De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

De last van de kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De last van de kerk

‘Vrede, vrede en geen gevaar’ werd in 2024 weinig gehoord

9 minuten leestijd

Crises en polarisatie zijn van alle tijden. Ook de profeet Jeremia had ermee te maken. Wat kan de kerk op de drempel van 2024 en 2025 van Jeremia leren? Een voorlopige verkenning.

Voor 2024 had Van Dale weer een aantal woorden genomineerd voor de verkiezing van het Woord van het Jaar. Onder de kanshebbers waren woorden als AI-washing, beknibbelflatie, burn-outbureaucratie, comfortwater, gen Z-stagiair, koeltekloof, pieperaanval, profnar, sjoemelscooter en transitiespijt. Vooral de woorden ‘pieperaanval’ en ‘transitiespijt’ leverden een lawine van reacties op, zowel van links als van rechts, wat volgens Van Dale voor ‘een zeer onprettige maatschappelijke discussie’ zorgde. Van Dale besloot daarom de verkiezing te stoppen en zelf een Woord van het Jaar te kiezen dat de tijdsgeest typeert: polarisatie.

Antisemitisme

De Dikke Van Dale definieert ‘polarisatie’ als het toespitsen of het tot uitersten drijven van tegenstellingen. In het kielzog van crises treedt er altijd polarisatie op en aan crises was er in 2024 geen gebrek: van migratiecrisis tot wooncrisis, van energiecrisis tot koopkrachtcrisis. Maar het waren toch vooral de tegenstellingen rondom het conflict in het Midden-Oosten die nadreunen, met als dieptepunt de Jodenjacht in de nacht van 7 op 8 november door pro-Palestijnse activisten in Amsterdam. Chanan Hertzberger, voorzitter van het Centraal Joods Overleg (CJO) vatte de ernst ervan haarfijn samen: “Amsterdam moet zich diep schamen, Nederland moet zich diep schamen. Onze hoofdstad was op de avond van de Nationale Kristallnacht-herdenking het toneel van een pogrom die niet had misstaan in nazi-Duitsland; de eigentijdse variant daarvan: de antisemitische bendes die onder het mom van antizionisme al langer proberen het leven van Joden in Nederland onmogelijk te maken.”

De geschiedenis is terug

Nu zijn crises en polarisatie van alle tijden maar het is opmerkelijk dat nog maar zo’n 25 jaar, na de val van de Muur in 1989, de Amerikaanse politicoloog Francis Fukuyama een spraakmakend boek schreef met als titel Het einde van de geschiedenis en de laatste mens. Fukayama betoogde dat de strijd tussen verschillende politieke systemen en ideologieën zou uitlopen op een zegetocht van de liberale democratie en de vrije markt. ‘Wat we meemaken, is niet enkel het einde van de Koude Oorlog, of het voorbijgaan van een bepaalde periode in de naoorlogse geschiedenis, maar het einde van de geschiedenis als zodanig. Dat wil zeggen, het eindstation van de ideologische evolutie van de mensheid en het universeel worden van de westerse liberale democratie als de uiteindelijke vorm van menselijk bestuur.’

Wie anno 2024 om zich heen kijkt, ziet eerder het tegenovergestelde. De uitzichtloze oorlog tussen Rusland en Oekraïne, de bijna apocalyptische strijd rondom het al of niet voortbestaan van Israël, het geopolitieke machtsspel tussen de Verenigde Staten en China, de wankele positie van Europa en de oproep van NAVO-baas Mark Rutte om ons mentaal voor te bereiden op een oorlog, maken dat nog maar weinig mensen de gedachte koesteren van ‘vrede, vrede en geen gevaar’.

