FINANCËN
Waar Gods Woord wordt prijsgegeven, waar het volk naar andere wetten luistert — let er maar eens op — daar blijft van het normale leven straks ook weinig of niets meer over. Wanneer we hetzelfde beeld mogen gebruiken, waarvan ook de H. Schrift zich toedient, zoo zeggen we : waar het fundament wordt ondergraven, valt vroeg of laat het meest hechte gebouw, 't Is mogelijk, dat niet dadelijk zich breuken vertoonen of scheuren worden aangewezen. Toch is het een vaste wet : alles wat het steunpunt verliest, moet vallen.
Zoo waren mijne gedachten, toen zooeven Hare Majesteit met haar koninklijke Dochter te midden van de hooge regeering de Troonrede voorlas. Te verwachten was, èn om de plaats welke onze Vorstin inneemt te midden van Haar volk, èn om wat Haar koninklijk Huis in den laatsten tijd voor slagen hebben getroffen, dat elke wanklank, alles wat ook maar den minst pijnlijken indruk zou kunnen wekken, uitbleef.
Het heele volk, naar zich liet verwachten, zou staan met gebogen hoofd.
Doch nu de rauwe werkelijkheid.
Terwijl ik dit zit te schrijven, is het nog niet bekend wat er tegen het „Leve de Koningin" werd ingeroepen van een zijde, die ook op dit moment haar zucht tot verstoring niet verloochenen kon.
Pijnlijker oogenblik kon moeilijk worden gekozen.
Een Vorstin, die ieders eerbied afdwingt vanwege Hare hooge opvatting van de taak, de zware taak, welke op Hare schouders rust, Wier stem van ontroering trilt als zij spreekt van den nood der tijden, Die eerst Haar Moeder zag weggenomen en daarna Haar Gade zag uitgedragen. Die nauwelijks is hersteld van een lichamelijke inzinking, welke het ergste deed vreezen. Die hier staat als draagster van het hoogste Gezag, wordt hier gekrenkt in Haar waardigheid ten aanschouwe en ten aanhoore van heel de wereld.
Zeg mij, kan het erger ? Alle menschelijk gevoel schijnt hier gebluscht. Daar komt men uit, als het allerhoogste Gezag wordt prijsgegeven. Hierheen glijdt de voet, die op de glibberige paden der zonde zich waagde. Hier blijft niets staande, 't Is niet enkel dat de donkerste toekomst voor de eeuwigheid zich afteekent, maar evenzeer het heden wordt hierin betrokken. Het gansche gebouw van onze samenleving, het maatschappelijk, het huiselijk, het persoonlijk leven ziet zich hier bedreigd.
Waarlijk, zulke dingen, als hier zich voordoen, hebben de meest ernstige waarschuwing in. Ook hierin weerklinkt de meest aangrijpende prediking. God heeft er ons wat mee te zeggen. Hoe pijnlijk ook en hoe schrikkelijk zulke uitingen ons in de ooren klinken, toch kan het zijn nuttigheid hebben. Wie nog niet ten volle van den ernst onzer zware tijden overtuigd mocht zijn, wordt het in de ooren geroepen : zit niet langer stil, of werpt niet meer moeilijkheden op den weg van degenen, die tot regeeren geroepen worden in deze dagen. Laat ons tezamen den Heere aanroepen. Laten wegen worden bewandeld en naar middelen worden omgezien, waar het Woord des Heeren ons duidelijk van spreekt.
Des Hoogsten eer en het welzijn van land en volk is er mee gemoeid. Wie hieraan achteloos voorbij gaat, draagt mede de schuld en zal deswege niet vrij kunnen uitgaan.
Is het zulk een wonder, dat het volk in zijn breedste lagen, opgegroeid in een omgeving, waar nooit een klank van het Woord des Heeren doordrong en waar het dagelijks de theorieën der revolutie indrinkt van zijn vertegenwoordigers, deze uiting van revolutiezin eischt ?
Hier ziet ge de resultaten als rijpe vruchten van het zaad der omkeering, dat met kwistige hand is uitgestrooid op de akkers dezer, wereld.
Een dam hiertegen op te werpen, kan geen menschelijke hand.
Hier baat niet anders dan prediking des Woords.
Niemand onzer gaat vrij uit.
