Kinderen en het kwaad
Van de verdorstende Hagar tot de aangevreten Job: de kinderbijbel van weleer ging rauwe Bijbelverhalen niet uit de weg. Maar vandaag kom je ze bijna niet meer tegen. Een slechte zaak, meent Beatrice de Graaf, hoogleraar internationale en politieke geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. De rauwe verhalen zeggen ons namelijk: Ja, er is gebrokenheid, maar er komt ook een einde aan het kwaad. De Graaf houdt een warm pleidooi voor de kinderbijbel van Anne de Vries. Hieronder een verkorte weergave van het artikel dat zij hierover schreef in De Nieuwe Koers (april 2025).
Zien uw kinderen weleens enge plaatjes op internet? Nee? Dat is heel onwaarschijnlijk, want tachtig procent van de kinderen vanaf zes jaar oud heeft op een smartphone weleens akelige beelden van excessief geweld voorbij zien komen. En als u het weet, en er rekening mee houdt dat uw iets oudere kinderen zelf weleens nare of heftige filmpjes aanklikken – één op de vijf kinderen vanaf tien jaar doet dat regelmatig – wat doet u er dan aan? Een filter plaatsen? TikTok verwijderen? Het gebruik van Instagram aan banden leggen?
Wetenschappelijk en pedagogisch bezien is dat zeer aan te bevelen, want kinderen worden echt bang, onzeker – of nog erger, raken afgestompt en moreel murw van te veel blootstelling aan gewelddadige beelden. In donkere tijden als deze, waarin echte oorlogen woeden, komt er een doorlopende stroom aan oorlogszuchtige beelden op ons af, en is het zaak om als ouders en opvoeders in te grijpen. En onze kinderen (en hun ziel) in bescherming te nemen.
Toch houd ik hier een pleidooi voor een houding die daar haaks op lijkt te staan. Ik breek namelijk een lans voor méér blootstelling van onze kinderen aan nare beelden en verhalen – en wel tijdens de vertellingen uit de kinderbijbel. Dat lijkt tegenstrijdig, maar dat is het toch niet.
Onlangs zocht ik in een kinderboekhandel in Utrecht naar een kinderbijbel. Ik vond prachtige prentenboeken met zoekplaatjes, romantisch ingekleurde peuterboekjes met schaapjes en engelen en een ark. En gelukkig vond ik ook die onovertroffen Kijkbijbel, met de illustraties van Kees de Kort. Toch miste ik die ene bijbel, die wij thuis wel twee keer hebben stukgelezen: de klassieker van Anne de Vries. En dan niet de dunne versie, voor heel jonge kinderen, maar de dikke, van meer dan zeshonderd pagina’s die in 1939 in de eerste druk verscheen. Met de prenten van Cornelis Jetses, de wellicht nog beroemder geworden lithograaf die ook de illustraties van Ot en Sien, het leesplankje en de 22 historische schoolplaten voor zijn rekening nam. Ik vroeg ernaar, of ik dat Groot vertelboek voor de Bijbelse geschiedenis nog kon bestellen. ‘Die?,’ vroeg de verkoopster verbaasd, ‘die is allang uit de handel. Veel te ouderwets.’
En dat klopt natuurlijk ook wel. Het taalgebruik is wat archaïsch, en sentimenteel soms. En je komt achterhaalde cultureel-theologische standpunten tegen, zoals de Cham-theorie, een bijbeluitleg die aan de vervloeking van Cham door Noach een legitimering van slavernij ophangt. Het is een bijbel uit 1939, met culturele noties uit die periode. Maar toch. Is er een andere kinderbijbel die doet wat De Vries doet? Thuis bladerde ik er nog eens doorheen, en legde ze naast andere, eigentijdse kinderbijbels. Er vielen me drie dingen op. Ten eerste bevat dat Groot vertelboek veel meer verhalen. Ten tweede zijn het vooral de verhalen die ‘naar’, ‘eng’ of ‘bloedig’ zijn die uit de moderne kinderbijbels zijn verdwenen. Dat begint al bij Sodom en Gomorra, of het hartverscheurende verhaal van de verstoten en verdorstende Hagar en Ismaël in de woestijn – met plaat erbij, maar ik zag ook een afbeelding van een door melaatsheid aangevreten Job.