Reformatie

Crisis en polarisatie waren er ook ten tijde van Jeremia. De priesterzoon uit Anatoth werd tot profeet geroepen in het jaar 627 v.Chr., tijdens de regering van koning Josia, die in Juda en heel Israël een grondige reformatie begonnen was. Hij vernietigde de altaren van de Baäls en de offerhoogten, hij verpulverde de gesneden en gegoten beelden, strooide het stof op de graven van de offeraars, en hij verbrandde de beenderen van de priesters op hun altaren. (2 Kron.34:3-5). Tijdens de daaropvolgende renovatie van de tempel werd het wetboek van Mozes teruggevonden wat aanleiding was om het verbond met de Heere te vernieuwen en de viering van het Pascha in ere te herstellen. Een hoopvoller tijd om de profetenmantel omgeworpen te krijgen, is moeilijk denkbaar. Maar aan het internationale front begon het te rommelen.

Internationale crisis

Jeremia en zijn tijdgenoten waren al snel getuigen van het verval van de toenmalige wereldmacht Assyrië. De teloorgang van het Assyrische rijk aan het einde van de zevende eeuw voor Christus leidde tot een machtsvacuüm waarin Egypte en het opkomende Neo-Babylonische rijk streden om dominantie op het wereldtoneel. Josia probeerde de tanende Assyrische invloed te gebruiken om het koninkrijk van David in zijn oorspronkelijke grootte te herstellen maar in de slag tegen farao Neco II bij Megiddo (609 v.Chr.) liet hij het leven.

In Juda begonnen zich politieke facties te vormen die ofwel een alliantie met Egypte of met Babel bepleitten. Velen in de Judese regerende klasse waren pro-Egyptisch maar de beslissende overwinning op Egypte bij Carchemish in 605 gaf Babel de controle over de regio. In 597 veroverde Nebukadnezar Jeruzalem en stelde uiteindelijk Zedekia aan als koning.

Toen Zedekia, ondanks herhaalde waarschuwingen van Jeremia (Jer.37-39;52), tegen Babel in opstand kwam, werd Jeruzalem door de troepen van Nebukadnezar heroverd, het paleis en de tempel aan de vlammen prijsgegeven en een deel van de bevolking gedeporteerd.

Afgoderij en onrecht

Al in een veel eerder stadium had Jeremia zijn landgenoten keer op keer opgeroepen zich niet tegen de Babyloniërs te verzetten omdat de straf van God vanwege hun afgoderij onafwendbaar was. ‘Tegen een stuk hout zeggen ze: U bent mijn vader, en tegen een steen: U hebt mij gebaard, want Mij keren zij de nek toe en niet het gezicht, op het moment echter dat onheil treft, zeggen ze: Sta op en verlos ons. Maar waar zijn dan uw goden, die u zich gemaakt hebt? Laten die opstaan, als zij u kunnen verlossen op het moment dat het onheil u treft, want het aantal van uw goden is even groot als uw steden, Juda.’ (Jer.2:27-28). Jeremia hield Juda het voorbeeld voor van haar ‘afvallige zuster’ Israël dat reeds in 722 vanwege haar afgoderij door de Assyriërs was weggevoerd. De enige manier om te voorkomen dat ze hetzelfde lot zouden ondergaan, was terugkeer tot de God van het verbond. ‘Besnijd u voor de Heere en doe de voorhuid van uw hart weg, mannen van Juda en inwoners van Jeruzalem; anders zal Mijn grimmigheid uitslaan als een vuur en branden zonder dat iemand kan blussen, vanwege uw slechte daden.’ (Jer.4:4). 4). Wat die ‘slechte daden’ behelsden? ‘Stelen, doodslaan, overspel plegen, valse eden afleggen, reukoffers brengen aan Baäl, andere goden achternagaan, die u niet gekend hebt, en dan voor Mijn aangezicht komen staan in dit huis waarover Mijn Naam is uitgeroepen, en zeggen: Wij zijn gered – om al deze gruweldaden te doen?’ (Jer.7:9-10)

Verlies van schaamte

In 2 Samuël 7 had God een verbond met David gesloten en beloofd dat Hij Davids troon voor eeuwig zou vestigen. David begreep dat God nog steeds trouw eiste van hem en zijn zonen (1 Koningen 2:3-4), maar ten tijde van Jeremia ging het volk ervan uit dat Davids nakomelingen voor altijd zouden regeren en dat Gods zegen op Jeruzalem en de tempel zou rusten, hoe Juda ook zou leven. God moest hen toch wel zegenen? Ze waren tenslotte in Jeruzalem, waar ze nota bene God in Zijn tempel aanbaden! (Jer.7:4) Het volk werd in deze opvatting nog bevestigd door corrupte priesters en profeten: ‘Van profeet tot priester pleegt ieder van hen bedrog. Zij genezen de breuk van Mijn volk op het lichtst, door te zeggen: Vrede, vrede! Maar er is geen vrede.’ (Jer.6:13-14) Geen wolkje aan de lucht!

