De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Overpeinzingen over 'peinzen'

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overpeinzingen over 'peinzen'

'Hier en Heden'

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

'En ik begaf mijn hart om wijsheid en wetenschap te weten, onzinnigheden en dwaasheid. Ik ben gewaar geworden, dat ook dit een kwelling van de geest is'. Ik ben geen Prediker, geen zoon van David en geen koning te Jeruzalem. Toch probeer ik op mijn manier met een tikkeltje nuchterheid mijn hart, heel bescheiden de Prediker van heel ver volgend, ook dikwijls te begeven om wijsheid en wetenschap te weten, onzinnigheden en dwaasheid. Ik bedoel dat je wijsheid en wetenschap zoekt en vaak op onzinnigheden en dwaasheid stuit. Dit als inleiding op wat nu volgt.

De laatste tijd belegt de Gereformeerde Bijbel Stichting nog al eens in den lande spreekbeurten ten faveure van de Statenvertaling. Ik wil daar geen enkel woord van zeggen. Ik heb ook wel gesproken voor het belang van de Statenvertaling. Geschreven bovendien trouwens in deze 'Waarheidsvriend' jaren geleden, toen de Nieuwe Vertaling pas uit was. Nog altijd preek ik met vreugde uit de Statenvertaling. Daarover bestaat geen verschil. Ik geloof echter dat het in de lijn is van de bijbel, in welke taal ook vertaald, dat we wel billijk blijven en een beetje eerlijk. Mijn Statenvertaling zegt: Oordeelt een rechtvaardig oordeel. Dat mag ik toch wel doen?

Wat wil het geval nu? Ik lees in de krant een heel kort verslagje over een spreekbeurt, waarin de uitnemendheid van de Statenvertaling beklemtoond wordt boven de Nieuwe Vertaling. Het hele berichtje bestaat slechts uit één voorbeeld. Volgens de verslaggever blijkbaar de steenworp, waarmee de Nieuwe Vertaling in een enige reize geveld wordt. Verdere argumenten komen niet ter sprake. Het berichtje telt trouwens maar een stuk of wat regeltjes en regeltjes van een krantekolom zijn kort. Goed; spreker zei: Zie in Genesis 24 : 63 lezen we dat Izaak in het veld was uitgegaan om te bidden. Heerlijk dit getuigenis over Izaak! Nu eens even kijken wat de Nieuwe Vertaling daarvan maakt.

'Isaak ging tegen het vallen van de avond uit om te peinzen in het veld'. In gedachten zie ik het gebeuren. Het gehoor is ontsteld over dit snood vergrijp aan de tekst. Verschrikkelijk toch dat iemand zo vertalen durft.

Peinzen wat is dat nou? Een jongen zegt tegen zijn kameraad: Wat zit jij daar te peinzen? En een ander bitst, als hij niet wil wat ik hem dringend vraag en aanbeveel: Ik peins er niet over. Peinzen dat is niks, alleen maar je gedachten alle kanten laten uitgaan, zoals een herder met zijn schaapjes doet als het geen kwaad kan en de beestjes zin hebben overal te grasduinen. Peinzen is volgens ons niet zoveel bijzonders en daarom die huivering als we horen, dat er van Izaak staat niet dat hij het veld was ingegaan om te bidden maar om te peinzen.

Maar een heel klein beetje ben ik wat heet bijbelvast. De Statenvertalers zelf schuwen het woord peinzen niet. Laten we dat voorlopig vaststellen. In psalm 63 zingen we: Als ik Uwer gedenk op mijn legerstede, zo peins ik aan U in de nachtwaken. Nu geloof ik voor mij wel, en dat moogt u met mij aannemen, dat de Statenvertalers de godvruchtige psalmdichter met dat woord peinzen wel wat anders in de mond hebben gelegd dan de redenaar meende, dat de auteurs van de Nieuwe Vertaling Isaak toeschreven. Nog een keer lees ik peinzen in de Statenvertaling. Psalm 77. Daar lezen we in vers 4: Dacht ik aan God, zo maakte ik misbaar; peinsde ik, zo werd mijne ziel overstelpt. Sela. Dat liegt er niet om. Misbaar en overstelpt zijn van de ziel. U weet wat de Hebreeuwse dichtkunst typeert? Ik zei wel eens tegen mijn catechisanten dat niet de laatste lettergrepen van de verzen, maar dat de gedachten, de gedachtegangen, op elkaar rijmen in het Hebreeuws. Heel geleerd noemen we dat het parallellisme. Keren we terug naar psalm 77:4 dan is peinzen ongeveer gelijkwaardig met aan God denken. Dan verandert er wel wat met de vertaling van Isaak, die in het veld ging om te peinzen.

Ik heb de idee, dat een aantal woorden sedert de periode waarin de Statenvertalers bezig waren in hun gevoelswaarde is gewijzigd. De taal immers leeft. Het is met woorden als met mensen en geslachten. In de loop der tijden worden sommigen armer en anderen rijker. Sommige woorden krijgen een sterker gevoelswaarde en andere gaan er op achteruit. Ik zal u de bewijzende voorbeelden besparen. Als u ze wilt hebben dan mag een neerlandicus een keer de gast zijn in deze rubriek van hier en heden. Wij vinden peinzen tegenwoordig niet een erg zinvolle, laat staan godvruchtige bezigheid. Ten tijde van de Statenvertalers was dat anders. U ziet op deze wijze dat een volstrekt ongewijzigde Statenvertaling van 1637 toch een andere is in 1973. Al is de tekst tot de tittel en jota dezelfde, de klankwereld waarin hij resoneert is eenmaal anders of u nu hoog springt of laag het is zo. U moogt het mij niet kwalijk nemen dat ik het constateer. Ben ik een vijand geworden de waarheid zeggend?

