De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

De context van Nicea: strijd om de waarheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De context van Nicea: strijd om de waarheid

Een Jezus Die niet waarachtig God uit waarachtig God is, is niet de Christus der Schriften

8 minuten leestijd

Wat is waarheid? In onze tijd roepen vraagtekens bij de waarheid vaker sympathie op dan uitroeptekens. In zo’n geestelijk klimaat is het de vraag wat je moet met een vroeg-kerkelijke belijdenis, zoals die van Nicea. Hier worden immers uitroeptekens bij de inhoud van het geloof geplaatst.

De geloofsbelijdenis van Nicea is officieel vastgesteld tijdens een internationale kerkelijke vergadering die bekendstaat als het concilie van Nicea (325 AD). Om de betekenis van deze belijdenis te begrijpen, is het goed om iets van de toenmalige politieke situatie te weten. In de periode voorafgaand aan Nicea was het Romeinse Rijk een heidens keizerrijk. Onder leiding van keizer Diocletianus (284-305 AD) werd de christelijke kerk nog heftig vervolgd. In zijn kerkgeschiedenis beschrijft Eusebius (263-339 AD) hoe christenen onder zijn bewind onder druk werden gezet, gediscrimineerd, gevangengenomen, gruwelijk gemarteld en zelfs gedood.

Een nieuwe tijd breekt aan met de regeerperiode van keizer Constantijn (306-337 AD). Hij gaat over tot het christendom (312 AD). Dat resulteert algauw in godsdienstvrijheid voor het westelijke deel van het Romeinse Rijk. In het oostelijke deel wordt de christenvervolging pas beëindigd wanneer Constantijn de macht in heel het wereldrijk krijgt (324 AD).

Geloofsgetuigen

Vroegchristelijke bronnen bevestigen dat veel afgevaardigden naar het concilie van Nicea persoonlijk ervaring hebben met lijden om Jezus’ wil. Sommigen dragen de bewijzen van vervolging (stigmata) in hun lichaam. Concreet gaat het bijvoorbeeld om brandwonden, littekens, een uitgestoken rechteroog en andere geamputeerde lichaamsdelen. Theodoretus (393-466 AD), die een vervolg op de kerkgeschiedenis van Eusebius heeft geschreven, typeert het concilie met retorische vaardigheid als een legermacht van martelaren. Een geloofsbelijdenis die in zulke omstandigheden wordt gepubliceerd, kan men moeilijk afdoen als haarkloverij of dogmatiek los van de praktijk. In Nicea worden woorden gezocht om doorleefd geloof te belijden. Men komt niet bijeen voor een theoretische discussie over de waarheid, maar voor de zaak van Jezus Christus. Hij is de Waarheid in eigen Persoon. Hij is het Hoofd met wie het lichaam van de kerk staat of valt. Hij is de Heere en Heiland voor wie men bereid is te lijden, zo nodig zelfs te sterven.

Een belangrijke aanleiding tot het concilie van Nicea is de onrust vanwege het optreden van Arius (256-336 AD), een ouderling (presbyter) in Egypte. Arius benadrukt de absolute heiligheid en verhevenheid van God. Volgens hem is Jezus de belangrijkste van alle schepselen, een soort ‘engel naast God’. In zijn voorstelling staat Jezus ergens tussen God en mensen in, zonder dat Hij echt God of gewoon mens is. Arius beschouwt Jezus als het volmaakte Voorbeeld dat ons aanspoort tot een heilig leven. Maar dat God mens wilde worden voor zondige mensen die zichzelf niet kunnen redden, weigert hij te aanvaarden. De standpunten van Arius blijven niet onweersproken. Er ontstaat een conflict om de waarheid, dat zich algauw verspreidt. Om verdere escalatie en een mogelijke scheuring van de kerk te voorkomen, besluit keizer Constantijn een kerkelijke vergadering bijeen te roepen.