Jeremia zag het scherp: het volk, daartoe aangespoord door zijn religieuze leidslieden, speelde de beloften van het Davidische verbond uit tegen de geboden van het Sinaïtische verbond. Hij doorzag wat er gebeurt als een beroep op het verbond met God gaat dienen als legitimatie voor sociaal onrecht: het verlies van schaamte, de meest elementaire en essentiële menselijke reactie op het kwade. Er treedt dan een dynamiek op die een vreedzaam samenleven onmogelijk maakt. Het is daarom niet alleen noodzakelijk dat God het kwade straft, het is ook goed. Doet Hij dat niet, dan zal het kwade onbekommerd en welig tieren.

God als teddybeer

We kunnen ons de vraag stellen: wat is erger, dat in Jeremia’s tijd de roep van ‘Vrede, vrede!’ klonk of dat die in onze tijd niet meer klinkt. Juda wist zich het volk van het verbond maar trok uit deze wetenschap al te lichtzinnige conclusies die tot haar ondergang leidden. In onze tijd is het besef dat God er op een of andere manier toe doet grotendeels verdampt. Als God überhaupt nog ter sprake komt, dan toch vooral als een teddybeer en vooral niet als een God die toornt over de zonde. Met dat de gedachte aan een God die oordeelt en die recht doe aan het verdwijnen is, is er in de samenleving ook geen behoefte meer aan pseudoprofeten die Zijn oordeel bagatelliseren. Nu ook het idee postvat dat er zomaar een derde wereldoorlog zou kunnen uitbreken, is het uitsterven van de slogan ‘Vrede, vrede!’ meer dan begrijpelijk.

De last van de kerk

Maar daarmee wordt het leven niet leefbaarder. Waar hoop wijkt voor wanhoop, komt het leven tot stilstand. De groeiende toename van burn-outs, bore-outs en depressies, met name onder jongeren, vertelt haar eigen verhaal.

Het profetisch spreken is de kerk als een last gegeven: ‘Zo zegt de Heere’. In dit spreken past haar in de eerste plaats de gestalte van wenende profeet: ‘Mijn binnenste, mijn binnenste, ik krimp ineen, wanden van mijn hart! Mijn hart is onrustig in mij, ik kan niet zwijgen, want u, mijn ziel hoort bazuingeschal en krijgsgeschreeuw.’ (Jer.4:19) Als de boodschap van de kerk niet gedreven wordt door de ‘innerlijke bewegingen der barmhartigheden onzes Gods’ (Luk.1:78, SV), is zij niet meer dan lucht en leegte. Jeremia is in dit opzicht een voorafschaduwing van Jezus die weende over de onbekeerlijkheid van Jeruzalem.

Maar in de tweede plaats dient de kerk, in het spoor van Jeremia, te spreken met beslistheid: ‘Zo zegt de Heere: Ga staan op de wegen, en zie, vraag naar de aloude paden, waar toch de goede weg is, en bewandel die. Dan zult u rust vinden voor uw ziel.’ (Jer.6:16). De goede weg is de weg van de Torah, die in het laatste van de dagen haar belichaming heeft gevonden in het Woord dat vlees geworden is. Daarom is het spreken van de kerk in de derde plaats ook uitnodigend: Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en ik zal u rust geven.’ (Matth.11:28, SV)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 2024

De Waarheidsvriend | 28 Pagina's

De last van de kerk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 2024

De Waarheidsvriend | 28 Pagina's