Leestafel.
Belooningiskaartjes en sluitzegels. - Uitgave : J. N. Voorhoeve — 's Gravenhage.
De uitgever Voorhoeve zond ons een 7-tal vellen belooningskaartjes bestemd voor uitdeeling onder kinderen op Dagen Zondagsscholen: ; tevens een vel sluitzegels om achter op brieven te plakken.
De belooningskaartjes zijn heel mooi. De kinderen zullen er zeker blij mee zijn als ze zoo'n tekstkaartje ontvangen
Ook de sluitzegels zijn aardig. Of het evenwel aanbeveling verdient op deze wijze achterop onze brieven een bijbeltekst te plakken, betwijfelen we. Maar daarover oordeele een ieder voor zichzelf.
Wat te denken van „het Occultisme", door ds. J. Waterink, Geref. predikant te Zutphen. Uitgave : J. B. van den Brink & Co., Zutphen.
Dit is no. 1 van den nieuwen jaargang van de Chr. Brochurenreeks „ Ons Arsenaal", onder redactie van dr. H. Kaajan en dr. J. Waterink staande. „Ons Arsenaal" heeft in de drie jaren dat deze reeks brochures verschijnt al goede diensten gedaan ter verdediging van de Waarheid en tér bestrijding van allerlei valsche leeringen. En voor de vierde maal zal nu een serie verschijnen bestaande uit 10 nummers, waarvan het eerste geschreven is door ds. Waterink, handelend over het Occultisme. „We weten, dat er iets moet zijn, van 't welk we weten, dat het er is, terwijl we er toch ook weer eigenlijk niets van weten, zoo begint ds. W., als hij moet zeggen, wat nu eigenlijk het Occultisme is. „Het Occultisme is er, en men weet, dat het er is ; maar niemand kan precies zeggen wat het nu eigenlijk is. „Onder „het Occultisme" verstaan we die veelheid van verschijnselen, die verband houden met het openbaar worden van de tot nog toe niet bekende, of althans niet met aandacht waargenomen zielekrachten."
„Het Occultisme noemen we dus de saamvatting van al de verschijnselen, als telepathie, hypnose, suggestie, somnambulisme en dergelijke." Waar deze brochure een soort inleiding is, ligt het in de bedoeling van den schrijver in eenige brochures de kwestie van de occulte verschijnselen te behandelen ; terwijl zooveel mogelijk, daarbij de vragen van algemeenen aard zullen worden besproken, waar zulks past. De onderscheiden boekskes, die de onderwerpen, die met het occultisme verband houden, bespreken, zullen min of meer één geheel vormen.
Wij zijn blij dat „Ons Arsenaal" ook hier ons kennis en materiaal wil verschaffen om van christelijk standpunt 't occultisme — de dingen van die duistere wereld — te kunnen beoordeelen en waar noodig te bestrijden. Het lijkt ons geen gemakkelijk werk. Maar als het lukt, zullen velen het dankbaar waardeeren !
Gedenkschrift van Elisabeth Cairns, eenige jaren voor haar dood door haar zelve geschreven. Uit het Engelsch vertaald door C. B. van Woerden te Zeist. Uitgave : Buurman & De Kier, Leiden.
Dergelijke geschriften hebben zeker iets goeds. We kunnen ons voorstellen, dat er menschen zijn, die er naar grijpen en er van genieten, gelijk we het kunnen verstaan dat de heer Van Woerden te Zeist er toe kwam dit boek te vertalen, 't Ligt zoo geheel in de lijn van een man die weinig of geen kerkelijke gemeenschap kent en zoekt en 't liefst maar met een boekje in een hoekje zit.
Wij voor ons kunnen het begrijpen, dat er menschen zijn die deze lectuur eigenlijk boven alles stellen. Een weg van bevindingen, vol afwisselende gemoedsstemmingen, met veel benauwdheden en dan weer met licht, met veel verzoekingen van Satan en dan weer met blijdschap ; met wondere openbaringen, instralingen van goddelijk licht, waarbij stemmen gehoord worden en visioenen gezien.
Dat vinden vele menschen eerst echt. Maar is het niet wat gemaakt, overdreven, opgeschroefd ?
„Want er was een tijd, dat de Heere mij in Zijn vrijmacht op de knieën van het gevoel troetelde en mij de liefelijke toeknikken van Zijn verzoend aangezicht vergunde en mij Zijn verborgenheden openbaarde", zoo lezen we op blz. 71.
Op blz. 84 lezen we de overleggingen van de schrijfster, dat de Heere aan een vrouw niet meedeelt wat Hij met Zijn Kerk van voornemen is. „Want hoewel er onder de oude bedeeling sommigen van mijn sexe waren, aan wie de Heere openbaarde wat Hij zou doen, was dit nu in den Evangelie-tijd niet meer zoo."