Vanuit de hele wereld

De kerkelijke vergadering van Nicea in het jaar 325 staat bekend als het eerste oecumenische concilie. Oecumenisch betekent hier dat de wereldwijde kerk is vertegenwoordigd: er zijn afgevaardigden uit Europa, Afrika en Azië. Ruim 300 bisschoppen, evenals vele ouderlingen en andere christenen, komen bijeen in Nicea. Dat ligt in het tegenwoordige Turkije. Het internationale concilie wordt gefaciliteerd door de Romeinse overheid. Men voorziet bijvoorbeeld in vergoedingen voor de reiskosten en zorgt voor het verblijf van de gasten. Tijdens de bijeenkomsten is de keizer prominent aanwezig, al is de leiding in handen van de kerk. Als voorzitter wordt genoemd Ossius van Cordoba, bisschop in Spanje (257-358 AD). De bedoeling van het oecumenische concilie is duidelijk: de besluiten zijn bindend voor alle christenen in heel de bewoonde wereld.

Tijdens het concilie wordt de leer van Arius als dwaling verworpen. Jezus Christus wordt beleden als de enige Heere, de Zoon van God. Om Arius te weerleggen, wordt Zijn geboorte uit God de Vader als volgt uitgelegd. Op een volstrekt unieke wijze komt Hij voort uit Zijn Vader: Hij is God uit God en Licht uit Licht. Om misverstanden uit te sluiten, wordt eraan toegevoegd: waarachtig God uit waarachtig God. We noemen dit wel de eeuwige generatie van de Zoon. Dat wil zeggen dat de eniggeboren Zoon van God voluit deelt in de goddelijke eigenschappen van Zijn Vader, zoals Zijn eeuwigheid, almacht en alwetendheid. Expliciet wordt uitgesproken dat Hij niet is geschapen als schepsel van God. In dit verband staat de formulering dat Gods Zoon één van wezen (homoousios) is met God de Vader. Dit impliceert dat Hem dezelfde goddelijke eer toekomt als Zijn Vader. Bij de officiële tekst van de belijdenis wordt een korte toevoeging gepubliceerd. Hierin worden nog enkele Ariaanse uitspraken veroordeeld, bijvoorbeeld dat er een tijd zou zijn geweest waarin Gods Zoon er nog niet was. Hiermee bevestigt de wereldwijde kerk (catholica ecclesia) dat Jezus Christus evenals Zijn Vader eeuwig is.

Keizerlijke dwang?

In de theologische literatuur wordt nogal eens eenzijdig de nadruk gelegd op de rol van keizer Constantijn tijdens het concilie. De voorstelling van zaken is dan dat de keizer zijn eigen mening doordrukt, waarbij hij vooral wordt gemotiveerd door politiek belang, namelijk de eenheid van zijn rijk. Niemand zal betwisten dat de keizer belang heeft bij kerkelijke eenheid. Maar is het terecht om Constantijns optreden als puur politiek gemotiveerd te bestempelen? Vroegchristelijke schrijvers herkennen in Constantijn een oprecht verlangen om de christelijke kerk te dienen vanuit zijn verantwoordelijkheid als keizer.

Daarmee is nog niet gezegd dat er geen sprake zou kunnen zijn van keizerlijke dwang. Maar wie recht wil doen aan het concilie, moet bedenken dat vele aanwezigen metterdaad hebben bewezen dat zij niet zomaar buigen voor een keizer. Tijdens de vervolging durfden zij ongehoorzaam aan de overheid te zijn wanneer het om de waarheid gaat. Rondom Nicea zijn er geen aanwijzingen voor breed gedragen kerkelijk verzet tegen het optreden van de keizer. Is het dan te veel gezegd dat de afgevaardigden van de wereldwijde kerk vertrouwen hebben in de uitkomst van het concilie? Terecht schrijven kerkhistorici zoals J.N.D. Kelly, A. van de Beek, C.L. Trueman en J. Ortiz dat hier het overgedragen geloof van de wereldwijde kerk wordt bevestigd. En als men kiest voor een nieuwe formulering, zoals ‘homo-ousios’, dan is dat niet uit vernieuwingszucht, maar om dwalingen te weerleggen en de kerk te bewaren bij de apostolische leer.

