‘Om ons mensen en om ons behoud’
De geloofsbelijdenis van Nicea als getuigenis van Gods ontferming
Als we in de kerk ons geloof belijden, wordt daarbij meestal de apostolische geloofsbelijdenis gebruikt. Daardoor is hij bij de kerkgangers het meest bekend geworden. De apostolische geloofsbelijdenis heeft zijn ontstaan te danken aan de gewoonte om dopelingen, voordat zij het water ingingen, te vragen hun geloof te belijden.
“ Geloof je in God de Vader, de Almachtige?”, werd dan gevraagd, waarop de dopeling ‘ja’ antwoordde en voor de eerste keer ondergedompeld werd. Op dezelfde manier werd de dopeling dan overvraagd over de Zoon en de Heilige Geest en zijn werken. En zo werd men dan als het ware in het geloof ‘ingedoopt’. Degenen die als kinderen werden gedoopt, groeiden op in hetzelfde geloof dat in de kerk werd beleden en waaraan ook de prediking werd getoetst. Lang niet iedereen kon lezen en schrijven in die tijd en de meeste gemeenteleden zullen geen eigen Bijbel hebben gehad.
Maar ‘het geloof’ werd men geacht van buiten te kennen en mee te dragen in zijn hart. Verbonden met de Bijbelverhalen die men in de kerk hoorde, vormde het de geloofsinhoud van waaruit men voor Gods aangezicht leefde. De apostolische geloofsbelijdenis is gegroeid uit de praktijk van het kerkelijk leven en is daar altijd mee verbonden gebleven.
Kerkelijke uitspraak
De geloofsbelijdenis van Nicea heeft een andere oorsprong. Zij is geboren uit een conflict over de kerkelijke leer, namelijk: Is Christus God? Of is enkel God de Vader God in de volste zin en is Christus, de Zoon, enkel goddelijk? De kerkvergadering die in het jaar 325 in Nicea (in Klein-Azië, het huidige Turkije) werd gehouden, beleed dat de Zoon evenzeer in de volste zin God is als God de Vader. In een latere kerkverga dering werd hetzelfde ook nog over de Heilige Geest gezegd. De zinnen over de Heilige Geest zijn later aan de belijdenis toegevoegd.
De belijdenis van Nicea is dus door een kerkvergadering opgesteld als uitspraak in een conflict over de kerkelijke leer. Maar nadat zij was opgesteld, is zij net als de apostolische geloofsbelijdenis in het kerkelijk leven gaan functioneren. Ze werd opgenomen in de liturgie en voor grote delen van de kerk, vooral in het oosten, is hij ook voor de gewone gelovigen als belijdenis gaan functioneren. Ze vertolkte het geloof waarin men leefde en ‘stond’.
Staande voor Gods aangezicht
Dat laatste moet men ook letterlijk nemen. De gebedshouding in de tijd van de oude kerk was staande, met open ogen naar de hemel gericht en de handen terzijde van het hoofd naar de hemel geheven. (Google op ‘orante’, klik dan op ‘Afbeeldingen’ en je hebt de plaatjes.) Men stond dus met open ogen naar boven kijkend voor God, Hem als het ware in het aangezicht kijkend. Men wist wel dat het licht van de blauwe hemel, of ‘s nachts van maan en sterren, een geschapen licht was. God woont in een óntoegankelijk licht, voor mensenogen niet bereikbaar. Toch zag men in het licht dat ons van boven bestraalt iets van zijn vriendelijk aangezicht. Men leefde in het besef ‘vanuit den hoge’ gezien te worden. En biddend keek en sprak men ook in die richting. Als Paulus de mannen gebiedt te bidden ‘met opheffing van heilige handen’ (1 Tim.2:8), moet hij aan deze gebedshouding hebben gedacht. Ook niet-christenen gebruikten deze gebedshouding wanneer zij zich tot de maan of andere, in hun ogen goddelijke, hemelmachten richtten.
De geloofsbelijdenis van Nicea begint om zo te zeggen met de ogen naar de hemel gericht: ‘Wij geloven in één God, Vader, Albeheerser, Maker van hemel en aarde, van al wat zichtbaar en onzichtbaar is.’ Zo volgens de Griekse tekst, zoals die op de kerkvergadering opgesteld werd. In de Latijnse vertaling, zoals die in het westen werd gebruikt, werd ‘wij’ vervangen door ‘ik’, misschien omdat men dat vanuit de apostolische geloofsbelijdenis gewend was. In de ‘ik’-vorm kwam hij ook in de Nederlandse kerkboeken terecht.
De Vader der lichten
De bedoeling is duidelijk. Men stond met het oog naar de hemel gericht, omringd door machtige hemellichamen, die men kon zien, maar ook door engelenmachten, die men niet kon zien. En men beleed: bóven dit machtige heelal met alles wat zich daarin beweegt, en van waaruit een goddelijke majesteit ons tegemoet straalt, staat de Ene die de Vader, de Maker van alle dingen is, en die ook mij gemaakt heeft. God is immers niet alleen de Vader van onze Heere Jezus Christus, Hij is ook de ‘Vader der lichten’ (Jak.1:17), voor wiens aangezicht wij staan. Niet anders dan Abraham, die zich door een overweldigende sterrenhemel opnieuw van de macht van de Schepper liet overtuigen (Gen.15:5-6). Zo plaatst de belijdenis ons van het begin af in een geloofs- en gebedshouding.
De gebedsgewoontes zijn inmiddels – in ieder geval in het westelijk deel van de kerk – veranderd. Maar we hoeven de eerste christenen niet letterlijk na te doen om ons deel van Gods grote schepping te weten en om te weten dat wij vanuit den hoge worden gezien. Gezien vanuit het ‘ontoegankelijke licht’ dat we niet zien met onze lijfelijke ogen, maar met de ogen van het hart, omdat we ervan weten uit de Bijbel (1 Tim.6:16).