(Er) wordt in die verhalen ook een keihard oordeel geveld. Zoals in het verhaal van Korach, Dathan en Abiram, waarvan Anne de Vries kortweg stelt dat ze ‘vanwege hun afgunst en heerszucht levend in de afgrond verdwenen’. De Vries doet op geen enkele manier zijn best om de zaak ook maar iets te verluchtigen of diplomatiek te omzwachtelen. Ook Eli viel pardoes ‘achterover van zijn stoel, brak zijn nek en stierf.
Veertig jaar was hij richter geweest over Israël. Maar voor zijn ontrouw had God hem nu gestraft.’ Tja. Zo worden die bijbelverhalen voor kleine kinderen anno nu niet meer opgeschreven. Waarom zou het goed zijn dit toch aan kinderen voor te schotelen? Eerst het pedagogische argument. Ik heb het hierboven al vermeld, het kwaad is overal aanwezig, en ook kinderen kunnen er niet aan ontkomen. (…)
De bijbelverhalen moeten worden verteld – het liefst dus in zo’n soort vorm als die van De Vries, met aandacht voor het duistere en het oordeel – omdat ze belijden dat er een einde komt aan het kwaad. Maar je moet er dan wel in gelóven! Het zijn niet zomaar praatjes voor de vaak. Historische verhalen zijn feitelijk gegrond. Familieverhalen hebben meestal ook een grote kern van waarheid. Opa en oma hebben de oorlog meegemaakt. Vader en moeder zijn failliet gegaan. Maar er ook weer bovenop gekomen. Daar gelooft de familie in, en dat krijgen de kinderen mee.
Bijbelverhalen zijn verhalen van ellende, van kwaad, maar ook altijd van verlossing. Maar de vertellers moesten er wel in gelóven. En ook al worstel je daar zelfs soms mee, dan nog kun je ze rustig aan je kinderen voorhouden – dat doen we immers ook met andere zaken waar we weleens aan twijfelen, zoals aan de democratie, of aan belasting betalen. Sommige voorlezers zullen zeggen: ‘Maar die De Vries, is die niet erg hard en onbarmhartig, moeten we dat onze kinderen aandoen?’ Ja, in de versie van Anne de Vries worden er harde oordelen geveld, maar die dienen juist om de verlossing en het einde van het kwaad te onderstrepen. De verlossing licht stralender op door te benadrukken hoe fout mensen zijn geweest. Want dat is de theologie van de hoop die we met bijbelverhalen aan onze kinderen kunnen meegeven: er is gebrokenheid, ook in ons eigen hart, en in de wereld om ons heen. Maar er komt een einde aan het kwaad.
Elders heb ik uitgewerkt dat er in onze tijden letterlijk veel meer over kwaad, duivels en demonen wordt gesproken dan een aantal decennia geleden. Dat heeft met tal van zaken te maken, maar ook met de komst van internet en de socials die dit spreken feitelijk aanwakkeren. Maar als er vroeger over kwaad werd gesproken, werd dat vrijwel altijd gedaan in connectie met de ‘theodicee’: de vraag naar waar God is te midden van al het kwaad en lijden. In onze tijd gaat het helaas te vaak over kwaad zonder God, zonder einde, zonder uitkomst. Daar is nog veel meer over te zeggen, maar hier is het theologische punt dat ik wil maken. Geconfronteerd met oorlogen en geruchten van oorlogen, moeten we onze kinderen en jongeren meegeven dat dat bij de gebrokenheid van de schepping hoort. Maar, en dat is cruciaal, dat dat niet het laatste woord is. Oorlog en strijd is niet de condition humaine waar we fatalistisch in moeten berusten. Het hóórt niet. Kwaad is er, maar het is absurd (om met Paul Ricœur te spreken). En we moeten en mogen altijd verwachten en hopen op een einde aan het kwaad. De Vries sluit elk bijbelverhaal ook met die diepe waarheid af. Verlossing straalt des te schitterender als je aanzet hoe erg het kwaad, hoe diep het oordeel is. Dat is puur realisme, waar je altijd op kunt terugvallen. Bijbelverhalen zijn geen morele lesjes, geen troostpraatjes, maar aansporingen om op weg te gaan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 2025
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 2025
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's