verkeerde.
3. Zacheüs uit de vijgeboom
a. verlaagd en toch verhoogd;
b. veracht en luid geprezen;
c. bedroefd en nochtans blijde.'
'Professor M. van Rijn, de biograaf van Van Oosterzee, hield vast aan diens drieklanken, toen hij Van Oosterzee typeerde als "Vergoed, verguisd, vergeten". (...)
Op den duur wordt de lezer van Van Oosterzee's preken er haast zeeziek van, als hij telkens die "drielingen" ziet terugkeren. Zo verhaalde de professor in het voorwoord van de gedachtenispreek bij zijn zilveren ambtsjubileum, dat hij indertijd het ambt van bedienaar van het evangelie "met smachtend verlangen bereid, met kloppend hart ontvangen en met nameloze vreugde begroet" had. De preek zelf kreeg ditmaal géén verdeling in drie maar in vijf punten. Het ging over Jezus Christus als de verzoening der zonden. "Immers - aldus Van Oosterzee - ziet daar juist:
bij al wat verandert, het eerste dat nodig is;
bij al wat wankelt, het hoogste dat vaststaat;
bij al wat neerdrukt, het beste dat opbeurt;
bij al wat scheidt, het hechtste dat bindt;
bij al wat komt, het laatste dat blijft.'"
***
'In het treffen van vergelijkingen waren de 18e eeuwse dominees heel knap. Hoor maar wat ds. Cornelis van Rie uit Sliedrecht tegen zijn zoon zei, die hij in 1738 bevestigde als predikant te Rockanje. Hij bond de jonge pastor op het hart om de gemeente "hoe langer zoo meer te fatsoeneren naar het beeld Gods en Christi". En toen kwamen deze adviezen: "Bereid ze daartoe door den hamer van Gods Woord, door den beitel der wet, door de schaaf des evangelies, door de boor des gebeds". Je vraagt dan vanzelf of er bij deze tlmmermanspreek ook niet iets te vinden ware geweest voor nijptang en schroevedraaier!'
'In het gereformeerde kerkje te Kiel-Windeweer hield ds. J. Karsen, die daar vijfendertig jaar stond, eens een preek over het loflied des hemels (Openbaring 5:8-14). Dit loflied was
1e door een indrukwekkend koor aangeheven;
2e uit een rijke stof samengesteld;
3e van een frisse geeste doortrokken;
4e op een waardige toon gezongen;
5e met een welluidend slotaccoord geëindigd.'
Om het nog eens samen te vatten: aardig, goedaardig, eigenaardig!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 1983
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 1983
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's