'De Heer is waarlijk opgestaan!'
Paasappèl 1998
Met Pasen luiden de kerkklokken vreugdevol over de wereld.
De Kerk mag het grootste wonder uit de wereldgeschiedenis verkondigen: Jezus is opgestaan uit de dood. Hij is 'waarlijk opgestaan'. 1)Dit betekent niet dat Hij op de een of andere vage manier de dood heeft overleefd door reïncarnatie of iets dergelijks. Het betekent evenmin dat alleen maar zijn boodschap voortbestaat. Nee, Hij heeft persoonlijk en lichamelijk het graf achter zich gelaten. Daarmee heeft Jezus Christus de dood zelf en zijn macht die zo definitief lijkt, voorgoed overwonnen. Vandaar dat ouderen en jongeren de opstanding van de Verlosser vieren.
Zijn opstanding is een unieke gebeurtenis. Zij staat haaks op de algemene menselijke ervaring dat de dood altijd het laatste woord heeft. Zij is ook uniek omdat zij het christelijk geloof onderscheidt van andere godsdiensten. Alle godsdiensten trachten troost en uitzicht te bieden met het oog op de dood, maar in geen ervan vinden we iets dat maar in de verte vergeleken kan worden met de triomf van Jezus Christus over de dood.
De Kerk heeft de boodschap van de opstanding niet van zichzelf, maar uit de Heilige Schrift als het Woord van de levende God. De Heilige Schrift leert de Kerk wat er werkelijk aan de hand is met ons mensen. Zij leert ons waarom we moeten sterven, zij leert ons wie Jezus Christus is en hoe Hij de dood kon overwinnen, zij leert ons wat Zijn overwinning voor ons betekent.
Waarom moeten wij sterven?
De Kerk keert zich met nadruk tegen de opvatting dat de dood nu eenmaal bij het leven hoort. De gedachte ligt voor de hand in de wereld zoals wij die thans zien: alles wat geboren wordt, sterft eens. Zonder het licht van Gods Woord is dit echter een moedeloze gedachte, een berusting in wat we voor ogen hebben, een zich neerleggen bij feiten die onomstotelijk lijken.
De dood hoort niet bij het leven, maar is het gevolg van een conflict tussen mensen en God, tussen schepsel en Schepper. De dood is de vloek die ons treft, omdat de band tussen ons en de Bron van het Leven verbroken werd. De dood is er niet alleen aan het einde van het leven, maar hij werpt zijn schaduwen vooruit in verscheurde relaties, verdriet, uitzichtloosheid en wanhoop, in alles waarin het leven geen leven meer is.
De vloek treft niet alleen de enkele mens, maar werk door in heel het bestaan, in de natuur met haar rampen, in de geschiedenis met haar oorlogen en tragedies, in maatschappelijke wanverhoudingen met onrecht, uitbuiting en onderdrukking, in de vernietiging van het milieu. Soms voltrekt het onheil zich buiten menselijk handelen om, soms ook zijn wij er zelf recht streeks in betrokken: we doen elkaar 'de dood aan'. Dagelijks berichten de media ons over zinloos geweld, over doodslag en moord.
Hoe kon een conflict met zulke rampzalige gevolgen ontstaan? Door revolutie van de mens tegen God. De mensen hebben ooit niet naar God willen luisteren, maar zich laten verleiden door de satanische belofte: 'Gij zult als God zijn'. Sindsdien is dit verlangen de rode draad die door heel de geschiedenis van de mensheid heenloopt. Dit blijkt niet alleen in gruweldaden, maar ook in elke daad en gedachte, tot de meest idealistische toe, waarin wij geen rekening houden met God. De revolutie is in ons mensen vlees en bloed geworden.
Het past bij de tactiek van satan als de grote tegenspeler van God, dat deze revolutie zich nog nooit zo openlijk en zo brutaal heeft gemanifesteerd als in onze huidige westerse samenleving. Wij wonen in een land en in een werelddeel, dat ooit 'christelijk' heette. Van hieruit werd het Evangelie van Jezus Christus verkondigd in andere werelddelen en onder andere volken. En juist hier is God thans gemarginaliseerd, naar de rand van het bestaan verbannen.
