HOE TE SPREKEN ALS WE PREKEN?
Over de kerktaal zijn we steeds niei uitgesproken. De. overbekende discussieleiders „pot" en „ketel" bemoeien zich er ook al mee en.ze doen over en weer elkaar de hevigste verwijten. Schreit !het niet ten hemel, dat vanaf de fraai gebeeldhouwde kansels in onze eerbiedwaardige kathedralen bij emmers vol een vuil en vulgair jargon naar beneden kletst, dat havenarbeiders doet blozen als jonge meisjes van yo'n vijf en twintig jaar geleden? Is het niet een Farizeërachtige barricadering van de hemelpoort, om in nagenoeg middeleeuwse bewoordingen vogelverschrikkerachtige en duistere leerformules het evangelie — als het die naam tenminste verdient — te verkondigen? Dan maar liever 't kerklatijn. Zo staan de kamphanen verwoed tegenover elkaar. , , deftigheid"
Wanneer we ons rustig realiseren, dat de prediking niets anders wil en mag zijn dan verklaring en toepassing van het Woord > Gods, valt het ons ook niet zo heel moeilijk om aan deze definitie de regels te ontlenen, die xedelijkerwijs voor taal en stijl van de preek moeten gelden. Gaarne brengt men in geding het woord „deftigheid", dat onze Staten-Vertaling benut in Titus 2 vs. 7. Inderdaad is de prediking een eerbiedwaardig gebeuren, zodat een grote mate van waardigheid geboden is. Het is per saldo een heilig gebeuren. Vanzelfsprekend houden we rekeiiing met omgeving en omstandigheden. Een evangelisatietoespraak moet eventjes anders zijn dan de Zondagse preek in het midden van de gemeente en het scheelt ook wel iets of we staan in een grote kerk met tweeduizend zitplaatsen of in een kapelletje. Maar dit zijn toch maar graduele versahillen. De kwaliteit moet alom gehandhaafd blijven. Een gewiekste marktkoopman of succesvol propagandist of politiek demagoog, zouden zo ineens niet de beste predikanten zijn.
, /elk vogeltje "
Natuurlijk mogen we niet uit het oog verliezen, dat de een meer zeggen mag niet alleen, maar in feite ook meer zeggen kan dan de ander. Als de ene prediker iets op de lippen neemt, wil het helemaal niet zeggen, dat een ander dat rustig kan naspreken, zelfs al doet hij er de helft af. Bij de een kan het nog eerbiedig klinken, terwijl het bij de ander belist een profane indruk vestigt. Dat hangt af van de persoonlijkheid, van leeftijd, van de eerbiedigheid die ons optreden inboezemt en van duizend andere kleine en grote factoren. We mpgen hier wijzen op charismatische begaafdheid. Tenslotte zingt elk vogeltje zoals 'het gebekt is. We moeten vooral onszelf zijn.
in het livrei van de Koning
Als we ervan uitgaan dat de verkondiging uitleg en toepassing van Gods Woord is, moeten we onmiddellijk protesteren tegen alle prekerij, die up to . date is en actueel, maar die geïnspireerd iblijkt zó uitsluitend door het ., nieuws-menu van de dag", dat de tekst er eigenlijk maar bij gezocht is. Het brood des levens mag uit een pakje van krantenpapier te voorschijn gehaald worden. De tekst mag niet in de preek zitten, zoals naar men zegt een Gereformeerde Bonder in een of andere Raad of sub-commissie zitting heeft. De dienaar des Woords is een knecht van zijn Koning en zoals voorheen een lakei de kleuren van zijn meester droeg in zijn gewaad, zo gaat de prediker in het livrei van zijn Koning. We moeten, los in de mond, niet de belofte verijdelen : , , die u hoort, hoort Mij".
