Het gespeende kind
INGEZONDEN
Er zijn heel wat gedichten geschreven over de intieme relatie tussen moeder en kind. Heel bekend zijn de moeder-kindgedichten van Martinus NijhofF, zoals het gedicht 'De wolken':
Ik droeg nog kleine kleeren, en ik lag Lang-uit met moeder in de warme hei, De molken schoven boven ons voorbij En moeder vroeg wat 'k in de wolken zag. Er zijn echter maar weinig gedichten geschreven over het 'gespeende kind', het kind dat - enige jaren oud geworden - aan de moederborst is ontwend. Ik ken er eigenlijk maar één, een gedicht van Geerten Gossaert, en ik moest aan dit gedicht denken na het lezen van de meditatie van ds. J. L. Schreuders in de Waarheidsvriend van 24 juli. Ik geef dit gedicht graag door.
Heb ik mijn hart niet stil gezet? 'Heb ik mijn hart niet stil gezet En mij verloochend naar Uw wet, Gelijk het pas gespeende kind Zich stil bij zijne moeder vindt? '
Geheel deze eindelooze nacht Heb ik vergeefs naar U getracht; Toen kivam een sluimring mij nabij, En in den droom spraakt Gij tot mij In de eigen taal van 't eigen bloed: In kinderkus en kindergroet.
Nu ken ik, Heer, uw wijs beleid, Gij die, Verlosser uit den Tijd, Mij in den kerker hebt bevrijd - Een oogenblik: Uw eeuwigheid.
Geheel deze eindelooze nacht Heb ik vergeefs naar U getracht; Toen kwam een sluimring mij nabij, En in den droom spraakt Gij tot mij In de eigen taal van 't eigen bloed: In kinderkus en kindergroet.
'Heb ik mijn hart niet stil gezet En mij verloochend naar Uw wet, Gelijk het pas gespeende kind Zich stil bij zijne moeder vindt? '
In promptuario nostrorum
De eerste en laatste strofe staan tussen halingstekens, waarmee de dichter aan geeft dat er sprake is van een citaat.
Gossaert citeert het tweede couplet van Psalm 131 in de berijming van 1773, met slechts één kleine wijziging: hij vervangt 'ziel' in de eerste regel door 'hart'. Ik vermoed uit poëtische overwegingen, want zo ontstaat een mooie alliteratie: Heb... hart. Onder het gedicht staan de Latijnse woorden 'In promptuario nostrorum'. Een 'promptuarium' is een voorraadkamer, maar kon ook wel schertsend voor gevangenis of kerker gebruikt worden. Hiermee geeft de dichter aan wanneer en waar het gedicht, althans in beginsel, ontstond: in de gevangenis. We kunnen dit preciseren: het is de strafgevangenis in Scheveningen, in de oorlogsjaren ook wel het 'Oranjehotel' genoemd, waar de Duitsers hem in oktober 1940 enige dagen gevangen hadden gezet.
Uit Gossaerts correspondentie weten we dat hij altijd erg geboeid was door het tweede couplet van Psalm 131. Aan zijn vriend P. N. van Eyck schreef hij eens: 'Op dat stilzetten van het hart komt het m.i. aan. Vooral wanneer men... genoopt wordt... om 'zijn dagen te tellen'.'
aan- - Het gaat in dit gedicht uiteraard vooral om de middelste strofe. De stille eenzaamheid van de cel roept het beeld op van een 'stil' kind dat 'gespeend' is, maar nog heel nauw met de moeder is verbonden. Het is een beeld voor de band van de 'ik' met God. De 'ik' heeft 'getracht' - hevig verlangd - naar een teken van Gods aanwezigheid. Dan ge-beurt het, in een droom. En die droom, een Godservaring, leidt tot een ingrijpend inzicht: benauwd, maar toch bevrijd, gevangen, maar toch verlost. God is Verlosser uit de tijd. En als de tijd wegvalt, zijn 'oogenblik' en 'eeuwigheid' één. In dat ene ogenblik wordt de eeuwigheid ervaren, Gods eeuwigheid. Dit is de hoofdgedachte van de centrale strofe.
Dus geen bevrijding uit de kerker, waar de dichter ongetwijfeld naar verlangde. Wel een bevrijding in de kerker, een bevrijding in diepere zin.
J. DE GIER, EDE
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 augustus 2003
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 augustus 2003
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's