De schrijfster gaat dan verder om te verhalen van de verschijningen van Satan en zegt : „Terwijl ik zoo met 't ongeloof aan het redeneeren was, beliefde het den Heere den Satan wat meer schot te geven en hem te vergunnen, mij verder te verzoeken. Op zekeren nacht toen ik mij te slapen had gelegd, werd er hevig aan de kamerdeur gerammeld en gestooten. Ik riep, maar kreeg geen antwoord, waarop mij onmiddellijk werd ingeblazen, dat het de duivel was. Daar ik alleen was, werd ik door groote verschrikking aangegrepen, hetgeen een lichamelijke ongesteldheid veroorzaakte, welke drie weken duurde. Mijn geest en mijn moed waren toch reeds zoo zwak door de vorige worstelingen, welke ik had doorgemaakt met den. Satan en zijn verzoekingen. Gedurende deze drie weken kwam de verzoeker mij telkens bezoeken.
Op een anderen nacht werd er, terwijl ik wakker lag, driemaal tegen mijn bed getikt, doch 4eze woorden kwamen mij met kracht voor : „Zijt niet verbaasd, want Ik ben uw God ; Ik zal een vurige muur rondom u zijn."
Op een anderen nacht hoorde ik, dat de stoelen door de kamer getrokken werden, hoewel ik wist, dat er geen sterveling in huis was. Hierop had ik een aangenamen nacht in het gebed en mijne ziele werd beide verzadigd en verkwikt. Juist voordat ik in slaap viel, hoorde ik een geluid als een verwarde menigte van stemmen op een afstand, welke al nader en nader kwamen, totdat een zware slag op de deur mij hevig verschrikte. Toen kwam mij met kracht voor, wat Christus tot Petrus sprak : „Simon, Simon, ziet, de Satan heeft ulieden zeer begeerd, om te ziften als de tarwe, maar Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoude", enz. enz.
Is dat nu normaal ? Moet dat meegedeeld worden aan anderen ? Moeten anderen daar ook naar staan ? Is het wel goed met ons, als we deze ervaringen, bevindingen, gezichten, stemmen, verschijningen, enz., niet hebben doorgemaakt ?
Natuurlijk willen wij niets afdingen op den weg van mejuffr. Elisabeth Cairns, een Schotsche christin, die in 1685 geboren is.
Maar is ieder zelf in staat zich te beheerschen, zichzelf te controleeren, zelf te beschrijven wat is doorgemaakt ?
We kunnen ons voorstellen, dat de toestand ongeveer was, zooals de schrijfster zelf meedeelt : „Ik geraakte dikwijls in vervoering, niet alleen wanneer ik in het gebed was ; maar óok in mijn overdenking en wanneer ik eenig werk onderhanden had, dat weinig van mijn gedachten vereischte, werd mijn geest zóó ingewikkeld in gezichten van onuitsprekelijke verborgenheden, dat ik dan aan niets anders kon denken. Mijn mevrouw moest wel denken, dat ik doof of van mijn verstand beroofd was, want somtijds, wanneer zij mij aansprak, hoorde ik het niet, of wanneer ik haar antwoordde, was het niet overeenkomstig hetgeen zij mij gevraagd had, omdat ik mijn gedachten niet had bij hetgeen ik sprak", enz.
Overspannen geest, zouden we zeggen. Wat we ook opmerken als zij b.v. beschrijft hoe zij ziek werd en hare natuurlijke geestvermogens werden verbijsterd, terwijl de openbaringen van Gods liefde grooter werden. Als zij dan ongeschikt is om te lezen, of te bidden of op te gaan onder de prediking, begint het ongeloof te redeneeren. Maar dan komt er een onmiddellijke invloeiing van den Geest des geloofs. Haar ouders en anderen willen dat zij (genees)middelen zou gebruiken, om van haar ziekte bevrijd te worden. Ook het zesde gebod zegt haar, dat God het gebruik der middelen had geboden, zoowel voor de gezondheid van het lichaam als van de ziel. Het eerste wat gebruikt werd werd aanmerkelijk ter genezing gezegend, doch zóó, dat zij dienzelfden dag van de levendige uitlatingen van goddelijke liefde en de liefelijke beademingen des Geestes beroofd werd. O, hoe sloeg haar de consciëntie ! Hij was weggegaan van haar en zij schaamde zich, om het aangezicht van haar Verlosser ooit weer te zoeken, enz.
Is dat nu normaal ? Moet dat verhaald worden ? Moet dat anderen worden voorgelegd ? Moeten andere zielen óók zulke dingen kennen, zulke ervaringen doormaken, zal het goed zijn ?
Wij weten, dat er menschen zijn, voor al vrouwen, die van deze en dergelijke dingen weten te verhalen. We weten dat er ook vrome zielen zijn, die soms heel wat moeten doormaken. Maar we gelooven, dat bij deze dingen de grootst mogelijke voorzichtigheid moet worden betracht en dat we moeten staan niet naar èen zwaren, maar naar een klaren weg, waarbij alle heil en zaligheid voor een arm zondaar in Jezus Christus komt te liggen en in Hem alleen.
