De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Kerstvondst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerstvondst

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„en vonden Maria en Jozef en het Kindeke, liggende in de kribbe" Lucas 2 vs 16b

Bent u dezer dagen nog in Bethlehem geweest? U hebt toch het geboortebericht ontvangen; u mocht het als een uitnodiging verstaan? De herders kwamen. Wie komt vindt. Het Kerstfeest is een heilsfeit, en het heil wordt in het geloof gevierd. Geloven is komen en geloven is vinden. Daar gaan we nu nog wat over denken.

En vonden.. Dat kan niet missen, daar staat God voor in: gij zult het Kindeke vinden. Het werd terloops gezegd, maar het wordt een pleitgrond voor allen die komen. Vinden veronderstelt zoeken. De werkwoordsvorm verraadt iets van de moeite die de herders zich getroosten. Gaan wij met hen mee, dan kunnen wij ons dat levendig voorstellen. Zij maken wat gerucht in de nachtelijke stilte van het stadje. Hier en daar kloppen ze aan; niemand die ergens van weet; meer dan eens wordt de deur met een dreunende slag dichtgedaan, er valt soms een nijdig woord. De mensen in Bethlehem worden niet graag gestoord in hun nachtrust. In de stad Davids had de engel gezegd. In de stad Davids is blijkbaar niemand op de hoogte van dit blijde en beslissende gebeuren: Dat u heden geboren is.

Dat betekent voor de herders teleurstelling. Wie komt, en denkt dat alles nu even vlot verlopen zal, vergist zich. Overal heerst onwetendheid, luiheid en laksheid geven de toon aan. Zouden we maar niet liever terugkeren, onverrichterzake terugkeren? Het geloof wordt van meet af aan beproefd. Het ontvangt geen enkele medewerking, het kan niet leunen op deze en gene, het kan niet steunen op dit of dat. Dan blijft er niets over, als het onbedriegelijke woord: Gij zult het vinden. Laat u daar toch niet van afbrengen, wil het niet betwijfelen. De liefde kent een ijver die harder is dan het graf, de dood verhindert haar niet, het leven te zoeken en te vinden.

Dat is een bemoediging voor allen die de eerste stappen op de weg des geloofs leerden zetten. Wij moeten lopen leren. Er is een aanvankelijk geloven, maar u bent nog niet waar u moet wezen, u vond nog niet wat u zocht. Het is, als wordt er een net voor uw voeten geworpen, een net van teleurstelling en tegenstand, u zou er in verstikt raken en vallen. Mijn ogen zijn gedurig op de Heere, Hij zal mijn voeten uit het net uitvoeren, zegt de psalmist. Grijpt moed. Welke deuren er ook worden dichtgeworpen, de deur van de stal is open. Die zit niet op het nachtslot, omdat de zoekers verwacht worden. Waar u uw neus stoot — en dat doet pijn — hier mag u binnenkomen.

En vonden. Het is geen vergeefse tocht, omdat het geen ijdel woord was. Wie op het Woord verstandig acht geeft zal het goede vinden. Wie er met hart en ziel op af gaat, op dat Woord, die blijft ook niet halverwege steken. Het mag enige tijd duren, het mag enige strijd vergen: zij kwamen en vonden. De Kerstgang vindt haar bekroning in de Kerstvondst.

En vonden het Kindeke. Nee, nog even wachten. En vonden Maria en Jozef. Hen treffen zij daaraan. Ik denk. Jozef bij de deur, en Maria bij de kribbe. Zij beschermen het Kind tegen koude en tocht. Jozef is wakker en waakt! Hij fronst de wenkbrauwen, wanneer die ruige herders voor de deur samendrommen, en door de deur binnendringen. Wat moet dat? Maria zit en ziet toe. Het is een nacht vol verrassingen! Ondertussen vinden de herders een man en een vrouw, heel gewoon. Zouden ze zich daaraan ergeren? Zij nemen ook deze laatste hindernis: en het Kindeke liggend in de kribbe.

Want zo zeer is Christus onzer één geworden, dat Hij geboren werd uit een vrouw, en dat een man, als een vader voor Hem zorg draagt. Het is niets bijzonders, wie dat zoekt, vindt niets. Het Kind kwam niet uit de lucht vallen, het werd ontvangen en geboren. De ergernis van alle tijden. Het ligt niet te prijken in een bovennatuurlijke schoonheid, het ligt wat armelijk te kijk, toegestopt en wel, in een kribbe, net als een kermiskind. Het Kerstkind.

Wij stoten ons niet aan deze vrouw en deze man; zij horen er bij. De kribbe hoort erbij, en de doeken. Dat alles bij elkaar onttrekt Hem niet aan ons oog, integendeel, het is om Hem heen, die daar ligt.

