De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

11 minuten leestijd

Het conciliair proces
Met Pinksteren is door de Raad van Kerken, die daarbij aansluit op een door de Wereldraad van Kerken opgezet plan, een boodschap aan de gemeenten gestuurd met de oproep zich het komende jaar plaatselijk en regionaal te bezinnen op de vraag, hoe in onze samenleving gestalte kan worden gegeven aan de vrede, de gerechtigheid en de heelheid van de schepping.
Wie meeleeft met wat er zich in de (wereld)samenleving afspeelt, zal het gewicht van deze onderwerpen ook in hun samenhang beseffen. Daar is nog altijd, alle ontspanning ten spijt, de dreiging van de nucleaire bewapening, daar is de schreiende tegenstelling tussen enkele rijke landen, vooral in het Westen, en een groot aantal landen en volken die onder de armoedegrens leven. En daar is de problematiek van de milieuvervuiling, die in deze jaren op allerlei manieren onder onze aandacht wordt gebracht. Ten diepste worden we voor de vraag gesteld: hoe gaan we om met Gods schepping waarin wij als rentmeesters geplaatst zijn? We zullen toch niet rustig en werkloos mogen toezien, dat de armoede in grote delen van de wereld toeneemt en dat de vervuiling van ons leefmilieu zulke ernstige vormen aanneemt, dat er reden is tot ongerustheid.
Inderdaad: de tijd dringt (Von Weizsäcker).
Bezinning vanuit de Schrift is daarom geen luxe of vrijblijvende zaak. Het zou van weinig wijsheid getuigen, als we dit af zouden doen met horizontalisme. We zijn immers geroepen de ons toevertrouwde aarde te bouwen en te bewaren. En de zondeval ontslaat ons niet van verantwoordelijkheid.

Een barrière?
Toch zijn er rondom dit gebeuren wel een aantal vragen te stellen. Zal dit alles 'landen' in de plaatselijke gemeenten of zal het zich beperken tot een minderheid, met name de kerkelijke top en enkele enthousiastelingen?
In het blad Kerknieuws geeft prof. dr. J. Reiling uiting aan zijn kritiek op de naam als zodanig:

'Toch ben ik met de benaming van dit proces zelf niet zo erg gelukkig. Dat de bewustwording van de fundamentele betekenis van vrede, gerechtigheid en behoud van de schepping langs de weg van een proces moet spreekt bijna vanzelf. Wij leren maar langzaam. Mijn ongelukkige gevoel heeft te maken met dat woord conciliair. Ik weet wel wat het betekent, althans ik vermoed dat ik het weet omdat ik wel eens vaker wat van de Wereldraad of de Raad van Kerken lees en daar het woord wel eens tegen ben gekomen. En Van Dale weet mij te vertellen dat het betekent: een concilie betreffend. Een concilie is een rooms katholieke conferentie van de paus en zijn bisschoppen, dat weet iedereen. Maar de Wereldraad is toch geen wereldkerk en heeft toch geen paus en bisschoppen, denkt de argeloze lezer. Wie achterdochtig is, zegt: zie je wel, ze streven er toch naar een wereldkerk te zijn, ze houden al concilies.
Maar in het oecumenees heeft dat woord een andere betekenis. Daar duidt het op het officiële overleg van de kerken met elkaar. Ik denk dat het woord is gekozen om duidelijk te maken dat het niet gaat om vrijblijvende gesprekken op deze conferenties maar dat de kerken er op hun kerkzijn worden aangesproken. Maar toch bezorgt zo'n omgaan met woorden mij enkele kriebels.
De Wereldraad heeft een aparte cultuur in het leven geroepen met een eigen taal en een eigen folklore. Deze cultuur staat echter mijlenver af van het leven en denken van de gewone christenen, de 'leken' die toch maar het volk van God zijn. Dat volk spreek je niet aan met de uitnodiging tot een conciliair proces. Je wekt veeleer de indruk dat het een zaak is van de bovenlaag van de kerk. De lagen daaronder blijven er buiten. Tenzij vrede, gerechtigheid en behoud van de schepping zelf hen in beweging brengen. Waarom toch zo'n barrière-opwerpende naam gekozen voor zo'n goede zaak?'