We zijn zoo bizonder bang voor nadoen en napraten bij deze dingen. Er zijn menschen, die niet geestelijk de geestelijke dingen weten té onderscheiden en die dan ongeestelijk ongeestelijke dingen gaan verzamelen en uitstallen. En dat is zoo vreeselijk !
Het goede dat in dit boek van Elisabeth Cairns is — en er is veel goeds in — prijzen we gaarne. De genadeweg hierin beschreven tot eere en heerlijkheid van den driemaal heiligen Verbondsgod is lieflijk. Maar wij willen het niet verzwijgen, dat er ook veel in voorkomt, dat zéér, zéér voorzichtig moet worden gelezen en betracht, opdat de weg der zaligheid niet vertroebeld en afgebogen wordt.
Vormen en manieren, door Anthonia Margaretha ; 2de druk.Uitgave : J. H. Kok, Kampen.
Dat hadden schrijfster en uitgever misschien niet gedacht, dat van dit boek zoo spoedig een 2de druk zou noodig zijn. Maar nu blijkt het, dat men onder ons voor vormen en manieren nog niet ongevoelig is en dat Anthonia Margaretha er uitnemend slag van heeft over dit onderwerp te praten. Intusschen zijn er weer allerlei dingen, rakende onze vormen en manieren, naar voren gekomen en de schrijfster heeft dezen 2den druk benut om nu ook daarover een hartig woordje te zeggen ; lees maar eens het nieuwe hoofdstuk „in de kerk."
Wij bevelen dit boek zeer hartelijk aan. Jonge menschen moeten het allen koopen en lezen; oudere menschen doen óok verstandig het eens ter hand te nemen.
Leven. Leesboek voor de Scholen met den Bijbel, verzameld door P. den Boer en J. C. de Koning. Geïllustreerd door Tjeerd Bottema. Uitgave : H. J. Spruyt — Rijswijk (Z.-H).
We behoeven nu waarlijk niet meer „Leentje buur" te spelen op het gebied van leesboeken. We hebben nu zelf een mooie collectie ; mooi van inhoud, mooi van omslag, mooi van letter, mooi van illustraties. Neen ! we behoeven nu niet meer ons te schamen voor de mannen van het neutraal openbaar onderwijs als we met ónze leesboeken komen aandragen. De schoolopziener kan nu vrij komen en misschien zegt hij dan wel, gelijk gebeurd is, dat hij andere scholen ook zal adviseeren ónze boeken te nemen, omdat ze zoo voortreffelijk zijn.
Dat is een zegen van onzen God, die ook hierin weet te voorzien naar de behoeften onzer scholen. Hij heeft mannen en vrouwen verwekt, die er lust in hebben onze scholen het beste te geven wat er te geven is.
Daar is ook de serie „Leven", onder redactie van de heeren Den Boer, leeraar aan het Marnix Gymnasium te Rotterdam, en de Koning, als schrijver welbekend, weer een bewijs voor. Wat mooie collectie proza en poëzie. Wat juiste sorteering voor de kleinste kleuters in de 1ste klas en voor de grootere kinderen in 6 en 7 ! Ernst en humor wisselen elkaar af. En lieve, mooie, keurige plaatjes maken het zoo prettig om deze boekjes ter hand te nemen en met de kinderen te gebruiken.
„Bloei", ook een serie leesboeken, bij denzelfden uitgever te verkrijgen, was mooi (bewerkers J. Lens en H. J. van Wijlen) maar „Leven" behoeft er niet voor onder te doen. Deze twee series vullen elkaar zoo mooi aan. De eene is nog mooier dan de andere. Waarom een woord van lof den uitgever toekomt !
Men zal goed doen op onze scholen met de uitgaven van den heer H. J. Spruyt te Rijswijk (Z.-H.) rekening te houden.
Het boek der 'Psalmen, benevens eenige Gezangen, voor Rythmisch gezang herzien door G. A. Goldschmeding Dzn., organist der Geref. Kerk te Amsterdam. Uitgave : W. Kirchner — Amsterdam.
Daar is al lang nu over geschreven en gesproken, om de Psalmen weer rythmisch te gaan zingen, op heele en halve noten. Die daar wat voor voelt kan dit psalmboek uitnemend gebruiken. Want wat we hier hebben is geen uitgave die eenige verandering brengt in tekst of melodie. Wat dat betreft staat zij gelijk met alle andere uitgaven, die reeds het licht zagen. Maar de bewerker heeft in deze uitgave bedoeld om den tijdsduur of de waarde van de noten aan te geven. Gewoonlijk worden de noten bij ons kerkgezang allen even lang genomen. Maar het is oorsprönkëlijk niet de bedoeling geweest, dat men zóó de Psalmen zingen zou. In den tijd van Calvijn werden zij rythmisch gezongen. Welnu, met deze uitgave van den heer Goldschmeding kan men er op onze scholen, in onze gezinnen, mee beginnen. Ook in de kerk kan het boekje straks dienst doen.
Wie een mooi Psalmboekje hebben wil bestelle dit bij den uitgever W. Kirchner te Amsterdam.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1922
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1922
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's