In het publieke leven mag God geen rol meer spelen. In het persoonlijke leven hebben tallozen, nu of reeds één of meer generaties geleden, afscheid van Hem genomen. Meer dan de helft van onze bevolking is volgens een enquête 'God in Nederland 1966-1996' geen lid meer van één van de christelijke kerken. Sommigen zijn andere goden gaan vereren, of zoeken hun toevlucht in nieuwe vormen van godsdienstigheid als New Age.
We worden herinnerd aan het verwijt dat God zelf ooit aan Zijn oude volk Israël heeft gemaakt: Andere volken blijven trouw aan hun goden - terwijl het niet eens echte goden zijn! - maar Gods eigen volk laat Hem in de steek.' Zo heeft ook het ooit christelijke Westen zijn God de rug toegekeerd.
Wat is er voor in de plaats gekomen? De cultus van de mens. Ons hoogste ideaal is een 'menselijke samenleving' en een 'menswaardig bestaan'. De grondwet van onze samenleving vormen 'de rechten van de mens'. De zwaarste misdaad is 'misdaad tegen de menselijkheid'. Wanneer Kerken nog waardering oogsten is het om haar aandacht voor de lijdende medemens of haar verdediging van maatschappelijke spelregels ('normen en waarden').
De Heer van de Kerk is in onze samenleving rechteloos geworden. We mogen over God denken en spreken zoals we willen, mits we daarmee geen andere mensen kwetsen en zelfs dat is nog maar zeer betrekkelijk (wie nog in God gelooft mag niet te kleinzerig zijn). De rode draad van de revolutie heeft in onze moderne samenleving een einddoel bereikt, dat nauwelijks meer te overtreffen valt: we zijn inderdaad als God geworden. De mens is maat van alle dingen.
Maar wat verbeelden wij ons? Kan een mens zich meten met God? Is het conflict met de Schepper te winnen voor het schepsel? Het is met huivering dat wij deze vraag aan anderen, maar ook aan onszelf stellen. Vroeg of laat zal onze hele 'menselijke' samenleving een kaartenhuis blijken. God raakt het even aan en er blijft niets van over.
Zouden de bouwers van dat kaartenhuis - en dat zijn wij allen tezamen - dan niet ter verantwoording worden geroepen? Kunnen wij met onze prestaties, idealen en mooie woorden aankomen bij de God, naar wie wij niet geluisterd hebben? Of waagt iemand het God voor te schrijven dat Hij het conflict niet al te ernstig moet nemen en ons vrijuit moet laten gaan?
We zijn aan het onheil prijsgegeven. Wie zich afsluit voor de Zon waarvan hij leeft, gaat vroeg of laat de duisternis in.
Wie is Jezus Christus?
In Jezus Christus zien we hoe ernstig God de revolutie van de mens neemt en op wat voor ongedachte, ongehoorde, ja goddelijke wijze Hij Zich er tegen keert. God triomfeert door het omgekeerde te doen van wat wij mensen doen. Wil de mens zichzelf verhogen. God wilde Zichzelf vernederen. Wil de mens 'als God zijn', in Jezus Christus wilde God mens zijn. In Jezus Christus is de glorieuze 'tegen-revolutie' van God vlees en bloed geworden.
Daarom belijden wij dankbaar met de Kerk van alle eeuwen dat Jezus Christus als Zoon van God 'waarlijk God en waarlijk mens' is. Wij wijzen elke opvatting af die Jezus Christus van Zijn goddelijkheid wil ontdoen. Zo'n opvatting is niet slechts een grove schending van het geheim van Zijn Persoon, maar ook een ernstig tekort doen aan de radicale actie van God om rebellerende mensen te redden.
