
Verschoppelingen
„Och, ik geloof niet, dat men het met opzet doet. Men wil, men moet praten. De menschen in de stad kunnen veel gemakkelijker praten dan de menschen van buiten. De menschen van Winnewoud en Delberg praten niet veel omdat ze vaak niemand hebben om toe te spreken ; daarom valt het praten hun zwaar e ...

Verschoppelingen
Ze had daarop wel gerekend ; de ketel was vol en het vuur brandde goed.
Paul had nu al bijna anderhalf uur leesles gehad. Nu poosde hij even om zich In 't vlugge, handige doen van Marie te verlustigen. Hoe rap nam ze dien ketel op en hoe secuur zette ze 'm in den ring. Daarna pakte zij den ko ...

Verschoppelingen
„Ja, dat weten we wel. — Je vindt het toch goed, dat ik Paul meegenomen heb, niet waar ? "
„O, best ! •— ik bedank er je wél voor, hoor !"
"En voortaan mag hij altijd wel even mee loopen, niet waar ? "
" Zeker, zeker 1 't is goed ; dat hij wat leert!"
Ze waren in de bocht, vlak bi ...

Verschoppelingen
Daarop drukte hij Hillebrands hand gevoelig en ging voort :
„Moge God mij genadig zijn, dat ik iets goed kan maken, van wat ik slecht deed."
Op weg naar Winnewoud had het drietal veel te vragen en te vertellen. Doch de kuiper hield de leiding : later kon er wel gebabbeld worden ; nu moest ...

Verschoppelingen
De kuiper, 'n klein manneke, liep met korte, stevige stapjes en keek stroef naar den grond. Als die akelige Teun Dolle maar niet in hun gezelschap was, zou hij met Paul plannen kunnen bespreken voor de verzorging van diens vader, en in elk geval hem eenige allernoodigste raadgevingen meededen. Wa ...

Verschoppelingen
Even nog en de wereld zou aanvangen te wankelen, de aarde zou schudden en schokken en de beroering zou al 't werk van 's menschen handen vergruizelen, en — de mensch zelf zou daar staan, alleen, van allen en alles verlaten ; alleen mét — of, tegenover God, den Allesvervullende.
Gelukkig ! God ...

Verschoppelingen
Hoofdstuk IV.
Daar kwam het rammelgerij van Koen : nu zou Paul spoedig weten, wat hij te doen had.
Zoodra de jongen zijn baas eenigszins kon opnemen, merkte hij, dat de man goed had verdiend ; want hij was aardig beschonken. Hij hoorde 't ook aan de zware spraak. „Ko ...

Feuilleton.
OMBRA. VAN STERVEN EN LEVEN. Een waar verhaal door JAN VELTMAN. 46)Hg strekt zijn armen naar mg uit, om mg bg Zich te nemen. O, moeder! moeder nu kan ik sterven en nu wil ik sterven, omdat ik nu altgd bij Hem zal zgn. - — En toen hief ze haar handen omhoog e ...

Feuilleton.
VAN STERVEN EN LEVEN. Een waar verhaal door JAN VELTMAN. 28)De moeder — och, nu was alle spanning, al dat buitengewone, dat genoodzaakt zgn om er stroef en bedrukt uit te zien, voorbq; ze kon nu weer zichzelf wezen en haar gewónen gang gaan, haar werk doen v ...

Feuilleton.
OMBRA. VAN STERVEN EN LEVEN. Een waar verhaal door JAN VELTMAN. 55)Zijn vrouw was wel niet wild, doch ze moest toch maar in 't krankzinnigengesticht, anders verliep de winkel ook nog, en dat ware wel de grootste ramp van de we ...