De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Staat en Maatschappij.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat en Maatschappij.

6 minuten leestijd

Biddag.

In de ernstige tijdsomstandigheden waarin wij leven, rijst de vraag, of de landsoverheid wegens het dreigend oorlogsgevaar het niet ais hare roeping heeft te beschouwen om een biddag uit te schrijven.

Dat dit tot heden toe niet geschied is, valt te betreuren.

Wèl is van de Kerken het initiatief uitgegaan om in de onderscheidene gemeenten het volk voor eene gebedsure uit te noodigen; maar dit is geheel iets anders dan wanneer de Overheid, die dienaresse Gods is, hét volk in zijn geheel tot een dag van gebed oproept.

Zoo gebeurde het ook in vorige eeuwen in de dagen van onze vaderen, wanneer het vaderland in nood was, of zware rampen het bedreigden. De hooge regeering schreef dan bededagen uit. Er werden biddagsbrieven gedrukt, waarin de bedienaars des Woords met het doel van den biddag bekend gemaakt, uitgenoodigd werden, de biddagspredikatiën naar de bijzondere omstandigheden des lands in te richten. Waarom zou het uitschrijven van zulk een biddag ook thans niet kunnen plaats hebben? De tijd waarin wij leven is toch niet minder ernstig dan die in vroeger dagen, toen de Overheid behoefte tot het gebed gevoelde. Zekerlijk zou het volk met ingenomenheid den oproep tot het gemeenschappelijk samenkomen begroeten, en de Kerken vol gaarne bereid zijn om aan den wensch van de landsoverheid gevolg te geven.

De indruk die van zulk een besluit der Overheid naar binnen en buiten uitging, zou weldadig aandoen.

Nederland zou daarin de volken der wereld toonen dat het vast verbond éénmaal met den Potentaat der Potentaten gemaakt, nog steeds bestaat en dat de leuze: met God voor Nederland en Oranje geen zinledige klank is.

*

Een goed voorbeeld. Wat in Nederland de Overheid naliet, heeft thans de President der Vereenigdee-Staten van Amerika voor de Republiek gedaan. Gelijk dit in de Vereenigde Staten meermalen pleegt te geschieden werd in verband met het woeden van den wereldoorlog een biddag voor het herstel van den vrede uitgeschreven.

De proclamatie van den oproep om Zondag 4 October tot een dag van gebed te wijden werd door Woodrow Wilson zelf geteekend. Zij luidt als volgt:

Aangezien de groote volkeren der wereld de wape­ ­ nen tegen elkander hebben opgenomen en de oorlog nu millioenen mannen in den strijd trekt, en het beleid der staatslieden niet bij machte is geweest, hun dit afschuwelijke offer te besparen, —

en aangezien in deze, evenals in alle andere zaken het ons voorrecht zoowel als onze plicht is, ons te wenden tot den Almachtigen God om raad en hulp, ons voor Hem te verootmoedigen, te belijden onze zwakheid en ons gemis aan alle dusdanige wijsheid als vereischt zou zijn in deze zaken, —

en aangezien het de uitgesproken wensch en het verlangen van het volk der Vereenigde Staten is, om de zaak van den vrede te dienen, met gebed, raad en vriendschappelijke gezindheid, —

daarom wijs ik, Woodrow Wilson, President der Vereenigde Staten van Amerika, Zondag 4 October a.s. aan als een dag van gebed en smeekingen, en verzoek allen godvruchtigen om dien dag haar hun bedehuizen op te gaan en zich daar te vereenigen in een gebed tot den Almachtigen God, dat Hij, der menschen raadsbesluiten beheerschende, de dingen, die zij niet kunnen bedwingen of veranderen, recht zettende, in medelijden nederziend op de volkeren, die nu in den jammer van den strijd zijn gewikkeld, in Zijn genade en goedheid een uitweg wijzend, waar menschen dien niet zien, — aan Zijn kinderen den zegenrijken vrede mogen hergeven, onder menschen en volken de eendracht moge herstellen, zonder welke noch geluk, noch ware vriendschap, nog eenige gezonde vrucht van arbeid ofgedachte bestaanbaar zijn; in hun gebeden ook te vragen om vergeving voor onze zonden, voor onze onbekendheid met Zijn heiligen wil, onze, - onbuigzaamheid en onze fouten, om geleid te mogen worden langs paden van gehoorzaamheid naar hoogten van inzicht, en tot gedachten en raadsbesluiten van reinheid en wijsheid.

Ten bewijze daarvan heb ik hieronder mijn handteekening gezet en het zegel der Vereenigde Staten er aan laten hechten.

Gedaan in de stad Washington, dezen 8en dag van September, ia 's Heeren jaar 1914, en in het jaar 139 van de Onafhankelijkheid der Vereenigde Staten.

Het kan verkeeren.

Het aanblijven van den heer Idenburg als Gouverneur-Generaal, die op verzoek van de regeering geschiedde, zal ons volk met blijdschap vernomen hebben. Vooral in de crisis, die Indie doormaakt, is het voor de natie een groote geruststelling, dat de tegenwoordige landvoogd zijn post blijft innemen. Ook de Indische bladen zijn met de verlenging van het bestuur van den bewindsman zeer ingenomen.

De Locomotief schreef er het volgende over:

Het bericht van de N. Soer. Ct. dat de Minister van Koloniën den heer Idenburg zou hebben verzocht, de landvoogdij niet neer te leggen, zoolang de Europeesche crisis nog zal duren, wordt thans ook uit Den Haag bevestigd. Deze houding van Minister Pleyte zal hier stellig goeden indruk maken. Gouverneur-Generaal Idenburg heeft gedurende zijne landvoogdij meermalen gelegenheid gehad zijn rustige maar sterke staatsmanschap te toonen en het is onvoorwaardelijk een voorrecht voor de kolonie om in deze tijden van groote zorgen het bewind in handen te weten van een man, die hier van allen, ook van de niet-Europeanen, het volle vertrouwen heeft.

Indien het waar is, dat de heer Idenburg aan den wensch van den minister gehoor heeft gegeven, dan brengt hij persoonlijk een groot offer aan zijn land. Onze landvoogd heeft nu een bijna vijfjarig bestuur achter den rug, dat hem voor zwaarder taak plaatste dan sedert de laatste driekwart eeuw een zijner voorgangers zich zag opgelegd. De Riouw-crisis, de Timorzaak, de Chineesche oproerigheid, de I-P.-crisis, de S. I. beweging, het zijn alle koloniale moeilijkheden geweest, welke de heer Idenburg had te over winnen. Eindelijk ziet hij de rust in het vooruitzicht en daar treft de kolonie een crisis, zwaar, als bijna nimmer nog werd meegemaakt. Blijkt de heer Idenburg inderdaad bereid, het bewind te blijven voeren, tot gelukkiger dagen mogen zijn aangebroken, dan neemt hij een drukkenden last op zich. De wetenschap, dat heel de kolonie zich over dat besluit zou verblijden en hem in trouw aanhankelijk is, zal den landvoogd dan echter een voldoening zijn en een kracht.

De lof, die hier den heer Idenburg wordt toegezwaaid en de groote dankbaarheid der bevolking waarvan het blad overtuigd is, spreekt in een heel anderen toon dan de vrijzinnigen het vorige jaar over het beleid van den landvoogd deden hooren. Toen was het „de dweper op den troon van Buitenzorg", thans is het „een voorrecht voor de kolonie om in deze tijden van groote zorgen het bewind in handen te weten van een man, die hier van allen, ook van de niet-Europeanen, het volle vertrouwen heeft."

Het kan verkeeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Staat en Maatschappij.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's