Deze Jezus Christus moest onder de mensen wel hetzelfde ondergaan als God, maar dan zichtbaar en tastbaar, in vlees en bloed. Zoals wij thans God uit onze samenleving hebben verwijderd, zo heeft men eeuwen geleden Jezus Christus verwijderd door Zijn boodschap af te wijzen, Hem onschuldig ter dood te veroordelen, Hem te martelen en tenslotte Hem te kruisigen. Wij mensen deden Hem de dood aan.
De geschiedenis van de kruisiging onthult dat we met veel meer te maken hebben dan met het probleem van een bepaalde tijd, een bepaalde samenleving of een bepaalde groep binnen die samenleving. Joden en niet-joden brachten Jezus aan het kruis, godsdienstige gezagsdragers, politiek/militaire machthebbers en de 'gewone' man. Zelfs van zijn leerlingen heeft de één Hem verraden, de ander Hem verloochend en heeft de rest Hem in de steek gelaten. Deze mensen vertegenwoordigden ons allen, ook de opstellers van dit appèl. Bij het kruis staan wij allen als schuldigen.
De boodschap van de verzoening
Het kruis is niet alleen het dieptepunt van menselijke rebellie tegen God, maar het is tegelijkertijd het hoogtepunt van Gods liefde voor ons mensen. Daarmee staan we voor het onzegbare mysterie van het kruis, zoals het van oudsher door de Kerk is bezongen en waarom de dag van de kruisiging ook Goede Vrijdag heet. Ook hierin proeven wij de wonderlijke 'tegen-revolutie' van God. De bitterste dag van de mensheid is tegelijkertijd de zoetste dag voor de mensheid.
God heeft in niet te peilen liefde voor afvallige mensen. Zijn eigen Zoon, Jezus Christus, de vloek laten ondergaan die ons moest treffen, om ons voor eeuwig van die vloek te bevrijden. Daarom werd het drie uur donker op Golgotha, de donkerste uren van de wereldgeschiedenis, de aartsduisternis van gericht en dood. Daarom heeft Jezus het uitgeschreeuwd: 'Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?' 4) Wij hebben de Zon buitengesloten, voor Hem ging de Zon onder.
Jezus Christus heeft aan het kruis onze plaats ingenomen. Hij onderging, wat wij zouden moeten ondergaan. Met tal van beelden verwijst de Heilige Schrift naar deze werkelijkheid: God heeft Hem voor ons 'tot zonde gemaakt', 5) Hij is een 'vloek' (d.w.z. een vervloekte) geworden om de vloek van ons weg te nemen, 6)" Hij heeft als 'offerdier' onze zonden op Zich genomen, 7) 'Hij heeft als losprijs voor velen de schuld betaald.' 8) Elke opvatting over het sterven van Jezus Christus die hieraan tekort doet, schendt het geheim van het kruis. De Kerk dient daaraan vast te houden ook al wordt beweerd dat veel moderne mensen deze woorden niet meer begrijpen.
Dat Jezus Christus met ons heeft 'geruild' om ons te redden is op onnavolgbare wijze verwoord in een passage van een klassiek formulier dat wordt gebruikt bij de viering van het Heilig Avondmaal:
Onze Heiland, waarachtig God en waarachtig mens, heeft van het begin tot het einde van Zijn leven op aarde de toorn van God tegen onze zonden gedragen. Hij werd in de hof (Gethsémane) gebonden, opdat Hij ons zou ontbinden.
Hij leed ontelbare smaadheden, opdat wij nimmer te schande zouden worden. Hij is onschuldig ter dood veroordeeld, opdat wij voor het gericht van God zouden worden vrijgesproken. Hij heeft de vervloeking van ons op Zich geladen, opdat Hij ons met Zijn zegeningen vervullen zou. Aan het kruishout heeft Hij Zichzelf naar lichaam en ziel vernederd tot in de allerdiepste versmaadheid en angst der hel, toen Hij riep met luide stem: 'Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten' 9), opdat wij door God aangenomen en nooit door Hem verlaten zouden worden; en ten laatste heeft Hij door Zijn dood en bloedstorting het nieuwe en eeuwige verbond der genade en der verzoening ten volle vervuld, toen Hij zeide: 'Het is volbracht'. 10)
De boodschap van de opstanding
Het sterven van Gods Eigen Zoon voor ons heeft de macht van de dood doorbroken. Op paasmorgen gaat de Zon weer op. Jezus Christus keert terug uit het duister van de dood. Daarna is Hij verschenen aan Zijn directe leerlingen en enkele anderen met een lichaam dat weliswaar andere eigenschappen heeft dan een sterfelijk lichaam, maar tegelijkertijd onmiskenbaar hetzelfde lichaam is als waarmee Hij werd gekruisigd. Hij bezit 'vlees en beenderen' 11) en, wat nog meer is. Hij draagt de littekens van de wonden die Hem zijn toegebracht.'12) Zijn graf is leeg!