Het gaat om Hem, die hier zo ontroerend, het Kindeke, genoemd wordt. Klein en teer. Ik weet niet of er woorden gewisseld zijn, maar Jozef schuift wat opzij, en Maria ook: zij laten het Kindeke zien. Mogen wij . . . ? Het mag. Maria denkt niet: wat hebben deze wildvreemde mannen met mijn Kind te maken. Ik houd het voor mij alleen. Zij weet immers dat haar Kind Jezus heet en Koning is over een volk. Daar zijn de vertegenwoordigers van dat volk. Geen raadsheren, en geen Schriftgeleerden: een van deze herders. Het is hun Kind even goed. Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven.

En het Kindeke! Op wie lijkt het? Op mijn kleine broertje, zegt dat meisje daar. Ja, dat is waar. Het lijkt op u en op mij. Hij is waarachtig mens geworden. Toch is hij de Zaligmaker, de van God gezonden en geschonken Zaligmaker. Hij ligt er getekend en wel: In de kribbe. In onze menselijke schamelheid, zodat wij er wat bedremmeld bij staan. Hoor wat de kerk der eeuwen belijdt: Die om ons mensen en om onze zaligheid is nedergekomen uit de hemel en vlees is geworden van de Heilige Geest uit de maagd Maria en mens is geworden. — Nicea — Door die Heilige Geest herkennen wij Hem. De herders vinden niets bijzonders aan Hem, helemaal niets. Zij vinden iets heel bijzonders in Hem. Dat is niet te zeggen. Ze kijken hun ogen uit: En vonden het Kindeke, liggend in de kribbe.

Kerstvondst! Ieder die komt, al is het wat laat, is nog welkom. Ieder die zoekt zal vinden. Wat is hier nu te vinden, vraagt iemand. Mag ik het omkeren? Zoekt u iets? Bent u wat kwijt, en kunt u dat in deze wijde wereld nergens vinden? Zeg het maar eerlijk. Ik zoek . . . Wat het oog bekoort en wat het hart begeert en wat de wereld biedt. Dan bent u hier aan het verkeerde adres, dan vindt u hier niet wat u zoekt. Dan hebt u een mooie droom om het Kind en om de kribbe geweven, maar die droom is bedrog. U loopt aan dit kleine Kind voorbij, en ik moet u, tot mijn grote spijt, de deur wijzen. Rijken worden ledig weggezonden. Wacht nog even. U zoekt mede, want de onvrede verteert u. Ik zoek leven, want de dood zit mij achterna. Ik zoek gerechtigheid, want ik kan zo niet voor God verschijnen.

Dan mag ik voor u ruimte maken.

Kijk eens hier: het Kindeke. Wie Hem vindt, vindt het leven en trekt een welgevallen van de Heere! Daar wankelt iemand de stal binnen, hij werd als door onweder voortgedreven, hij is aan het einde van zijn krachten. Ik ben God kwijt, eigen schuld, eigen schuld. Waar kan ik Hem zoeken, ik zocht overal. Hier is Hij. God geopenbaard in het vlees. Ja, komt u ook dichterbij. U was hier reeds eerder? Dezer dagen nog, en u kent het Kindeke. U komt het nog eens bewonderen. Dat is goed, dat kunt u nooit genoeg doen. Dat strekt tot eer van Vader, Zoon en Heilige Geest. Getuigt er maar van, heft de lofzang maar aan: Mijn ziel maakt groot de Heere.

Want in de stal komen de tongen los. Het Kindeke is mijn rijkdom. Hij kwam, in mijn armoede, om mij voor eeuwig rijk te maken, 'k Heb alles verloren, maar Jezus-verkoren. Alles van nul en van gener waarde, maar Hij is mij uitnemend kostbaar geworden. Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. Dat horen de anderen, zij willen er meer van weten. Ging het er zo meer naar toe in de gemeente, er zou een toenemen zijn in geloof en liefde. De eerste kennismaking is beslissend, maar vervolgen te kennen is God verheerlijkend.

In dit Kind ligt mijn toekomst. Hij wilde mijn zondig verleden met mij delen. Ik had mijn toekomst verspeeld; dit Kindeke maakt een nieuw begin, het beginsel van het eeuwige leven. Dat is een Kind toch: Rijkdom en toekomst. Hoe veel meer dit Kind.

Hier vinden wij Hem, de Zaligmaker, en in Hem een God van volkomen zaligheid. Zoekt het dan niet langer waar het niet te vinden is. Zie, hier ben Ik! En vonden . . . Wie Hem vindt mag Hem houden. Een eerlijke vinder mag Hem zijn eigen Jezus noemen. Hij is voor altijd de mijne. Dat is de verlossende en de verrassende Kerstvondst.

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Kerstvondst

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's