De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Een opgevaren lichaam

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een opgevaren lichaam

Christus’ menselijke natuur is in de hemel en dat is goed

8 minuten leestijd

Christus is met Zijn menselijke lichaam opgevaren naar de hemel. Wij worden opgeroepen om te zoeken naar de dingen die ‘boven’ zijn, waar Christus is (Kol. 3:1-2). Maar hoe doe je dat concreet?

Bij de lichamelijkheid van Christus denken we eerder aan Kerst en Pasen dan aan Hemelvaart. Met Kerst vieren we de komst van de Zoon van God naar deze wereld. Hij heeft ons vlees en bloed aangenomen. Om ons mensen en om ons behoud is Hij neergedaald uit de hemel. Hij is vleesgeworden uit de Heilige Geest en de maagd Maria, zoals het concilie van Nicea precies 1700 jaar geleden heeft beleden. Hij heeft een echt menselijk lichaam en een echte menselijke ziel aangenomen.

Op de paasmorgen is het graf leeg. Christus heeft ons vlees en bloed onttrokken aan de macht van de dood. Zijn opstandingslichaam is onsterfelijk en onverderfelijk. Toch is het een echt lichaam. Zijn lichamelijke opstanding is een troost als wij denken aan ons graf. Christus’ lichaam lag in het graf van Jozef van Arimathea. Later is Jozef daarin gelegd. Een vrolijke ruil, zou Luther zeggen. Jezus in mijn graf en ik in Zijn graf. Dan jaagt de dood geen angst meer aan.

Watertrappelen

Wat is de troost van Christus’ lichamelijke hemelvaart? Het is jammer dat Hij niet meer bij ons is, zou je denken. De Heidelbergse Catechismus stelt een existentiële vraag: ‘Is Christus dan niet bij ons tot aan het einde van de wereld, zoals Hij ons beloofd heeft?’ (vraag 47). Laat dat even op je inwerken. Waarom gaat Hij weg? Hij is toch Immanuel, God met ons? Misschien herken je dat wel. Waar is de Heiland? Hij zou toch altijd bij ons blijven? Na veertig dagen neemt Hij zegenend afscheid van Zijn discipelen. Zij staren Hem na. Hun blik is op de hemel gericht. De engelen corrigeren hen. De dingen die ‘boven’ zijn, zoek je niet door naar de hemel te staren. De discipelen moeten terug naar Jeruzalem om te wachten op de Heilige Geest. Het antwoord van de catechismus is tweeledig. Naar Zijn menselijke natuur is Hij niet meer op aarde. Hij is in de hemel. Toch wijkt Hij nooit van ons. Hij is en blijft bij ons, zoals Hij beloofd heeft. Dat kun je niet zien; het is een verborgen aanwezigheid. Het is ‘naar Zijn godheid, majesteit, genade en Geest’ dat Hij bij ons blijft. Dat kun je slechts geloven en soms mag je het ervaren. Je zoekt de dingen die boven zijn door te geloven dat Christus met Zijn menselijke natuur in de hemel is en dat het goed voor ons is dat Hij daar is. Hij waakt over ons en Hij bidt voor ons. Denk aan kinderen die moeten watertrappelen voor hun zwemdiploma. Wat duren twee minuten dan lang! Zolang je je hoofd maar boven water houdt, kan je lichaam niet verdrinken. Dat is Hemelvaart: Het Hoofd is boven en het lichaam is gered.

Gods rechterhand

De lichamelijke hemelvaart van Christus scherpt ons zicht op de hemel. De hemel is een ruimte waar een lichaam kan verblijven. Het zou erg voor de hand liggen om de hemel als een geestelijke werkelijkheid te zien. Het is de woonplaats van God en van de heilige engelen. God heeft geen lichaam, al heeft Hij wel – in het Bijbelse taalgebruik – ogen, oren, een neus en een hart. De engelen zijn geestelijke wezens. Voor God en de engelen hoeft de hemel niet ruimtelijk te zijn.

Toch mogen we weten dat de hemel een echte locatie is. De hemel is als ruimte door God geschapen voor het lichaam van Christus. Er was een tijd dat er nog geen hemel was. Toen was alleen God er. Toen was er ook nog geen ‘toen’. ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde’ (Gen. 1:1).

Waar de hemel is, weten we niet. We weten wel dat de hemel heel dicht bij God is, binnen handbereik. Jezus zit aan de rechterhand van de Vader. Johannes Calvijn legt dat in de Catechismus van Genève heel mooi aan de kinderen uit:

‘Predikant: Maar wat betekenen die rechterhand en dat zitten, waarvan gesproken wordt?

Kind: Dit is beeldspraak, ontleend aan de aardse vorsten, die aan hun rechterhand degenen laten zitten die zij als stadhouders aanstellen om in hun naam te regeren.’