Men geve nota van de laatste woorden: een goede zaak! Het zou jammer zijn als de taalbarrière of de vreemdheid ten opzichte van wat de Wereldraad doet tot gevolg zouden hebben, dat we ons aan de zaak als zodanig niets gelegen laten liggen. Het is een bekend gegeven, dat in ons land bijvoorbeeld de Raad van Kerken de Gereformeerde gezindte voor het grootste deel nauwelijks aanspreekt. Met name allerlei uitspraken op politiek en sociaal-ethisch terrein werden door het confessionele deel van onze kerk nauwelijks herkend als kerkelijke uitspraken. Het heeft eerder de vervreemding bevorderd. In zo'n sfeer zal het niet eenvoudig zijn om gevolg te geven aan de wens van onze synode (die zich overigens unaniem uitsprak voor deelname aan dit proces!) dat het stuk bruikbaar moet zijn voor de gehele kerk. Het zal van de wijsheid van de beleidsmakers afhangen, of zij in staat zullen zijn om een brug te slaan naar dat deel van de kerk dat zich verbonden weet met de belijdenis van de kerk en van daaruit wil spreken en handelen.

Het proces en de polarisatie
Een probleemveld is voorts of men er in zal slagen kerkelijk te spreken. De vragen van dit proces raken immers ook overheid, politieke en maatschappelijke organen. Wij zijn niet gediend met een bijdrage van de kerken, die in wezen niets anders zegt dan wat door allerlei maatschappelijke organen al gezegd wordt. Juist omdat de animo in vele gemeenten niet zo groot is, is de kans groot dat aktiegroepen het voortouwgaan nemen. Zo verscheen er onlangs een nota van het IKV over dit proces waarin het standpunt van het IKV verwoord is. In het Centraal Weekblad van 3 juni gaat ds. J. Goumare op deze nota in. Over de nota zegt hij:

'In dit verband gaat de nota in op de situatie in Europa en geeft aan welke prioriteiten het IKV gesteld heeft: het verwijderen van hele categorieën atoomwapens; geleidelijke terugtrekking van vreemde troepen uit Centraal Europa; vermindering van de militaire uitgaven en het bevorderen van een goede Oost-West samenwerking. Ik citeer: "Om bevrijd te worden van onze geldverslindende militaire veiligheidsobsessie probeert het IKV een zo breed mogelijke discussie in heel Europa op gang te brengen". Een nogal pretentieuze mededeling, die bij sommigen in ons land in het verkeerde keelgat is geschoten.
Het tweede deel van de nota gaat in op de situatie in de derde wereld. Daar wordt sinds het einde van de laatste oorlog met conventionele wapens in feite een derde "wereldoorlog" gevoerd. De grootmachten daarbij kunnen beslist niet van medeplichtigheid worden vrijgesproken. Overigens beperkt de nota zich tot enkele gebiedsdelen en wel die gebieden, die in het actie-programma van het IKV voorkomen: de Pacific, Midden-Amerika en het Middenoosten. Verteld wordt wat het IKV al doet om daar – samen met andere groeperingen aldaar – de vrede te bereiken.
In een slothoofdstuk wordt ingegaan op de verhouding tussen armoede en de geldverslindende bewapening. Ook voor de oplossing van dit probleem worden enkele suggesties aangeboden. Onder meer vermindering van defensie-uitgaven, permanente controle op het Nederlandse buitenlandbeleid en een ander wapenexport-beleid.'

Er is veel kritiek op deze nota gekomen en Goumare kan dat wel begrijpen. De nota zou de polarisatie wel eens kunnen bevorderen door haar eenzijdige stellingname.

'Na het lezen van de nota kan ik deze reactie wel enigszins begrijpen. Het geheel komt af en toe wat pretentieus over en heeft soms iets van van "Kom, ga met ons en doe als wij, want wij zijn al zo'n eind op weg". Ik neem vooralsnog aan, dat dit niet de bedoeling van het IKV is, want dan zou inderdaad over het hoofd gezien worden dat niet alleen het IKV denkt en handelt en dat er ook heel wat internationale contacten zijn tussen kerkelijke gemeenten en groeperingen hier en in – onder meer – Europa. Niemand heeft voorlopig het alleenrecht op alle wijsheid in dit opzicht in pacht.
Daar is het vraagstuk, dat in verband met het conciliaire proces (een kerkelijke activiteit) aan de orde is gesteld, ook veel te uitgebreid voor.
En wat de polarisatie betreft: die treedt nooit op bij verschil van mening, maar pas dán, wanneer de ene partij of groep meent voor de volle honderd procent het gelijk aan zijn kant te hebben. In zo'n geval is een gesprek onmogelijk en zijn de resultaten van een bezinning makkelijk te voorspellen: ze lopen op niets uit. Als dat gaat gebeuren zou dat heel jammer zijn, want het gaat om vragen die te maken hebben met leven en overleven van de samenleving, hier en in de wijde wereld.
Wanneer wij in de geest van het Pinksterfeest een boodschap voor de wereld menen te hebben, is het nodig in de eerste plaats "thuis" gestalte te geven aan gerechtigheid, vrede en heelheid. Dit om te voorkomen dat van ons gezegd zou moeten worden: hun geestdrift is bewonderenswaardig, maar… er is teveel drift en te weinig geest.'