De belijdenis die wij kennen als de confessie van Nicea is eigenlijk een uitgebreide versie die wordt vastgesteld tijdens het tweede oecumenische concilie in Constantinopel (381 AD). Officieel heet deze belijdenis het Nicaeno-Constantinopolitanum. Ondertussen bevestigt de geschiedenis tussen beide concilies dat de strijd om de waarheid doorgaat. Na Nicea (325 AD) probeert de aanhang van Arius meer invloed te krijgen in de kerk en bij de overheid. Als gevolg hiervan wordt Athanasius, een van de belangrijkste verdedigers van Nicea, meerdere malen verbannen. Maar als de latere keizer Theodosius (379-395 AD) het concilie van Constantinopel bijeenroept (381 AD), wordt Nicea niet aangepast ten gunste van de Arianen. Opnieuw wordt voluit beleden dat Jezus Christus waarachtig God is, Die mens is geworden omwille van ons heil.

Ik of wij?

De belijdenis van Nicea zoals wij die kennen, begint met de woorden ‘Ik geloof’. Hiermee volgen we de Latijnse versie. De Griekse begint met een meervoud: ‘Wij geloven’. Soms wordt verondersteld dat het oorspronkelijk om een gezamenlijke belijdenis zou gaan, alsof de persoonlijke versie een latere ontwikkeling zou zijn. De ik-vorm wordt dan veelal als verarming beschouwd. Deze voorstelling van zaken is aanvechtbaar. In de oudste bewaard gebleven geloofsbelijdenissen wordt zowel het meervoud als het enkelvoud gebruikt. Niet alleen in de Latijnse, maar ook in de Griekse versies. Ook bij bijvoorbeeld Augustinus zijn beide varianten aanwijsbaar, zowel in zijn vroege als in zijn latere werken. Er is daarom geen goede reden om een tegenstelling tussen enkelvoud en meervoud te zien. Daarom concludeert Ortiz in zijn gezaghebbende studie over de belijdenis van Nicea dat beide elkaar aanvullen. Het ‘wij geloven’ benadrukt de gemeenschappelijke dimensie van het geloof, het ‘ik geloof’ de persoonlijke dimensie van de gelovige.

Wie Jezus beschouwt als een inspirerend voorbeeld, maar niet als de Zaligmaker van zondaren, kan moeilijk uit de voeten met Nicea. Hetzelfde geldt voor wie betwijfelt dat Gods Zoon werkelijk één van wezen is met Zijn Vader. Soms spelen missionaire motieven een rol. In contacten met orthodoxe Joden of met moslims is de Godheid van Jezus immers een struikelblok. Maar een Jezus Die niet waarachtig God is uit waarachtig God, kun je niet de Christus van de Schriften noemen.

Een andersoortig verwijt is dat Nicea niet zou spreken over de menselijke natuur van Jezus Christus als Jood. Van de oorspronkelijke versie (Nicea 325 AD) kan men inderdaad zeggen dat een verwijzing naar Zijn Jood-zijn ontbreekt. Maar in de versie die wij in de erediensten gebruiken (Constantinopel 381 AD), is de naam van Maria toegevoegd. Zij is de Joodse moeder van Jezus Die uit haar werd geboren als het vleesgeworden Woord van God.

Ten slotte

Het is fascinerend om na te denken over de inhoud van de oude belijdenis van Nicea. Zij is de breedst aanvaarde confessie van het christelijk geloof. De woorden vertolken het vitale geloof van de kerk van alle tijden en plaatsen. Wanneer deze belijdenis wordt gelezen in de eredienst, functioneert de gezamenlijkheid van de gemeenschap der heiligen. Tegelijk gaat het om een persoonlijk instemmen met hoofd en hart. De woorden die heilsgeheimen dragen, wekken verwondering. Zo komt de belijdenis tot haar doel: in de aanbidding van de drie-ene God.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 2025

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

De context van Nicea: strijd om de waarheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 2025

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's