Jaarvergadering Gereform. Bond
VERSLAG VAN DE JAARVERGADERING DIE GEHOUDEN WERD OP 23 APRIL J.L. IN HET GEBOUW VOOR KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN TE UTRECHT.
Dr. H. Bout opende de vergadering. Hij deelde mede, dat de voorzitter prof. dr. J. Severijn wegens ongesteldheid afwezig was. Hij sprak de hoop uit, dat deze spoedig mocht herstellen en ook het werk voor de Gereformeerde Bond mocht voortzetten.
Ter tafel kwam een telegram van de voorzitter, waarin deze de vergadering de zegen des Heeren toewenste.
Dr. Bout liet zingen Ps. 89 : 3 en 7 en las een deel voor van Jesaja 63 en 2 Corinthe 13 en ging daarna voor in gebed.
Dr. Bout sprak hierna de openingsrede uit.
Geachte Aanwezigen,
Hartelijk heet ik u allen welkom op onze jaarvergadering; het is een goed ding elkaar te ontmoeten en ons op onze arbeid te bezinnen. Ieder op de plaats waar de Koning der Kerk hem gezet heeft ondervindt de moeilijkheden in de Kerk. Wij mogen niet overdrijven; de barmhartigheden des Heren zijn vele geweest. Als wij de geschiedenis van de Kerk ons voor de geest roepen, dan herinneren wij ons tijden, waarin men ziende op menselijke mogelijkheden en krachten moest vrezen: nu loopt alles vast, maar door de trouw en de almacht des Heren is de Kerk in stand gebleven en daardoor zal zij in stand blijven. In de dagen van het Oude Testament zien we de ene crisis op de andere volgen en dwars «ioor alle moeite en zorg heen brak het Koninkrijk Gods zich baan, ja , , de theologie van Israël werd geboren in een voortdurende crisis" (Wright).
In onze Bond is een tweede generatie aan het werk en wij worden met andere vragen geconfronteerd dan de voortrekkers — om hen zo te noemen — onder ogen moesten zien, maar de koers blijft dezelfde: het verdedigen en verbreiden van de waarheid in de Ned. Herv. Kerk. Men heeft ons hoogmoed en eigenwaan verweten: een bond, die de waarheid verdedigt; alsof God zelf Zijn Kerk niet in stand zoude houden! Men heeft wel verwezen naar de geschiedenis van Uzza; deze stak zijn hand uit naar de ark des Heren, toen de runderen struikelden en de toorn des Heren ontstak om deze onbedachtzaamheid en Uzza stierf aldaar bij de ark Gods; zo staat Uzza als één van de vele waarschuwingsborden op de levensweg. Maar dit beeld mogen wij hier niet gebruiken; God neemt mensen in Zijn dienst en daarbij is er voor ons besef een eigenaardige spanning tussen Gods werk en ons werk, maar Gods werken sluit ons werken niet uit, maar veelmeer in: Hij neemt , , door een zonderlinge genade" de mens in Zijn dienst; wij zijn Gods medearbeiders, wat niet betekent, dat de mens Gods compagnon is, dat Gods arbeid en die der mensen op één vlak ligt, maar veeleer: wij zijn Gods medearbeiders, d.i. medearbeiders in de dienst des Heren. Het geldt Zijn akker. Zijn huis. Zijn Kerk en daar geeft de Here ons een taak. Ik geloof, dat ook voor deze tijd de taakomschrijving in ons statuut zeer juist is gegeven: verbreiding en verdediging der waarheid en die waarheid is de waarheid van het Evangelie, de waarheid, waaraan de Joden, naar de beschuldiging van Paulus, ongehoorzaam zijn, de waarheid, die met autoriteit tot ons komt en de mens opeist. De eeuwen door heeft de Kerk geworsteld om die waarheid ingang te doen vinden in de harten der mensen.
Het is het Woord der waarheid, waarvan de apostel zegt, dat het het Evangelie der zaligheid is, het Evangelie, waarvan de inhoud de sotèria, de zaligheid, het heil, de behoudenis is.