Fysieke nabijheid

De lichamelijke hemelvaart helpt ons ook om te verlangen naar de hemel. De Geest trekt ons naar Jezus toe, zodat wij ‘zoeken wat boven is, waar Christus zit aan de rechterhand van God, en niet wat op de aarde is’ (H.C., antw. 49). Bij Zijn hemelvaart heeft Christus Zijn menselijke natuur meegenomen. Hij is in de wolk opgenomen en achter de wolk zijn de poorten van het Koninkrijk der hemelen opengegaan. Dat konden de discipelen niet zien, maar zo staat het wel in Psalm 24. De eeuwige deuren verheffen zich en de Koning der ere gaat naar binnen. De voornaamste reden om te verlangen naar de hemel is de aanwezigheid van Christus. Wat zou het daar leeg zijn zonder Hem. ‘Ik zou liever in de hel zijn met Jezus dan in de hemel zonder Hem’, zei de middeleeuwer Meister Eckhart al. Na hun dood gaan de gelovigen niet lichamelijk naar de hemel. Hun lichaam ligt immers in het graf. Toch zullen zij heel dicht bij Hem zijn. Hun ziel, hun diepste identiteit en bewustzijn, verkeert in de fysieke nabijheid van Christus. Zij zullen Hem ontmoeten, Hem zien en bij Hem zijn, wachtend op de dag van Zijn wederkomst en hun opstanding. Paulus schrijft over zijn verlangen ‘om heen te gaan en bij Christus te zijn, want dat is verreweg het beste’ (Fil. 1:23). Soms zou je vleugels willen hebben om klapwiekend op te stijgen naar de hemel. Dat kan niet en dat hoeft ook niet. Het is genoeg om te weten dat Christus daar nu is (Rom. 10:6) en dat Hij ons eenmaal tot Zich zal nemen. Hij is thuis bij de Vader in de voor ons onzichtbare hemelse heerlijkheid. Hij is daar wel mét Zijn lichaam, met Zijn doorboorde handen en voeten, met Zijn vriendelijke ogen, met Zijn kloppende hartspier.

Onderpand en tegenpand

De lichamelijke hemelvaart van Christus verbindt ons echter nu ook al op een heel bijzondere manier met de hemel. Dat heeft te maken met ons vlees en de Heilige Geest. De Heidelbergse Catechismus zegt dat wij ‘ons vlees’ in de hemel als een ‘onderpand’ hebben en dat Christus Zijn Geest als een ‘tegenpand’ zendt. Ooit had ik getankt en kwam ik er daarna achter dat ik mijn portemonnee niet bij mij had. Ik mocht wel doorrijden, maar moest mijn autopapieren als onderpand achterlaten. Dan was het zeker dat ik zou terugkomen.

Zoals een bruidspaar trouwringen uitwisselt, zo heeft Christus in de hemel ons lichaam en hebben wij op aarde Zijn Geest. Hermann Friedrich Kohlbrugge (1803-1875) schrijft daarover: ‘Tussen geliefden worden beloftes en tegenbeloftes gedaan. De Heere neemt ons vlees mee als onderpand naar de hemel. Zo is dan ons vlees, hoewel zondig en aan de dood onderworpen en door de wormen in het graf verteerd, reeds in Hem in de hemel, niet als zondig vlees, maar heilig en rein voor Hem. Aan de andere kant geeft Hij ons wat Hij heeft, namelijk Zijn Geest, en verzekert ons daardoor hier beneden dat wij van Hem zijn.’

Avondmaal

Hoewel de lichamelijke opstanding voor ons nog toekomstmuziek is, geeft Christus ons vanuit de hemel wel alvast een voorschot. De Heilige Geest woont in het lichaam van de gelovigen als in een tempel. Daarom hebben zij deel aan Christus en dus ook aan Zijn verheerlijkte lichaam in de hemel. In Hem hebben zij het eeuwige leven. Doordat zij onlosmakelijk aan Hem als hun Hoofd verbonden zijn.

Nergens wordt dat sterker uitgedrukt dan in het avondmaal, waar Christus door Zijn Geest ons Zijn vlees en bloed te eten en te drinken geeft. Het lichaam van Christus is en blijft in de hemel. Het daalt niet af naar de aarde in brood en wijn, want een echt lichaam kan maar op één plek tegelijk zijn. Door de Geest trekt Christus ons naar Zich toe en verenigt ons met Zijn lichaam. Wij mogen onze harten opwaarts verheffen in de hemel, waar Christus is. Door de ruil van het onderpand van ons vlees en het tegenpand van Zijn Geest hebben we daadwerkelijk deel aan Hem, ons lichamelijke Hoofd in de hemel. Wij eten en drinken van Zijn lichaam en Zijn bloed, niet met de mond, maar door het geloof.

Het zoeken en bedenken van de dingen die boven zijn, is geloven dat ons leven met Christus verborgen is in God (Kol. 3:3). Zoeken wat boven is, is niet staren naar de wolken, maar leven in de voortdurende verbinding met Christus. Zijn lichamelijke hemelvaart helpt ons om te strijden tegen onze lichamelijke zonden.

Ze helpt ons ook om ons lichaam onder het gezag van ons Hoofd te brengen. We zullen ons lichaam kleden met ontferming, vriendelijkheid, nederigheid, zachtmoedigheid, geduld en vooral met liefde. Hoe meer we denken aan Christus Die boven is, des te meer zullen we beneden op Hem gaan lijken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 2025

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Een opgevaren lichaam

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 2025

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's