De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

HERDERLIJKE BRIEF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HERDERLIJKE BRIEF

9 minuten leestijd

(III)

De Plaatsbekleding.

Met meer dan gewone belangstelling is hoofdstuk IV te lezen. Want het was in de nov.-synode van 1966 wel duidelijk, dat de voornaamste kritiek zich richtte op het punt van de plaatsbekleding. In dit hoofdstuk wordt een poging gedaan bepaalde elementen uit de subjectieve en objectieve verzoeningsleer te verbinden op voetspoor van O. Weber.

Tot goed verstand: met de objectieve verzoeningsleer wordt bedoeld, dat God niet alleen verzoent maar ook verzoend wordt; met de subjectieve verzoeningsleer wordt bedoeld: niet God wordt verzoend, maar Hij verzoent.

Bij de objectieve verzoeningsleer zijn er twee lijnen: God gaf Christus èn Christus' offer was gericht op God, terwijl er in de subjectieve verzoeningsleer maar sprake is van één lijn: God gaf Christus.

Welnu in dit hoofdstuk wordt een poging gedaan deze beide standpunten te „verzoenen".

Eerst wordt toegegeven, dat het tot de waardigheid, de aanvechting en de hachelijkheid van het mens-zijn behoort de onherhaalbaarheid van het eigen ik te ervaren in de schuld (blz. 57).

Wanneer ik deze zin goed lees, dan wordt toegegeven, dat de schuld onoverdraagbaar is.

Maar, en zie hier de zigzagredenering, dit blijkt niet het laatste woord in het evangelie te zijn. Een verabsolutering van het eigen ik is onbestaanbaar, (blz. 58).

Met verschillende voorbeelden wordt duidelijk gemaakt, dat de vader zijn gezin, een regering het volk representeert.

D.w.z. er zijn gemeenschappen op aarde. Met de gemeenschappen is de plaatsbekleding gegeven. De vader representeert het gezin, bekleedt de plaats van het gezin. In hem verenigt zich het ik van meerdere mensen. Deze vereniging van meerdere mensen in de vader vloeit voort uit de onontkoombare verantwoordelijkheid van deze vader.

Deze verantwoordelijkheid is plaatsbekleding. (Bonhoeffer).

Ook uit een geschrift van Dorothee Sölle wordt geciteerd, dat niemand op zichzelf staat en geheel alleen is.

Hoewel hier nog geen sprake is van een schuld-overdracht, wijst deze gedachtengang wel op een dieper liggende en verder strekkende verbondenheid van de mensen onderling.

Via het gebod de naaste lief te hebben als onszelf komt deze brief tot de schuldverbondenheid van Christus. Hij wilde onzer één zijn en nam deel aan onze schuld, wij mogen deelhebben aan zijn schuldloosheid, aan zijn gerechtigheid.

Volgens deze brief behoeft iemand, die geen ras-individualist is zich logisch niet te ergeren aan het Lam, dat de zonde der wereld draagt. De ware ergernis ligt dan in de erkenning zo diep met de naaste verbonden te zijn, dat wij onze gemeenschappelijke zonde en schuld hebben te belijden en dat wij van Gods genadige vergeving afhankelijk zijn.

Wat is de bedoeling van deze redenering? Dat de Heere Jezus het ik van mij in Zich heeft opgenomen (Gal. 2 : 20). Dit wijst eer op plaatsbekleding dan plaatsvervanging. Of: alleen plaatsvervanging door plaatsbekleding of vertegenwoordiging.

Het is duidelijk dat deze herderlijke brief er de nadruk op wil leggen, dat Christus altijd — laat ik het in mijn woorden zeggen — Zijn volk in Zich draagt. Dat is op zichzelf een diepe Bijbelse waarheid. Hoe uitnemend wisten onze vaderen te spreken over de eenheid van Christus en Zijn volk in de verkiezing (in Hem uitverkoren) in Zijn lijden (met Hem lijden) in Zijn dood (met Hem gestorven) in Zijn begrafenis-(met Hem begraven) in Zijn opstanding (met Hem opgestaan) en in Zijn hemelvaart (met Hem in de hemel gezet). Het is ook duidelijk, dat deze brief via de lots-en sohuldverbondenheid voor mensen op aarde wil komen tot de lots-en schuldverbondenheid van Christus en Zijn volk.

Maar de vraag brandt op de lippen: Waaruit weet ge dat? Uit de structuren van het mens-zijn (het solidair zijn) op aarde óf uit het heilig Evangelie? Natuurlijk alleen uit het heilig Evangelie! Waarom dan deze omweg? Om de logische ergernis tegen het Lam Gods weg te nemen en de ware ergernis op 't spoor te komen: erkenning van gemeenschappelijke zonde en schuld?

Ik kan niet inzien waarom hier het een van het ander gescheiden kan worden. De verkondiging van Christus is en blijft de Joden een ergernis en de Grieken een dwaasheid!

Maar goed, het is duidelijk, dat deze brief de moderne mens wil helpen zijn „denkmoeilijkheden" te overwinnen vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid b.v. voor zijn gezin. Of het zal helpen? Laat ons verder zien naar wat de brief ons zegt.

Op blz. 61 worden de bezwaren opgesomd tegen de prediking van het plaatsvervangend lijden en sterven. Het bezwaar is: pas achteraf wordt over de toeëigening gesproken. Vóór de toeëigening wordt gezegd: Het is een gebeuren buiten u, zonder u, maar voor u. Dit zou dan als een voorwerpelijke stand van zaken geaccepteerd moeten worden.