Vooral met dat laatste roert de schrijver een belangrijk punt aan. Laten we toch niet vervallen in het euvel van de grote woorden, die over de hoofden en harten van de gemeenteleden heengaan en die weinig te maken hebben met het eigene van het kerkelijke spreken en handelen. De vraag is: hoe kunnen we elkaar helpen in de kleine stappen als het gaat om een bijbelse levensstijl, die ernst maakt met de door het proces beoogde zaken? In het geding is daarbij ten diepste het ethos, de levensheiliging van de gemeente. De eerlijkheid gebied om te zeggen, dat ook wij op dit punt vaak verstek laten gaan. Wij zijn er niet met kritiek op wat in onze ogen 'links' of 'horizontalistisch' is. Wij zullen, juist als mensen die het 'de Schrift alleen' belijden ook ernst moeten maken met 'de gehele Schrift'. Pas dan snijdt kritiek hout, als ze opkomt vanuit een positieve bijdrage, vanuit een schriftuurlijk getuigenis waarin we tonen ernst te willen maken met de vragen van vrede, gerechtigheid en de heelheid van de schepping, omdat het vragen zijn, waarvoor de Schrift ons stelt.

Een pastorale vraag
Mijn opmerkingen bevinden zich wat in de lijn van die van dr. G. W. Marchal in het Hervormd Weekblad van 2 juni. Ook hij vraagt zich af of de kerken er in zullen slagen de tegenstellingen te overwinnen en tot een waarlijk eigen geluid te komen, dat opkomt uit en gevoed, wordt door het Woord dat aan de kerk is toevertrouwd. In de derde plaats stelt Marchal een vraag van pastorale aard:

'Hoe kunnen we voorkomen dat mensen zich aan deze grote woorden – vrede, gerechtigheid, heelheid van de schepping – vertillen? Die kans, dit gevaar is levensgroot. We brengen elkaar zomaar in de engte, onder nieuwe wetten, die met harde hand op ons worden gedrukt. Slavendrijvers zijn vooral op het kerkelijk erf aktief. Het lukt mij niet om in een paar regels een verantwoorde weg te wijzen. Misschien mag ik een persoonlijke ervaring doorgeven. Dezer dagen lag ik het boek van drs. E. J. Korthals Altes "Mens of marionet". In dit onvergetelijke boek vertelt de schrijver waarom hij ontslag nam als ambassadeur in buitenlandse dienst. Zijn – door het Evangelie –gescherpte geweten kon en kan niet meer gehoorzaam zijn aan de regels en patronen, die ons maatschappelijk bestel schragen. De botsing betreft vooral de vraagstukken van vrede en veiligheid. Dit menselijke document is, naar mijn besef, een handreiking om opnieuw over een van de kernwoorden van het conciliair proces, vrede, na te denken. Het is zodanig geschreven dat niemand de plaats van luisteren en meedenken kan verlaten, ook al deelt men de mening van de schrijver niet. Zo wordt een gesprek geboren en bewaard. Dergelijke geschriften zijn wellicht ook te vinden of te schrijven met het oog op de andere kernthema's. Op deze wijze kan voorkomen worden dat we ons vertillen aan te grote woorden. Daarom hoop ik van harte dat het conciliair proces ook in onze kring serieus genomen wordt.'

Kernvraag is mijns inziens of het zal lukken om het hart van de bijbelse prediking, de rechtvaardiging van de goddeloze en deze sociaal-ethische vragen bijeen te houden. Het gaat om heil en heiliging. Zo alleen voorkomen we verwettelijking. Want wie echt leeft uit het wonder van de rechtvaardiging, zal niet voorbij kunnen gaan aan de vragen van de gerechtigheid. Wie weet van de verzoening met God zal ook bedacht zijn op dat wat de vrede dient. Ik laat het bij deze opmerkingen, in de hoop u wat aan het denken te hebben gezet over een zaak die, als mijn oren me niet bedriegen, onder ons met wantrouwen bejegend wordt, en die toch waard is om serieus genomen te worden. Want de tijd dringt en de vragen gaan ook ons en onze kinderen aan!

A. N., Ede

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's