Ook in vroegere dagen heeft de Kerk de strijd gekend met velerlei ketterijen en in de toekomst zal dit niet anders zijn; in de dagen van de Antichrist zullen velen geboeid worden door diens wonderen en verschijning en men zal de leugen verkiezen boven de waarheid. God zal zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen zouden geloven; opdat zij allen zullen veroordeeld worden, die de waarheid niet geloofd hebben, maar een welbehagen gehad hebben in de ongerechtigheid (2 Thess. 2 : 11, 12). Maar de gemeente is pilaar en vastigheid der waarheid (1 Tim. 3 : 15). Zelfs op het heilig erf van de Kerk zullen er ketterijen zijn en zelfs daar komt de macht der dwaling en der leugen uit. Vreemd er staat zelfs: het moet: er moeten ketterijen onder u zijn; het geschiedt niet toevallig, zegt Calvijn in zijn verklaring van dit vers, (1 Cor. 11 : 19), dat er ketterijen komen, maar het komt voort uit een zekere voorzienigheid Gods, die de vromen wil beproeven als het goud in de smeltkroes. Paulus zegt deze dingen, opdat de gelovigen niet moedeloos zouden worden vanwege de tweedracht in de gemeente. God beproeft de gelovigen in hun standvastigheid en oprechtheid, zoals ook de hypocrieten in hun lichtvaardigheid en nietigheid ontdekt worden. En, zegt Calvijn, wij weten, dat God door Zijn wonderlijke wijsheid de verderfelijke listen van Satan verandert tot heil der gelovigen.
Zo hebben wij te staan op de plaats, waar de Here ons heeft gesteld: in het Woord der waarheid, in de kracht Gods, door de wapenen der gerechtigheid aan de rechter- en aan de linkerzijde; de lendenen omgord hebbende met de waarheid. Zullen wij die waarheid verdedigen, dan moet zij eerst worden gekend en verstaan, niet maar in uiterlijke zin, maar innerlijk doorleefd. Gelooft u niet, dat het mogelijk is met de oude waarheid in de hand de oude mens op te sieren en aan het oude leven vast te houden? Er zijn vele listige omleidingen des Satans!
Het gaat er om de waarheid Gods tot heerschappij te doen brengen in de harten en in de huizen, in de Kerk en in de school! Gods waarheid gaat in tegen vlees en bloed, óók tegen het vrome vlees. Wat een ootmoed moet er bij ons gevonden worden; hoe moeten wij onze kleinheid beseffen tegenover de grote roeping, die de Here ons op de schouders legt. De Here laat ons worstelen om Zijn waarheid om met die waarheid te dienen. Waar is het gebed om de Heilige Geest, opdat wij ingeleid worden in de waarheid? Wat een geestelijke traagheid, wat een onheilige lijdelijkheid; wat een verwarring, omdat niet geleefd wordt uit de volheid van het werk van de Middelaar Gods en der mensen.
Gelukkig maar, dat wij weten, dat wij niets vermogen tegen de waarheid; zodra wij ons tegen de waarheid keren zijn wij volkomen machteloos; dat geldt van velerlei machten, die zich in de loop der eeuwen tegen Gods waarheid hebben gejkeerd. Maar de waarheid Gods is een kracht en waar het Woord der waarheid is, daar is heerschappij, de heerschappij van de Koning. Wij vermogen niets tegen de waarheid, daarbij sluit de apostel zichzelf niet uit. Hij sluit de mogelijkheid niet uit, dat hij op zeker ogenblik meedoet met wie aan de Waarheid Gods afbreuk zoeken te doen, zoals hij elders spreekt over het gevaar verwerpelijk te worden bevonden. Het Woord Gods heerse zo ook in ons midden: De Psalmist bidt om geleid te worden op de eeuwige weg.
En toch — wij vermogen Gode zij dank wel iets voor de waarheid! Dit is een Goddelijke belofte, een troost en een houvast in tijden, waarin Gods waarheid fel wordt bestreden of genegeerd en doodigezwegen. Jaren geleden vergeleek ds. Remme de Bond met een steigerwerk opgetrokken bij Gods Kerk. In deze vergelijking ligt gegeven de gedachte van de tijdelijkheid van dit werk; die steiger mag er niet altijd staan! Maar die steiger spreekt ook van noodzakelijk herstel, opdat de schone oorspronkelijke lijn weer aan de dag zal komen. Met elkaar zijn wij in zorg over de Kerk, over onze Kerk, die wij van harte liefhebben en die wij om Christus' wil willen dienen. Wij hebben het gevoel, dat het zo niet goed gaat. Artikel 10 vraagt buigen voor Gods Woord; onvoorwaardelijk, maar wij zien dat niet en wij zien ook niet, dat wij in die goede richting gaan. En waar is de verontrusting over deze dingen, ook in onze kring?