Dit is de z.g. kwitantietheorie, waarbij Jezus echt een „ander" is geworden, ver van mij vandaan, iemand van tweeduizend jaar geleden. Men plaatse zijn handtekening en ... de schuld is voldaan. Genade is dan „goedkope genade". De prediking van de plaatsvervanging in deze objectivistische zin is schuldig aan de veruitwendiging van het christelijk geloof, enz.

Wat van deze analyse te zeggen? Dat ze helaas juist is op die plaatsen, waar de nieuwe theologie in de dertiger jaren aan invloed won en de prediking de verzoening als een objectief bestand in Christus stelde, waarop in geloof of ongeloof op geantwoord kon worden. Ook op die plaatsen, waar uit onvermogen of erger het deelkrijgen aan Christus en Zijn weldaden niet aan de orde kwam of komt. Er is al vele jaren een schromelijke verwaarlozing van de persoon en het werk van de Heilige Geest aan de gang. Daarop te wijzen is waarlijk niet overbodig.

Het onbevredigende in dit hoofdstuk is, dat zo hier en daar de dingen wel genoemd worden, maar het staat er allemaal zo vrijblijvend. Ge leest de goede en kwade kanten van de subjectieve verzoeningsleer en van de leer van het Gereformeerd Protestantisme, die getracht heeft de voorwerpelijke lijn van de verzoening te verbinden met de onderwerpelijke. Dan staan er zeer goede dingen: Christus heeft buiten ons het heil verworven, maar de Geest brengt het heil tot ons door de uitwendige roeping van de prediking en de inwendige roeping in onze harten.

Algeheel mee eens, zegt ge. Maar dan wordt weer als tegenwerping genoemd, dat bij deze leer de ervaring dreigt beperkt te worden tot de aller-individueelste sfeer van persoonlijke bevinding, terwijl zij zich juist verwerkelijken wil in de gemeente en in de wereld.

Daarna wordt dan weer gezegd, dat dit Gereformeerd Protestantisme er weet van heeft, dat er een nauwe verbondenheid is tussen Christus en de mens. Deze verbondenheid is veel meer dan een uiterlijke plaatsvervanging.

Na zo'n zin denkt ge: nu zijn wij er. Hier zal de brief op een verhoogde toon (blz. 7) over het wonder van de verzoening gaan belijden in de klassiek reformatorische zin met verduidelijkingen en afwijzingen in deze tijd. Maar dan vergist ge u, want dan volgt een beschrijving van de pogingen hoe men in de nieuwere theologie de voorwerpelijke en onderwerpelijke lijn met elkaar tracht te verbinden. Dan vallen de woorden: participatie, solidariteit, representatie en inclusieve plaatsvervanging-

In dit verband leert Bonhoeffer ons, dat Jezus niet de enkeling was, die tot een eigen volmaakt heil wilde geraken, maar Hij leefde slechts als degene, die het ik van alle mensen in zich heeft opgenomen en draagt.

Maar dan zijn wij — hoe vaag ook — de mening van de herderlijke brief wel op het spoor.

In hoofdstuk III, par. 26 was ons al geleerd, dat er een „inclusieve" plaatsvervanging is: de velen zijn verbonden met de ene daad, Christus is niet zonder Zijn volk.

Daaruit concluderen wij, dat de herderlijke brief de kant uit wil van de inclusieve plaatsvervanging. De vraag is nu: Wat is inclusieve plaatsvervanging? De velen (blz. 52), het ik van alle mensen (blz. 63) is in Christus begrepen. Christus heeft de last van de verantwoordelijkheid voor de gehele mensheid willen dragen en daarom het eigen leven geofferd tot in de dood.

Is daarmee alles gezegd? Kan ieder, die 'het hoort, het ervoor houden, dat Hij in Christus begrepen is en voortaan in de verzoening leven als een verzoend mens?

Neen, want er staan in deze brief ook verwijzingen naar de Heilige Geest, naar het geloof enz. Laat ik ze kort samenvatten:

Dat God in Jezus Christus de nieuwe mensheid als Zijn verbondspartner voor Zich stelt, wil in dankbaar geloof aanvaard worden en gestalte krijgen in ons leven. God ziet ons als zijn gehoorzame kinderen en wil ons daarom door Zijn Heilige Geest gehoorzaam maken (blz. 52, 53).

Tot de kenmerken van het behoren tot de gemeente behoren: oprecht berouw, dat wij Gods liefde telkens versmaden enz., vast voornemen in deze verzoening te leven, een zich gedragen weten door de vergeving van God, een bereidheid om ook te delen in het lijden van de Heer (blz. 53). Verder: Echte bevrijding van een overtreding komt alleen dan tot stand, wanneer er een erkenning is van de schuld, een innerlijk aanvaarden van de straf en een verlangen vergoeding te geven voor de schade, die berokkend is (blz. 54). Eerder (op blz. 51) wordt gezegd, dat de Heilige Geest dit heil brengt in ons denken, hart en handelen. Van binnen uit doet Hij het ons aanvaarden, dat het oordeel van God over ons leven waar is en overtuigt Hij ons van zonde. Hij toont ons Jezus Christus als de verzoening van onze zonden. Hij leert ons in het geloof toevlucht nemen tot deze Heer en werkt dit uit in alle verbanden van het leven (blz. 51, 52, 63, 64).

In dit artikel hebben wij weergegeven hoe de brief de plaatsbekleding benadert. In de nog volgende twee artikelen willen wil deze benadering nader bezien. Dan zal het o.a. gaan over de verkiezing, de wedergeboorte, de inlijving in Christus. Tenslotte willen wij nagaan welk antwoord prof. Smits heeft gekregen.

Katwijk aan Zee, G. Boer

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 december 1967

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

HERDERLIJKE BRIEF

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 december 1967

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's