Dit is voor ons denken en onze waarneming onaanvaardbaar, omdat we verblind zijn door zonde en dood. Dat geldt de huidige mens, al of niet gewapend met wetenschappelijke argumenten, het gold evenzeer de mens van toen, zelfs de leerlingen en vrienden van Jezus Christus. Dat een dode terugkeert uit het graf, leek destijds even onmogelijk als tegenwoordig. De ogen van sommigen die Hem zagen, weigerden te registreren dat Hij het was. We lezen van verbijstering, twijfel en ongeloof bij mensen die Hem het allernaast stonden. Het is echter tekenend dat juist iemand die niet kón geloven dat Jezus werkelijk was opgestaan, als eerste Jezus Christus heeft beleden als 'mijn Heer en mijn God'. 13)
Uit deze kring van mensen die Jezus bij Zijn kruisgang op z'n minst in de steek lieten en in Zijn opstanding niet durfden geloven, komt het getuigenis: 'De Heer is waarlijk opgestaan'.14) Het is de opgestane Heer Zélf die hen, tegen hun eigen denken en voelen in, tot dit getuigenis heeft gebracht en het is de Geest van diezelfde Heer die tot heden toe tegen alle tegenspraak in dit getuigenis nog steeds laat klinken in Zijn Kerk. Zo geven ook wij het door als mensen die niet beter en geloviger zijn dan onze broeders en zusters van het eerste uur, maar die evenals zij gebracht zijn tot de belijdenis dat de opgestane Jezus Christus onze Heer en onze God is. Hem zij de glorie tot in alle eeuwigheid!
Wat betekent Zijn overwinning voor ons?
Na de opstanding van Jezus Christus zijn zonde en dood nog niet verdwenen, evenmin als na 'de langste dag' in 1944 de Tweede Wereldoorlog en de bezetting onmiddellijk voorbij waren. Je kunt zelfs zeggen dat daarna de strijd en ook de gruwelen van de bezetting nog heviger werden, want de vijand wilde zich niet gewonnen geven. Toch stond zijn nederlaag vast. Zo mogen wij ook in de massale afval van deze tijd en de toenemende wetteloosheid de laatste stuiptrekkingen zien van satan. Hij heeft geen toekomst meer. De overwinning is onherroepelijk voor Hem Die uit de dood is teruggekeerd.
Daarom gloort reeds aan de horizon een nieuwe werkelijkheid, die de Schrift de 'nieuwe hemel en de nieuwe aarde' 15) noemt. Allen die zich in het geloof aan de opgestane Heere Jezus Christus hebben toevertrouwd en blijven bij Zijn Woord, mogen zeker zijn dat zij net als Hij uit de dood mogen terugkeren met lichaam en al (hoezeer dat lichaam ook in minuscule deeltjes is uiteen gevallen!). Dan zal er geen dood meer zijn, geen rouw, geen geklaag, geen moeite, geen tranen. Er komt een nieuwe samenleving van mensen, waarin dezelfde God die zozeer nu gemarginaliseerd is, alles in allen zal zijn.'16)
Het is de taak van de Kerk om midden in het conflict tussen mensen en God met de dood als eindstation de naam te laten horen van Jezus Christus. Hij heeft op Goede Vrijdag de mens met God verzoend en op Pasen de dood overwonnen. Dankzij Hem mag de Kerk de belofte laten horen, onderstreept met de heilige tekenen van doop en avondmaal, dat er een 'nieuwe hemel en een nieuwe aarde' komt. De Kerk mag leden van onze samenleving en anderen oproepen tot geloof in deze Jezus Christus en tot een leven dat met dit geloof in overeenstemming is: een leven in Zijn licht. Dat geeft aan jongeren en ouderen perspectief.