Noch de predikers, noch de gemeenten. Wanneer we zien rondom ons, wanneer we letten op het treurige feit, dat heele streken van ons eigen land als ontbloot liggen, of een prediking wordt gebracht, welke op dezen naam nauwelijks aanspraak mag maken, zoo wordt het ons bang te moede. Dat daarom in onze donkere dagen veler knie zich mag buigen en de bede opklimmen : Heere, dat het zaad Uws Woords worde uitgedragen èn hier èn tot aan de einden der aarde.
Wij zijn er niet af, als wij het maar persoonlijk mogen hooren, neen, hier geldt : „als één lid lijdt, lijden alle leden." Het heele volk moet worden bearbeid. Wij hebben veler hand noodig ; op het gebed van allen die God vreezen, wordt ten zeerste aangedrongen. Dat alles wat verscheurd ligt, bijeen wordt gebracht, opdat uit één gemeenschappelijken nood ook één gemeenschappelijk roepen opklimme.
Hierbij willen we het voor dezen keer laten, om u een overzicht te geven van wat inkwam in deze dagen.
1. Vooraan stond wat onze Penningmeester te Delft me aan contributie van de Afdeeling aldaar deed geworden. Het was n.l. ƒ45.—
k Dank hem en de vrienden voor deze medewerking.
2. Aan collega Bieshaar was 100 gld. ter hand gesteld. 50 gld. voor den Geref. Zend. Bond met 50 gld. voor den Geref. Bond, te verdeelen 20 gld. voor de Evangelisatie-Commissie en 30 gld. voor de beide fondsen. „ 50.—
Den milden gever onzen allervriendelijksten dank.
Zulke giften komen vaker voor, een bewijs hoe nauw onze terreinen aan elkander grenzen. Wij hebben als Penningmeesters voortdurend met elkander zaken te vereffenen. Dezen keer ontving ik iets, een anderen keer zond ik hem een kleinere of grootere gift. Deze week was 't geen kleine die ik mocht opzenden : van wijlen onzen onvergetelijken vriend den heer H. Turkenburg, te Bodegraven, werd me toegezonden voor den Medischen dienst van den Gereformeerden Zendingsbond voor het Ziekenhuis te Rante-Pao niet minder dan 5000 gulden.
Hoezeer ons hart hierdoor is verkwikt en met welk een blijdschap ik dit afdroeg, behoef ik niemand te zeggen. Alleen den Heere is het bekend. Zegene de God aller genade ons beider arbeid en worde Hij, Die de harten tot deze voortreffelijke gift bewoog, in alles verheerlijkt.
Wij brengen aan de milde gevers ook van deze plaats onzen allerhartelijksten dank.
3. Uit den collectezak van de Nic. kerk voor het Studiefonds 10 gld. van NJN.; van M. V. H. en H. J. T. 5 gld. voor de beide fondsen en 2.50 gld. voor den Gereform. Zend. Bond. Samen „ 17.50
4. Het busje van onzen vriend P. van Beek te Slikkerveer bracht op dezen keer niet minder dan „ 9.90
5. Door den heer J. Serdijn, de Penningmeester van de Afdeeling Leiden, kreeg ik van N.N. 2.50 gld. uit dankbaarheid voor herstel. „ 2.50
6. Het busje van mej. B. alhier bracht op „ 2.80
7. De wed. N.N. alhier, die me bij voortduring gedenkt, zond me naast andere giften 5 gld. voor de fondsen. , , 5.—
8. Het busje van den heer C. Bardelmeijer te Zegveld bracht op , , 2.55
9. Mej. J. de Gr. te Schiedam zond me 2 gld. aan opgespaarde stuivertjes , - Voor al deze giften zeg ik hartelijk dank. 2.-
10. Het sluitstuk kwam dezen keer uit Reeuwijk. De Kerkeraad zond me van een kranke zuster der Gemeente de prachtgift van „ 100.—
Ik zeg haar, die ik meerdere malen bezocht in haar krankheid alhier, hartelijk dank.
Zij de Heere haar, ook in haar zwaren lijdensweg, gunstrijk nabij !
Alles tezaamgeteld is het deze week
f 237.25
Met veel dank blijven wij onze zaken ten zeerste aanbevelen.
Utrecht.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 september 1934
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 september 1934
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's