Het is ook uit de boze, om , , naar aanleiding van" profetische uitspraken pikante verhaaltjes op te dissen over dansen (David, Salome), lippenstift en poederdoos (Izebel), mode (Jesaja 3), sensationele zelfmoord (Achitofel) enzovoort. Zodoende ontketent men de vleselijke hartstochten inplaats dat men ze bedwingt en doodt. Deze bediening van het Woord is averechts. Hier grijnst het gevaar van z.g. tijdpredicaties, die vaak meer , , tijd" dan preek zijn. Overal waar Woord en tekst een ondergeschikte rol zich zien toegewezen, moeten we het signaal op onveilig zetten. Als Gods getuigenis als duvelstoejager fungeert, zou het de gemeente in de grijpgrage armen van de satan drijven.
Benauwend is het proibleem van de ontkerstening. De bioscoop verslaat zijn duizenden en de comedie zijn honderden, terwijl de kerk zijn eenlingen trekt. Maar zou er ook geen eeuw geweest zijn, dat door de sensationele prediking het publiek film-minded gemaakt werd? Dit is de moeite van het onderzoek wel waard.
Wij besluiten dat het Woord, waarin we Gods stem beluisteren, taal en toon ' van de prediking moet regeren. U zult wel begrijpen dat de „leer van de Heilige Schrift" in deze materie ook van belang is. Als we de menselijke vorm teveel accentueren, is het gevaar niet denkheeldig dat we menen de vrije hand te hebben om het evangelie te verkondigen naar eigen inzicht. Ik vraag me af, of de taal en de stijl van de kanonieke geschriften niet in zekere zin normatief zijn, voor de wijze van de verkondiging. Zover als ds. G. Aalders ga ik niet, als hij zegt : Wetenschap en religie zijn daarom in de grond der zaak onverdragelijk. (Lot en illusie A'dam, 1939, pag. 9 I), maar als we spreken over schools-wetenschappelijke benadering, mogen we ons van deze overwegingen wel rekenschap geven.
„Ik heb u iets te zeggen".
Aan de andere kant moet de prediker een kind van zijn tijd zijn. Hij moet een waardige, maar toch verstaanbare taal spreken. De tijden veranderen, wij ook, en de taal evenzo. Daar moeten we ons rekenschap van geven. De kerk is geen mar'kt, geen werkplaats en geen vergaderzaal, waar volksmenners terecht kunnen. Er is wellicht teveel gedweept met de adel van Christus' persoonlijkheid en met de veredelende invloed, die er van deze Geheiligde uitging, maar. we dienen niet in een ander uiterste te verzeilen. Een dienst hoeft geen college practicum te zijn in de dieventaal. Ik meen, dat men tóch wel iemand kan zeggen waar het op staat. Als een potige kerel mij in een of ander sappig dialect vraagt naar de weg, verwacht hij niet dat ik hem qua uitspraak met gelijke munt terug betaal. Hij zal me. voor gek verslijten of — als hij me toerekeningsvatibaar adht — mij een pak slaag leveren.
We kunnen het te mooi doen. Onlangs zag ik een soldatenkrantje — Reveille heette het, meen ik —• en daarin werd op wel zeer moderne wijze het Paasevangelie vertolkt. Krantenknipsels — perscommuniqué's — gedeelten uit het dagboek van Nicodemus e.d. Met alle bewondering voor de ongebreidelde fantasie van de samensteller van dit Paasnummer, betwijfel ik het nut. In deze verschijningsvorm zullen onze recruten en militairen zeker niet zo gauw op de gedachte komen, dat we te doen hebben met aangelegenheden, die onder ons volkomen zekerheid hebben. Krant is propaganda. Sedert de oorlog vertrouw ik geen enkel daghlad meer. Dit is de doorsnee-wijsheid van de gemiddelde Nederlander. Al spelt hij zijn krantje van a tot z. Trouwens — om even het interessante anachronisme van een pers in de dagen van onze Heere au serieux te nemen — als de „verslaggevers" zich met Christus' sterven en opstaan zouden bezig gehouden hebben, zou er dan hoogstens niet een medelijdend artikeltje gepubliceerd zijn in de trant van de reacties op de geweigerde huwelijksbevestiging in Rijssen door dr. Steenblok e.d. ?
