De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Wetenschap en vroomheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wetenschap en vroomheid

Goudriaan: Theologie en filosofie zijn eeuwenlang nauw verweven geweest

5 minuten leestijd

Het hele leven aan God toegewijd. Dat zocht de zeventiende-eeuwse theoloog Gisbertus Voetius, die zo wetenschap en vroomheid met elkaar in harmonie wilde brengen. Als nieuwe hoogleraar Wetenschap & Vroomheid aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) gaat dr. Aza Goudriaan Voetius’ theologie de komende jaren onderzoeken.

Goudriaans leerstoel, die gesponsord wordt door de stichting Ad Pias Causas, is gericht op theologie en filosofie van de Reformatie. ‘De invalshoek is dus vooral historisch. Hoe werden in Europa in de lange reformatietijd kennis en vroomheid, en ook theologie en filosofie, met elkaar in verband gebracht? Dat is een breed thema, een gezichtspunt dat ruimte geeft voor diverse historische vragen.

De geschiedenis staat dus voorop. Maar historische theologie is een vorm van theologie die zelf ook kan nadenken over de relevantie van de historische bevindingen voor onze eigen tijd. Mijn onderzoek richt zich eerst, zo is het plan, op de theoloog Gisbertus Voetius. Hij begon zijn werk in Utrecht met een rede over het samengaan van wetenschap en vroomheid.’

Hoe ziet u de verhouding tussen wetenschap en vroomheid in het denken van Voetius, en welke lessen biedt dat voor vandaag?

‘Opvallend in Voetius’ werk is het streven naar kennis. Hij spande zich persoonlijk in voor de catechisatie van jonge kinderen. Toen de Illustere School in Utrecht tot Academie verheven werd, hield hij een preek waarin hij het nut van scholen en universiteiten uitvoerig aanprees. In zijn Oefeningen en bibliotheek van de theologiestudent gaf hij een brede catalogus van boeken op allerlei vakgebieden. Hij voerde bijna een campagne tegen onwetendheid.

Daaraan verbond hij een pleidooi voor persoonlijke vroomheid en reformatie van het hele leven. Die vroomheid moest met kennis samengaan en was daar in feite ook de kern van. In die zin vatte Voetius de versregels op die aan Augustinus of iemand uit diens omgeving waren toegeschreven: ‘Als je Christus leert kennen, betekent het niets als je de andere dingen niet weet; als je Christus niet kent, betekent het niets als je de andere dingen leert kennen.’

Wat de verbinding van wetenschap en vroomheid betreft, bouwde Voetius voort op een lange traditie vanaf de Vroege Kerk. Bij Erasmus en diverse reformatoren was sprake van de ‘filosofie van Christus’ of ‘christelijke filosofie’. Die term doet denken aan mensen zoals Justinus de Martelaar uit de tweede eeuw, voor wie de ware filosofie de liefde voor Christus inhield.

Bij Voetius zijn er diverse gezichtspunten: hij streefde naar een situatie waarin wetenschappers persoonlijk God vrezen, naar een harmonische verbinding van theologie en andere kennisgebieden, en naar een doorleefd christelijk belijden in heel de kerk. Die verbinding heeft in elke tijd, denk ik, haar moeilijkheden of obstakels. Maar de pogingen uit het verleden kunnen ook vandaag een aanmoediging zijn om te zoeken hoe het hele leven aan God kan zijn toegewijd.’

Wat maakt Gisbertus Voetius tot een betekenisvolle figuur binnen het onderzoek naar de gereformeerde scholastiek, ook met het oog op actuele theologische en kerkelijke vragen?

‘Voetius’ brede interesse, zijn grondige werkwijze, zijn invloed als jarenlange docent en predikant in Utrecht maken hem erg interessant voor historisch onderzoek. Hij hanteerde met groot talent de methoden en begrippen van de toenmalige schoolgeleerdheid. Die scholastieke kant is voor een deel verleden tijd, maar leverde ook een genuanceerde manier van denken op die nog steeds behulpzaam kan zijn. Belangrijker dan de vormgeving is wat er feitelijk is gedacht en welke intenties tot uiting zijn gebracht.

Wat Voetius ook betekenisvol maakt, is het feit dat hij in zijn scholastieke werk veel aandacht gaf aan de praktijk van het kerkelijke leven en de persoonlijke omgang met God. Scholastieke verhandelingen spreken ons als lezers minder rechtstreeks aan dan bijvoorbeeld preken dat doen, maar ze proberen wel antwoorden te geven op geestelijke vragen. Voetius doet dat graag in gesprek met de traditie van de kerk.’

Waarom is het zo belangrijk om juist nu de relatie tussen theologie en filosofie in de Reformatietijd opnieuw te bestuderen? De vraag is ook hoe de filosofie dienstbaar kan zijn aan de kerk.

‘Als filosofie nadenkt over de werkelijkheid, kennis, of het goede leven zijn er allerlei raakvlakken met de theologie. In de westerse filosofie is veel over God nagedacht. De geschiedenissen van filosofie en theologie zijn eeuwenlang zo met elkaar verbonden geweest, dat eigenlijk kennis van beide geschiedenissen wenselijk is om een van die twee goed te begrijpen. Dienstbaar aan de kerk is dan misschien ook het aanwijzen van christelijke overtuigingen in het algemene denken.

Ook de Reformatie heeft in latere filosofie doorgewerkt. De Duitse filosoof Immanuel Kant heeft bijvoorbeeld een tijdlang bekend gestaan als de ‘filosoof van het protestantisme’. Dan kun je vragen: wat is protestantisme en in welke zin is het wel of niet in Kants denken terug te vinden? De filosoof Hegel hield een toespraak bij het derde eeuwfeest (1830) van de Augsburgse Confessie. Hij had in 1826, vijf jaar voor zijn overlijden, in een brief aan de Duitse opwekkingstheoloog August Tholuck gezegd: ‘Ik ben een Lutheraan en door filosofie in mijn lutheranisme helemaal bevestigd.’ Zulke feiten bieden aanknopingspunten om ook in een gesprek over moderne filosofie de Reformatie ter sprake te brengen.’

Wat hoopt u dat studenten en predikanten meenemen uit uw onderwijs en onderzoek?

‘Ik hoop er mede aan bij te dragen dat studenten zich de ambachtelijke vaardigheden van historisch onderzoek eigen maken en dat ze daarmee in hun verdere loopbaan, als het bij hun werkkring past, goed kunnen werken. Verder hoop ik dat studenten zich aangemoedigd voelen om kritisch te denken, vooral ook ten opzichte van conventies en modes uit de eigen tijd. Dat is ingewikkelder dan het misschien lijkt, maar wel nodig. En dan hoop ik dat studenten in hun denken mede gevormd worden door de bronnen die we lezen, vanuit de reformatietijd en andere perioden van de geschiedenis. Dan kan de verrassende rijkdom van de oude teksten hopelijk een enthousiasme opleveren waardoor studenten ook na hun studie geregeld weer teruggrijpen naar klassieke bronnen, met het oog op het theologische denken en de persoonlijke omgang met God.’

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juni 2025

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Wetenschap en vroomheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juni 2025

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's