De geliefde Zoon
Dat ontoegankelijk licht wordt zichtbaar in de komst van Jezus, de Zoon. We kennen Hem uit het evangelie, dat al in het paradijs als belofte had geklonken en dat in de komst van Jezus volle werkelijkheid werd. Als Jezus opklimt uit het doopwater waarin de mensen hun zonden hadden afgespoeld, zien we de hemel boven Hem opengaan. Vanuit de hemel horen we een stem die Hem toeroept: ‘Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Welke Ik Mijn welbehagen heb!’ (Matth.3:17). De Heilige Geest daalt op Hem neer in de gedaante van een duif. Bezield door die Geest zien we Hem dan zonden vergeven, zieken genezen, doden opwekken. We volgen Hem als Hij zich aan het kruis offert voor de zonden van de wereld. Na drie dagen zien we Hem, opgestaan uit de dood, rondwandelen in een nieuw en eeuwig leven, een leven waar wij door het geloof in mogen delen: ‘Jezus leeft en ik met Hem!’ Dan zien we Hem aan Gods rechterhand, biddend voor ons zondaren, totdat Hij in heerlijkheid terug zal komen.
God uit God
Wie is Deze, die bij zijn doop als geliefde Zoon wordt toegesproken en die we vergevend en genezend zijn weg onder de mensen zien gaan? Is Hij een mens, vervuld van ontferming voor medemensen? Is Hij een geïnspireerd goddelijk persoon, die toch niet helemaal God is? Nee, zegt de belijdenis: het is GOD die in Jezus naar de wereld is gekomen. God is Hij, en even eeuwig als God: ‘Uit de Vader geboren vóór alle eeuwen’. ‘God uit God’, gaat de belijdenis dan verder, ‘Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God’. De herhalingen doen de belijdenis als een loflied klinken. Belijden is meer dan enkel rechtzinnig zijn, het is God verheerlijken. Maar na het loflied horen we ook de dogmatische term die de kerkvergadering gebruikte. Het God-zijn van Christus werd zo onder woorden gebracht dat er geen misverstand mogelijk is. Namelijk dat de Zoon ‘van hetzelfde wezen is met de Vader’. Wezenlijk God dus, niet anders dan de Vader God is, en samen één, niet twee. Het loflied en het dogma spreken één taal. Het dogma kan niet zonder het lied en het lied niet zonder dogma. Beiden verheerlijken zij de ene God. Het licht dat Jezus in de wereld laat zien, is het licht van de liefde die God is (1 Joh.4:8). De apostelen zagen het: “Wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijk heid als die van de Eniggeborene van de Vader” (Joh.1:14). In het evangelie vertellen ze ons erover.
Bewogen
Terug naar de bidder die voor Gods aangezicht staat, de ogen naar de hemel gericht, in zijn hart het woord van het evangelie. Voor Gods aangezicht staande, weet hij dat hij vanuit de hemel wordt gezien. Samen met de mensheid die in zonde en dood verstrikt is geraakt en er niet meer uit los kan komen. En dan weet hij: ik sta hier voor Hem ‘die om ons mensen en om ons behoud is neergekomen uit de hemel, en vlees geworden is’. Vlees dat bloeden en lijden kan, zoals wij mensen bloeden en lijden. En: ‘mens geworden is’ om aan het kruis Zijn leven voor ons te geven. Die opstond en ons voorging naar een nieuw en eeuwig leven. Maar het begint bij God, Die door de toestand waarin wij geraakt zijn bewogen wordt en neerkwam uit de hemel om ons te behouden.
Hier klinkt het evangelie van de bewogenheid van God zoals de kerkvaders van Nicea het gepredikt wilden zien. Onze ellende ziende, ‘kreeg Hij medelijden met ons geslacht’, preekte de kerkvader Athanasius, ‘en ontfermde Hij zich over onze zwakheid. Hij daalde tot ons af, tot in onze ondergang, en duldde de heerschappij van de dood niet. Het geschapene mocht niet ondergaan en het werk dat de Vader zelf aan ons gedaan had, mocht niet worden tenietgedaan.’ Vele eeuwen later horen we de Nederlandse Geloofsbelijdenis hetzelfde evangelie belijden: hoe God, de mens in zijn ellende ziende, ‘zich begeven heeft’ om naar hem toe te komen en hem te troosten met de belofte van zijn Zoon (artikel 17).
‘Die om ons mensen en om ons behoud is neergekomen uit de hemel.’ In deze woorden klinkt heel de Bijbel mee, van God die Adam opzoekt en hem vraagt: ‘Waar ben je?’ (Gen. 3:9), die, als Hij de verdrukking van zijn volk in Egypte ziet, naar beneden komt om hen te verlossen (Ex. 3:7-8). En van Jezus, de Zoon, die met innerlijke ontferming bewogen wordt als Hij de schare ziet (Matth. 9:36). Dit is het evangelie. Een ander evangelie is er niet, dan dat van God Die ons in onze ellende ziet en neerkomt om ons te verlossen.
Het is het evangelie ook voor nu, voor volkeren die de weg kwijtgeraakt zijn, voor mensen die niet meer weten waarvoor ze op aarde zijn. Die hun heil zoeken bij mensen die hen zullen teleurstellen en de wereld in chaos achterlaten. Voor verbleekte zielen die op zichzelf teruggeworpen zijn – en te midden van hen een gemeente die de ogen naar boven richt en bidt tot God die neerkwam uit de hemel omdat Hij met ons lot bewogen is. Bij die houding en bij die God wil de belijdenis van Nicea ons bewaren.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 2025
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 2025
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's