Alle zalvende tirades en onzakelijke cumulatie van versleten dierbare zinswendingen, moeten we ook 'maar achterwege laten. Vrome terminologie is de kanker in de preek. In al wat gezwollen en opgeblazen is, kunnen we het beste even prikken «met de fijne naald van de humor. Iemand zonder gevoel voor humor is een psychopaath. Ik bedoel dan de waarachtige geestelijke humor. Er is ook een variété-moppigheid, die ook in de kerk helaas bedreven wordt. Het schijnt dat een dominee met flauwe aardigheden in kerkbode en op samenkomsten, ja zelfs in de preek, de gemeente bijeen moet houden.
De dominee moet stichtelijk bedanken om zijn heerlijk ambt te ruilen voor de taak van een nar, van een ceremoniemieester op een banale bruiloft en van een conferencier in een of ander bont program. Hij is aan de heidenen overgeleverd als de goe-gemeente verwacht, dat elke zin van zijn eerwaarde lippen een mopje is en al bij voorbaat buldert als hij aanstalten maakt om z'n mond te openen. Zo wringt de dominee zich in een dwangpositie, waar hij nimmer heelhuids uit vandaan komt.
We spreken recht op de man af in beschaafd en! verteerbaar Nederlands. Er circuleert een legende, dat we voor de zoon van de verloren zoon — ogenschijnlijk een soort Marsbewoner — een gans overstaanbare taal spreken. Af en toe blijkt bij appèls en hijzondere diensten, b.v. na een ramp, dat er toch nog wel een grote schare in Nederland is, die de prediking volgen kan. Zolang de moderne mens zich als , , zoon van de
Verloren Zoon" typeert, is hij in Jeruzalem geen vreemdeling.
, , Simon, Ik heb u wat te zeggen", zo richtte de Heere zich tot de Parizeer van die naam. Op deze wijze moeten we de gemeente tegemoet treden met een eenvoudig en ernstig : ik heb u iets te zeggen. Zodra echter de eenvoud teloor gaat, is ook de suggestieve ernst zoek. Als we in familiekring of elders enkele mededelingen verstrekken, doen we dat óok niet al te hoogdravend. , , Sprekende het Woord Gods in eenvoudigheid" is een degelijk parool.
Beeldspraak.
Ik ben er voor, dat we onze beelden ontlenen aan het leven van alle dag en van vandaag. Het voordeel is tweeërlei. Als het beeld goed gekozen is, verduidelijkt het metterdaad. Bovendien geven we aan talloze dingen rondom en aan voorvallen, werkzaamheden en gewoonten, een mond om de prediking te herhalen. Dat kan immers geen kwaad. Menigeen zegt tegen zijn dominee : toen ik dat of dit zag of telkens wanneer ik iets bepaalds meemaak, denk ik aan wat u eens in een preek gezegd hebt. We moeten als het ware hemel en aarde en al wat daarin is oproepen tot medegetuige. Zo kunnen we ook nergens de stem ontvluchten. De preek is overal. Eén ding stellen we uitdrukkelijk vast. De beeldspraak heeft een uiterst ondergeschikte en buitengewoon dienende functie. Het beeld moet niet overwoekeren. Er zijn ook veel gekke en profaniserende metaphoren. Het beeld is er voor de waarheid en niet omgekeerd en het mag niet belangwekkender zijn, want — ook dit is beeldspraak — dan zit de knecht te paard en de koning schrijdt te voet.
„Net of hij met je zit te praten".
We moeten waken tegen al te grote gemeenzaamheid, tegen al te sterk huis-, tuin- en keukentaai en oefenaarsgemoedelijkheid. De wand van de preekstoel is niet precies het tuinhekje, waarover we vertrouwelijk heenleunen als we 'met buurman Piet een praatje houden. Zo licht gaan we de fijnheid van Gods Woord verruwen en populariseren. Die zijn ook kwaden onder de zon. Er zij iets van heilige huiver, zodat we ons ontschoeien, ons ' ontdoen van alle banaliteit. Wonderlijk, de aanblik van de brandende braambos. Verteren was er niet. Evenzo verbazingwekkend als van mensenlippen Gods Woord weerklinkt. Maar de prediker moet kennis maken met de vurige kool, waarvan Jesaja gewaagt.
