De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

FINANCIEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

FINANCIEN

6 minuten leestijd

Wat liggen er mooie dagen achter ons. Zelden is de Mei-maand zoo schoon als wij hem nu gezien hebben. In enkele dagen was de heele natuur in feestdos gestoken. 't Was één pracht, één weelde, 'k Heb eens gelezen in een tijdschrift, waarin de vraag werd behandeld : in welk land omstreeks Mei het schoonste klimaat werd gevonden, en toen luidde het antwoord : als de wind niet uit het Noorden of het Oosten blaast is geen land met het onze te vergelijken. Dan vindt men nergens schooner klimaat.
Nu, aan deze uitspraak zou ik niet dur­ven twijfelen. Wat waren de laatste dagen van de Meimaand heerlijk. Mensch en dier konden genieten volop. De akkers, die langen tijd kaal hadden gestaan, begonnen te leven, en boom en heester boden een aanblik, zoo aanlokkelijk, dat niemand zich aan hun betoovering kon onttrekken.„Genieten" was het eenige woord paste voor deze dagen. Is dit wat opgemerkt kan worden omtrent het streelen der zinnen, daaraan verbindt ge onwillekeurig de gedachte aan een niet minder schoone toekomst.
Welk een belofte heeft deze weeldetijd in zijn schoot.
Wat nu bloesemt draagt straks vrucht, en wat nu als jeugdige halm den bodem doet splijten, en een groen tapijt als uitspreidt over den anders grauwen bodem, wijst heen naar wat de landman hoopt : een volle schuur.
Hoe in enkele weken de aanblik verandert, merkt ge het allerbeste tusschen de weilanden. De vogels, die hier zich nesten hebben gemaakt, hebben nauwelijks tijd kurmen vinden hun broedsel veilig te stellen voor de grijpende zeis van den maaier, 't Groeit zoo geweldig hard, dat men van verbazing uitroept: „hoe kan het in één moment veranderen" !
Groot zijn Gods werken in de natuur. Heerlijk wat Hij te voorschijn roept voor het oog der menschenkinderen, enkel door Zijn macht en grootheid.
Niemand behoeft Hem bijstand te bieden. Geen schepsel wordt gevraagd iets bij te dragen.
De koesterende zon, afgewisseld met druipende wolken, de zoele ademtocht van de Zuidewinden en het leven ontplooit zich vanzelf.
Dat hierin een prediking wordt beluisterd, welke verder doorklinkt dan elk menschelijk woord, wordt in onze kostelijke belijdenis zoo eenig schoon weergegeven.
„Aller oogen wachten op U" — zegt de Psalmist.
In den grond der zaak is het zoo. Dat wil zeggen, de mensch is het zich heel goed bewust, dat hij met al zijn zorgen en al zijn inspanning er nog niets van terecht brengt. Komt er geen warmte, geen zon, geen regen, geen groeikracht, al zijn arbeid is met vruchteloosheid geslagen.
Hoe afhankelijk hij is komt niet alleen uit bij het begin, maar wordt hem dagelijks gepredikt. Laat als de bloesem de takken tooit eens één nachtvorst komen en aan al zijn verwachtingen is de bodem ingeslagen. Laat, al zijn de akkers nog zoo vol geladen in den zomer, één onweerswolk zich ontlasten in hagelslag, en ge houdt niet anders over dan een ruïne.
Daar is geen plek ter wereld, waar duidelijker wordt gedemonstreerd : Gods zorgende en wakende hand moet over ons uitgebreid blijven.
Ge zult me niet tegenspreken, wanneer ik u zeg dat ditzelfde verschijnsel zich nu net zoo voordoet ook bij allen geestelijken arbeid, bij elk werk in het Koninkrijk Gods.