Hoe weinig wordt beleefd, dat de Kerk des Heren in een uitzonderingspositie staat in deze wereld. André Neher spreekt in zijn boek over: Moïse et la vocation juive. Hij tekent de Jood van de 20ste eeuw: Zij leefden in de illusie, dat zij als de anderen waren. Totdat Auschwitz kwam en daar in de modder, in het bloed en in het zweet werd het bewustzijn geboren van een absoluut andere bestemming. Zij hadden zich geassimileerd in ik weet niet hoeveel dingen. Zo staat het, geloof ik, met de christelijke kerk van vandaag: assimilatie, geen bewust zijn van anders zijn, anders door de roeping en de afzondering door het Woord en door de Geest Gods; een Kerk, die apart is gezet en een uitzonderingspositie in de wereld bekleedt.
Wij zijn nietklaar met de waarheid. De Here laat ons worstelen met Zijn waarheid om die te verstaan, om met die waarheid in het zeer gecompliceerde leven van vandaag te staan. Mag ik een enkel voorbeeld noemen? De vragen rondom de autoriteit van het Woord Gods, de Heilige Schrift. Hier kan alleen klaar zijn, wie nog niet is begonnen. Het is merkwaardig, dat in deze tijd de vraag gesteld wordt over de betekenis van de traditie voor de Protestantse theologie. Ik denk aan 'n artikel van Leuba in Verbum Caxo, het orgaan van de Communauté de Taizé en vooral .ook het werk van O. Cullmann: La tradition, die onderscheid maakt tussen een apostolische traditie en een kerkelijke. Er zal veel moeten worden gestudeerd en gemediteerd en gebeden. Ja, dat laatste vooral: Laat Uw werk aan Uwe knechten gezien worden en Uwe heerlijkheid over hunne kinderen. En de liefelijkhedd des Heren onze Gods zij over ons; en bevestig Gij het werk onzer handen over ons, ja, het werk onzer handen, bevestig dat.
Daarna kreeg de secretaris gelegenheid om zijn jaarverslag te houden.
Dit verslag wordt in het volgende nummer in zijn geheel opgenomen.
Alvorens gelegenheid te geveh om vragen te stellen kreeg de penningmeester gelegenheid om verslag uit te brengen over de financiën.
Uit dit verslag bleek duidelijk, dat de offervaardigheid van ons gereformeerde volk zich nog steeds beweegt in stijgende lijn.
Van de gelegenleid om vragen te stellen werd gebruik gemaakt door ds. W. Vroegindeweij van Bameveld, mevr. Ingenhoes, de heer de Ruiter, de heer Smit en de heer Goudriaan.
De heer Immerzeel en een afgevaardigde van de afdeling Voorburg stelden enkele vragen, die verwezen konden worden naar de Commissie voor de minderheden.
De heer van Beversluis sprak de wens uit, dat alle predikanten jonge mensen zouden opwekken om voor onderwijzer te studeren. De vraag naar Herv. Gereformeerde onderwijzers is bijzonder groot.
In de pauze werden de stembriefjes uitgereikt. Het resultaat van de gehouden stemming was als volgt :
Prof dr. J. Severijn kreeg 378 stemmen
Ds. G. Boer 373 stemmen
Ds. W. L. Tukker 383 stemmen
Ds. Boer en ds. Tukker namen de herbenoeming aan. Aan de voorzitter werd een telegram toegezonden, waarin werd meegedeeld, dat hij weer tot voorzitter herkozen was en waarin de wens werd uitgesproken, dat de Heers hem spoedig zou herstellen.
We misten op deze jaarvergadering ook Zijne Excellentie generaal Duymaer van Twist. Door zijn hoge leeftijd begint het voor te komen, dat hij een vergadering moet laten voorbij gaan.
Ook aan hem werd een telegram van waardering toegezonden, waarop de secretaris een dag later een mondelinge telegrafische dankbetuiging mocht ontvangen.
Na de rondvraag sloot dr. Bout de vergadering.
De secretaris ging voor in dankgebed.
De secretaris, J. J. Timmer.
P. S. Deze jaarvergadering was zeer goed bezet.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1958
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1958
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's