Hoe staat het met de dekking ?
Onder andere voornaam is de vraag, of onze woorden gedekt zijn met de gouden waarde van innerlijk leven en levenswandel navenant. Wanneer deze waarden schorten, vermindert de prijs van onze woorden. Bombast is een medicijn, dat in steeds sterkere doses mo'et toegediend worden. Immers een akelige wisselwerking komt op toeren. Ook geestelijke 'holle vaten daveren 't hardst. Heeft ons woord voldoende achtergrond? Anders is ons preken en spreken een zwerm- parachutisten, die bij gebrek aan steun over de begane grond, zich wanhopig dood vechten. Ons woord moet wel eenvoudig zijn als dat van gindse vrouw, die met een heel eenvoudig woord een diepe indruk nalaat. Maar alstublieft geen , , eenvoud" als kunstgreep.
Dat is kitsch en geen kunst.
Eindoordeel.
Laat ik voor de variatie dialectisch besluiten, als ik aan. het eind van mijn raad de balans opmaak. , , Antwoord de zot naar zijn dwaasheid niet — antwoord de zot naar zijn dwaasheid", staat in Spreuken 26 vs. 4 en 5. Is de Spreukendichter ook al Barthiaans ? , , Nee en ja". Elders , , niet al te reclitvaardig, niet al te goddeloos". Maar zijn onze meer of minder trouwe kerkgangers en onze buitenkerkelijken, die we ook willen aanspreken, zotten ? Inderdaad zijn wij van nature in Gods oog zotten en dwazen. De voorschriften van de Spreukendichter : antwoord niet en antwoord wel naar zijn dwaasheid, heeft bindende kracht ook voor het formele (wat taal en stijl aangaat). Antwoord niet: opdat de mens van vandaag niet gaat denken, dat de evangeliedienaar ook zo'n lusteloze cultuurleider is, die behagen schept in- een pover spel met inhoudsloze woorden. Antwoord wel : opdat de mens van vandaag gewaar wordt, dat we hem doorhebben en wel weten waar hij doelloos slaapwandelt! We moeten hem met verstaanbare taal wakker schudden. Of de moderne mens werkelijk de taal van de prediking, zelfs van de meest geavanceerde, geen syllabe begrijpt, wil ik betwijfelen. Ik vrees dat er vaak een Oost-Indische doofheid in het spel is. Achteraf blijkt dat wie gegrepen zijn, zelfs uit de vervreemding, er meer van begrepen, dan hun lief was. Taal en stijl zijn aan mode onderhevig. We willen geen noviteiten en geen antiquiteiten zijn. Deze uitersten raken elkaar op een zeer breed vlak. Immers beiden zoeken het veel te veel in uitwendigheden en vormen. Mode is een soort kringetjesloop. Je moet af en toe de stap er wel eens inzetten, want als je even achterblijft, loop je ineens tot je ontsteltenis voorop. Waardig en toch vaardig moeten we spreken. Ik heb mezelf allen dienstbaar gemaakt, zegt de Apostel. Niet alleen onszelf, maar ook onze woorden, gedachten, die zich aan ons opdringen bij de aansdhouwing ook van het moderne leven, beelden, alles maken we allen dienstbaar in dienst aan het Woord. Dienstbaar zó, dat inderdaad — om een huiselijk beeld te gebruiken, tegelijk ook alle demonstratie —• het meisje niet deftiger en indrukwekkender is dan haar mevrouw. Onze woorden en beelden, onze taal en stijl, mogen niet boeleren. Als dienaren van Christus en van Zijn Woord maken we ons in alles, ook in spreken, aangenaam. Ons woord zij te allen tijd aangenaam en met zout — het zout van godsvrucht — besprengd. Ik hoop dat ook deze verhandeling aangenaam en niet zouteloos was.
Vis ik naar een complimentje? Af en toe smaakt dat overigens wel eens. Als
stimulerende drank.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 1954
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 1954
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's