Ik wil helemaal niet propaganda maken voor de Nieuwe Vertaling, ook niet de ijver voor de Statenvertaling afvallen. Slechts op een heel bescheiden puntje wil ik vragen om alstublieft een tikje voorzichtig te zijn en billijk te blijven. Wie wil me dat kwalijk nemen? Je weet soms zo net niet. Kijk, we moeten met zulke voorbeelden, hoe goed ook bedoeld, niet meedoen met de mode van de tijd, want ik heb de indruk, dat zo'n kreet het uitstekend doet wanneer we het geding rondom de bijbelvertalingen polariseren. Ik ben het juist die mijn best doe voor de Statenvertaling, want ik wil niet dat uitgerekend op deze manier afbreuk gedaan wordt aan de verdediging van het goed recht van deze aloude vertaling. Als we op zo'n wijze polemiseren werken we de Nieuwe Vertaling machtig in de hand. Wat we niet willen.

Ik ben echter, al ben ik met een toepassing bezig, nog niet aan mijn end, Ik heb me zeer wel vergewist — en dat is elk verplicht die van zijn leven een onbeduidendheid je deed aan Hebreeuws — dat in Gen. 24 : 63 en in psalm 63 : 7 en 77 : 4 niet dezelfde woorden, zelfs niet dezelfde werkwoordsstammen, gebruikt zijn in het oorspronkelijk, zoals dat heet. De woorden die in de beide psalmen gebezigd zijn laat ik thans buiten de gezichtskring. Het artikel zou te lang worden. Het woord dat in Genesis 24 staat betekent volgens het woordenboek: mediteren, wandelen, rondwandelen zonder bepaald doel. De stam van het woord is onzeker lees ik verder. Ik zeg dit met veel voorbehoud, want ik beroep me niet op allerlaatste gegevens. Het gaat er derhalve niet om dat er maar eens op los is vertaald met de bedoeling om de bijbel zoveel mogelijk oppervlakkig te maken.

Het berichtje, dat me inspireerde tot deze overpeinzingen, drong als een klein splintertje in mijn gedachten. Het kan er een poosje zitten zonder dat je er hinder van ondervindt. Op een gegeven moment gaat het ontsteken en dan moet het splintert je eruit. Ik dacht: o theoloogje, wordt geen demagoogje. Want deze wijze van voorlichting dreigt demagogisch te worden. Ik wil het niet schromelijk euvel duiden, indien spreker wat onnadenkend te werk ging. Ik heb het gezien mijn ambtelijke jaren al duizend keer vaker gedaan. Laten we elkaar echter manen; dat is eerst collegialiteit en niet wat geaai en gepaai en mekaar wat op de schoudertj es kloppen.

Ik begrijp, dat iemand mij nog eens duchtig op de nek springt en zegt: goede beste schrijver, wie u zijn moogt, u hebt zelf beweerd dat de woorden in beide psalmen en in Genesis 24 niet dezelfde zijn. Daarom heeft het peinzen van de psalmen wellicht niets uit te staan met het bidden van Genesis 24. Om kort te gaan wil ik maar zeggen dat u waarschijnlijk ernstig dwaalt. Mag ik daarop antwoorden? Als ik dwaal, dwaal ik in goed gezelschap. In een gezelschap dat mij uitermate kan stichten. Want dan dwaal ik in gezelschap van..., schrik niet... de Statenvertalers. Gaat u met me mee? We zoeken nog eens psalm 77 vers 4 op. De tekst is bekend. Nu lees ik u de kanttekening voor. Luister: peinsde: Gelijk Gen. 24 : 63. Zie aldaar. Anders: bad ik'. Conclusie: Ik moet Gen. 24 : 63 opzoeken. Dat doen we direct. Eerst wil ik nog even goede nota nemen dat de Statenvertalers ook hadden kunnen vertalen: Bad ik. Dat hebben ze om voor hen doorslaggevende redenen niet gedaan. Nu ijlings naar Gen. 24:63. Benieuwd wat de kanttekening daar zegt: om te bidden: OF, om te denken, om te peinzen, dat is, om zijn zinnen met godzalige gedachten en aanbiddingen voor de HEERE te oefenen'.

Lering: Die vertaling is nog niet zo verdorven als we dachten op gezag van het alarmerende kranteberichtje. De Statenvertalers geven die vertaling zelf ook. Volgens hun gedachte misschien als de mindere, maar het mindere hoeft nog niet de verfoeide en in de grond getrapte vijand te wezen van het betere. Niet plus royaliste que Ie roi, niét koningsgezinder dan de koning, niet meer Statenvertalingsgezind dan de Statenvertalers zelve. Zo overpeinsde ik om hier en heden een rechtvaardig oordeel te oordelen.

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Overpeinzingen over 'peinzen'

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's