De Kerk moet zich niet laten afschrikken door de overweging dat deze boodschap niet meer past bij het moderne levensbesef. Deze boodschap paste evenmin bij het levensbesef van de tijd waarin zij voor het eerst werd verkondigd. Het 'woord van het kruis' werd als een 'aanstoot' en een 'dwaasheid' ervaren'" en met de boodschap van de opstanding dreef men de spot. 17) Het is ook onmogelijk dat de kerk door eigen kracht en inzicht zulke negatieve houdingen zou kunnen doorbreken.
De Geest van Jezus Christus Zelf die in en door de Kerk werkt, maakt dat er telkens weer mensen overtuigd worden en zich gewonnen geven aan het Evangelie. Dat was destijds zo, dat is ook nu zo, en dat zal in de toekomst ook zo zijn. Jezus Christus is gisteren en vandaag en tot in alle eeuwigheid dezelfde. 19)
Waar met woord en tekenen werkelijk Zijn Evangelie wordt verkondigd daar werpt de nieuwe wereld haar licht vooruit. De machtige Geest van Jezus neemt machteloze mensen in Zijn dienst. Schuldige mensen horen tot hun verwondering van verzoening met God, sterfelijke mensen verheugen zich in de opstanding. En in navolging van Jezus Christus keert de Kerk zich in woord en daad tegen de doodsituaties in de wereld van vandaag: ontwrichte relaties, persoonlijk leed, uitbuiting en armoede, onderdrukking en dood. Waar we geloven in opstanding kunnen we ons niet meer neerleggen bij de dood. 'De Heer is waarlijk opgestaan!' Daarom mogen we Hem blijven prijzen met gezang 259 vers 1:
Halleluja, lof zij het Lam,
die onze zonden op zich nam,
wiens bloed ons heeft geheiligd;
die dood geweest is, - en Hij leeft;
die 't volk, dat Hij ontzondigd heeft,
in eeuwigheid beveiligt!
En zo wensen we u allen de vrede van Pasen!
De appèlkring 1998
dr. R. Fernhout, Daarle (GKN-CGB)
ds. L. J. Geluk, Rotterdam (NHK-VvK)
dr. ir. J. van der Graaf, Huizen (NHK-GB)
drs. W. Kats, Apeldoorn (GKN-CGB)
drs. R. H. Kieskamp, Leerdam (NHK-GB)
dr. H. Klink, Hoornaar (NHK-VvK)
drs. M. J. Koppe, Hardinxveld-Giessendam (GKN-EW)
ds. R. J. Perk, Hellendoom (NHK-EW)
drs. A. W. W. de Ruiter, Genderen (GKN-CGB)
ds. J. ter Steege, Steenwijk (NHK-CV)
ds. H. Visser, Katwijk aan Zee (NHK-GB)
drs. T. D. Th. Wassenaar, Workum (NHK-CV)
Maart/april 1998 Appèlkring 1998 Postbus 51 3220 AB Hellevoetsluis
1) Luc. 24 : 34
2) Gen. 3 : 5
3) Jer. 3 : 2
4) Matth. 27 : 46
5) 2 Cor. 5 : 21
6) Gal. 3 : 13
7) Hebr. 9 : 28
8) Matth. 20 : 28
9) Matth. 27 : 46
10) Joh. 19 : 30
11) Luc. 24 : 39
12) Joh. 20 : 27
13) Joh. 20 : 28
14) Luc. 24 : 34
15) Openb. 21 : 1
16 1 Cor. 15 : 28
17) 1 Cor. 1 : 18 en 23
18) Hand. 17 : 23
19) Hebr. 13 : 8
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 april 1998
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 april 1998
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's