
Kerstlied.
Jubelt, gij Heemlen, juicht vroolijk, gij [Englen, den Heere! Zingt nu den Heiland, don Redder der [menschen ter eere! Ziet toch hoe zoet, teer en aanbiddelijk [goed God tot verloornen zich keere! ]Jubelt, gij Heemlen, juicht vroolijk, gij [einden der aarde! God en de zondaar weer vrienden ...

Nieuwjaarsgroet
den „ze ven-duizend." Den zeven-duizend, die, de hel van oorlogswee en oorlogswel ten spijt, den Heer' verwachten, die geen der goden van den tijd, onvatbaar voor hun gunst of nijd, . vervloekte hulde brachten,den zeven-duizend, die de knie niet voor den Baa ...

Aan het begin.
In uwen Naam zij ons begin, o Heere, en ons vertrouwen. Wij gaan een nieuwen tijdkring in: doe ons uw gunst aanschouwen. Wij voegen vroom ons naar uw wil en zwijgen U ootmoedig stil,Wel treurt op Sion's muur de wacht, waar-'t duister niet wil wijken; wel schreidt de Dood in valen nacht v/o ...

Zonde en genade.
Gebogen en gebonden door onverzoende zonden en nooit te delgen schuld.; wie kan, o God, de plagen van uw vergelding dragen, als Ge eenmaal richten zult ?Geen woord op uw verwijten, geen raad om schuld te kwijten, geen uitvlucht zelfs, niet één; geen arm om hulp te bieden, geen hart om heen ...

Psalm XXIII.
Mijn herder is de Heere-Heer' en niets zal mij ontbreken: Hij weidt me in grazig veld aan zeerzacht-kabbelende beken. Hij laaft mijn ziel en leidt mij stil in 't spoor des heils om zijns Naams [wil. Wat zou mij nog ontbreken?Ook als ik ga door 't schaduwdal des doods, ik zal niet vreezen, ...

Psalm XLVI.
God is een toevlucht voor zijn vromen, hun bijstand als ze in nooden komen, dies duchten wij geen dreigend wee, al wankelt de aarde, al kookt de zee, aI wordt door hemelhooge golven 't ontzaglijk berggevaart' bedolven.Laat juichend bruisen al haar waatren, 't gebergte siddren bij haar klaa ...

De Voetwassching.*)
Jezus heeft Zijn gunstgenooten Veel en velerlei geleerd. En op 't einde van Zijn leven Heeft Hij zich wel 't diepst verneêrd.In de Paaschzaal aangezeten Rond dien heil'gen laatsten disch, Deed hij 'n diepen blik hen werpen In Zijn heilgeheimenis.In die plechtig stille stonde Leide H ...

De roeping der vrouw.
Machtige vragen Beheerschen de dagen Van onzen tijd. Het eenmaal bestaande Is immer vergaande, Verwordt en verslijt.Maar d'eeuwige normen, Schoon ze wiss'len van vormen, berusten steeds vast in Gods eeuwigen Raad. Brengen nieuwe geslachten Ook andere gedachten, Gods Woord is en wordt voort ...

Gods straffende hand.
IJdelheid der ijdelheden. Ja 't is alles ijdelheid Wat daar wriemelt hier beneden En vooral in onzen tijd. 't Eene wee, haast weggenomen, Kondigt 't ander wee weer aan; En Gods straf voor 's menschen zonden Breekt zich telkens ruimer baan.Wel deed God den vijand blijven Buiten 't dierbaar ...

Psalm CXLIV.
Lof zij den Heer', Die tot den strijd mijn lenden gordt, miia handen wijdt, ter zege mij den weg wil banen; mijn Rots, mijn Burg, mijn Schild, mijn Kracht, van Wien alleen ik heil verwacht en d' eerbied van mijn onderdanen.Wat is de mensch, dat Gij hem kent, des menschen zoon, tot wien Ge ...