Globaal bekeken
In Leiden vanaf 1896 (het vierde deel van een serie, uitgave Stichting Geschiedschrijving Leiden) troffen we een passage over 'zedelijkheidskwesties in het politieke debat' aan het eind van de 19e eeuw:
Aan het eind van de negentiende eeuw speelden zedelijkheidskwesties een grote rol in het politieke debat. Gesteund door diverse christelijke organisaties was de anti-prostitutiebeweging al enige tijd actief om de gehate reglementering van de prostitutie - die in ogen van de tegenstanders een goedkeuring door de overheid betekende - van tafel te krijgen. Het is echter opvallend dat de hervormde gemeente geen standpunt durfde in te nemen, zodat alleen de kleinere protestantse kerken overbleven. Aangezien de confessionelen in de gemeenteraad in de minderheid waren, verloren zij tijdens een debat in 1901 de stemming en bleef de reglementering in stand. Toen enkele jaren later door katholieke raadsleden, onder wie de latere minister prof. mr. P.K.M. Aalberse, opnieuw een voorstel werd gedaan voor afschaffing van reglementering, stemden echter enkele liberalen mee en zo kwam er nu wel een verordening waarbij huizen van ontucht werden verboden. Deze moeizame, maar grootse overwinning gaf de confessionelen moed om door te gaan. Als volgende item plaatsten zij de zomerkermis op de agenda, nu ook weer gesteund door de confessionele burgemeester De Ridder. Met name voor christelijk-orthodoxen vormde deze 'instelling van vermaak van het geringste allooi' een steen des aanstoots. Kramen met prullige snuisterijen, die de arme bevolking tot koopen verlokken. Schunnige spelen en spelletjes, waar een brooddronken menigte een deel van haar armoede vermorst; en het ergste is, dat een bende van het droefst verlopen volk in woonwagens, landloopers en zwervers, de politie handenvol werk geeft en dat dronkenschap, baldadigheden en ontucht hier op de kermis hoogtij vieren', aldus het antirevolutionaire raadslid mr. P.E. Briët. Een aantal liberalen was dezelfde mening toegedaan, niet vanuit christelijke beginselen maar vanuit een mengeling van paternalisme en afkeer van volksvermaak. Zo werd met slechts weinig omhaal in 1910 een streep gezet onder de Leidse kermis. Overigens had de 'brooddronken menigte' een alternatief in het 3-oktoberfeest, waarbij de jaarmarkt zich ontwikkeld had tot een kermis.'
In het decembernummer van Met Andere Woorden (N.B.G.) schrijft dr. F.C.M. Broeyen over 'Het enthousiaste welkom van de Statenvertaling'.
Waarom zo'n enthousiaste ontvangst, vijftig jaar na de Dextervertaling? De bijbel bevatte kanttekeningen maar vooral was de bijbel 'getrouwelyck' overgezet uit de grondtalen. Wie daaraan twijfelden?
Gevallen van predikanten die bezwaar maakten, omdat zij de vertaling niet goed vonden, zijn inderdaad uiterst zeldzaam. Zij werden bovendien hard aangepakt. De predikant van Elburg, Johannes Haenius, ging in 1643 op een vergadering van de classis Harderwijk heftig te keer tegen 'de hoochloffelycke nieuwe oversettinge des Bibels', zoals het in de Acta heet. Het gevolg was een schorsing die hij slechts door het aanbieden van excuses ongedaan heeft kunnen maken.
In de provincie Utrecht is er een predikant geweest die het waagde veranderingen in de bijbeltekst en de kanttekeningen voor te stellen. De desbetreffende predikant, Cornelius Bergius, stond in Maartensdijk, dat tot de classis Amersfoort behoorde. Hij diende op de classicale vergadering van Amersfoort een geschrift in met plaatsen in de Evangeliën, Handelingen en de Brieven, waar hij in de nieuwe vertaling verbeteringen noodzakelijk achtte. De classicale vergadering van Amersfoort heeft Bergius' voorstellen zelfs niet eens willen bekijken. Vandaar dat hij zijn voorstellen in tweede instantie aan de beide andere Utrechtse classes, Utrecht en Rhenen/Wijk bij Duurstede voorlegde. Maar ook hier ving hij bot. De leden van de classicale vergadering namen zijn kritiek kennelijk niet serieus. In Mattheüs 6:11: "Onse dagelyx brood geeft ons heden" wilde hij "dagelyx'" bijvoorbeeld vervangen door: dat "genoechsaem" of "starkende" is. De Griekse wens chaire chairete die op enkele plaatsen voorkomt en als "weest gegroet" vertaald was, wenste hij letterlijker weergegeven te zien met "weest blijde". En om nog één andere suggestie van Bergius te noemen: in Johannes 1: moest volgens hem niet staan "In den beginne was het Woord", maar "In den beginne was de reden". Interessant in de begeleidende brief die hij naar de classis van Utrecht zond, is het feit dat hij ook even met de hoogleraar Gisbertus Voetius contact heeft gehad, die in die tijd één van de meest dominerende persoonlijkheden in gereformeerd Nederland was. Voetius had het, schreef hij, "niet belieft soodanige schriften aen te nemen". Rondom de figuur van Bergius ontstond zoveel commotie, dat ook hij geschorst werd en om die schorsing ongedaan te krijgen moest hij beloven "in 't toekomende niet meer yets te sullen moveeren van de verbeteringe van die translatie" en af te zien van verdere kritiek op "dat loffelijck werck".
J. VAN DER GRAAF
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 2005
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 2005
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's