Ook onze arbeid is rijk gezegend geworden. Tot op het heden mag en moet 's Heeren Naam op het hoogste worden verheerlijkt. Ik kreeg dezer dagen een van de vrienden bij me met een dankoffer. De Heere had Zijn weldadigheid aan hem en de zijnen rijkelijk getoond. Weet ge wat hij zeide : „Ds., ik zie in de gaven, welke zoo ruimschoots de fondsen geworden in onzen tijd, Gods hand. Hij houdt nog bemoeienissen met onze zaak".
Zie, dit te hooren, doet zoo goed. Wat in eigen ziele leeft wil zoo gaarne een bevestiging, ook in de ervaring en tevens overtuiging van anderen, ontvangen.
De Heere houdt met ons bemoeienissen. Doch laat ons nooit vergeten, dat niet alleen Zijn gevende hand ons moet worden toegestoken, doch niet minder Zijn bewarende en beschuttende handpalm over ons uitgebreid blijven. Eén nachtvorst en het jonge groen is
verlept en de bloesem valt af. Eén onweersbui en de belofte van een kostelijken oogst werd een ledige gedachte, een bedriegelijk beeld.
Laat dit geen oogenblik uit ons hart wijken : God alleen werkt en God alleen bewaart.
Dat de tijden der verkoeling ons werk niet mogen verlammen. Bidt er om.
Immers wanneer dit in werkelijkheid plaats heeft, zullen we werkzaam en waakzaam blijven.
Arbeiders, meer arbeiders mogen en moeten uitgaan in den wijngaard des Heeren. Meer nog dan tot nu door ons werd gedaan, vordert de prediking des Evangelies van ons.
Daarom de biddende handen opgeheven tot den hemel, opdat elke geest van verslapping worde geweerd.
Helpt ons, zooveel ge maar kunt. Al zal het velen in onzen tijd ook moeilijk vallen, toch niet aan de zijde van den weg gaan staan, den arbeid overlatende aan anderen. Gemeenschappelijk, biddend werken, het op de genade Gods in Christus wagend, zal op Gods tijd ons werk gezegende vrucht doen afwerpen.
Mag ik thans een overzicht geven over wat inkwam in deze week. 't Is geen lange lijst, evenwel riep deze bij mij dankbaarheid aan God wakker.
1. Van onzen voorzitter, ds. van Grieken, werd ons toegezonden van N. N. ƒ25.— en van Z. A. K. ƒ20.—, samen ƒ 45.—
2. Van 's-Gravenmoer kreeg ik van N. N. ƒ 1.-
3. Door ds. Lekkerkerker van Delft van den heer J. v. d. W. Sr. te De Lier, voor beide fondsen ƒ 10.—
4. Door den Kerkeraad van Bergschenhoek uit den collectezak ƒ l.~
5. Door den heer E. J. v. Spankeren te Ede, wat bijeengezameld was door de 'beide jeugd-vereenigingen, Obadja en Samuel, in hun busjes ƒ 7.0
Wij zijn met deze blijken van medeleven hoogelijk verblijd.
6. Het busje van den heer C. Bardelmeyer te Zegveld bracht op in de afgeloopen maand ƒ 3.05
7. Het busje van mej. Cor Qualm te Hazerswoude bracht op van 't 2e kwartaal 1932 ƒ25.76
Is het niet prachtig ?
Deze wijze van collecteeren is aangewezen in onze gereformeerde gemeenten.
Beide, Zegveld en Hazerswoude, zijn een voorbeeld voor velen.
8. Door ds. Koolhaas van Charlois van mej. M. als verjaringsgift voor 't Studiefonds ƒ 2.50
9. Door ds. v. d. Wal van Wageningen nog twee nagiften op de Paaschcollecte, ƒ 1.— en ƒ 0.50, samen ƒ1.50
10. Door ds. Heijer van Vlaardingen ƒ 0.50 voor den Gereformeerden Bond en ƒ0.50 voor het Studiefonds ƒ 1.—
11. Van uit Maarssen een dankoffer van N. N. ƒ 15.—
Mag ik zeer vriendelijk dank zeggen voor alles,
'k Ontving in deze week alzoo de som van
f 112.87.
De Heere behoede en beware ons met al het onze. Zijn grooten naam ten prijs.
Utrecht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juni 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

FINANCIEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juni 1932

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's