De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

De Dordtse Leerregels

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Dordtse Leerregels

L. VROEGINDEWEIJ

10 minuten leestijd

Hoofdstuk V. Artikel 11.

Ondertussen getuigt de Schrift, dat de gelovigen in dit leven, tegen onderscheidene twijfelingen des vleses strijden, en in zware aanvechting gesteld zijnde, dit volle betrouwen des geloofs en deze zekerheid der volharding niet altijd gevoelen. Maar God, de Vader aller vertroosting, laat hen boven hetgeen zij vermogen, niet verzocht worden, maar geeft met de verzoeking ook de uitkomst; en wekt in hen de verzekerdheid der volharding door de H. Geest wederom op.

De maat der verzoeking.

Kinderen Gods worden verzocht. Dat staat wel vast. De gedachte van de verzoeking neemt in de Bijbel een 'belangrijke plaats in. De eerste mens is verzocht, op de proef gesteld, en hij is bezweken. Hij heeft zich niet gehouden aan het woord van God. Daardoor heeft hij zich buiten de levensgemeenschap met God gesteld. In de Bijbel treedt de satan op als de verzoeker. Zo is het in de paradijsgeschiedenis en b.v. in 1 Thessal. 3 : 5, waar Paulus schrijft, dat hij Timotheüs heeft gezonden om te zien hoe het met hun geloof stond „of niet misschien de verzoeker u zou verzocht hebben, en onze arbeid ijdel zou wezen".

Nadrukkelijk wordt in Jacobus 1:13 gesteld, dat God niemand verzoekt. We lezen daar: “Niemand, als hij verzocht wordt, zegge: ik word van God verzocht; want God kan niet verzocht worden met het kwade, en Hij Zelf verzoekt niemand." De apostel richt zich tegen gemeenteleden, die het gevaar liepen de verzoekingen te licht te nemen en die zelfs geneigd waren God verantwoordelijk te stellen voor hun zonden. Een vaak voorkomende neiging, waar echter niemand aan toe moet geven. God verzoekt of verleidt niemand.

Wie doet dat dan wel? Is de duivel altijd de schuldige? Helemaal niet. Iemand zei wel voor de rechtbank, dat de duivel hem aanporde zijn vrouw te vermoorden, maar hij had beter zijn eigen vlees kunnen noemen. Dat schrijft de apostel Jacobus nadrukkelijk in vers 14: „Maar een iegelijk wordt verzocht als hij van zijn eigen begeerlijkheid afgetrokken en verlokt wordt."

Aan de ene kant staat dus vast, dat God niemand verzoekt of in verzoeking brengt in de zin van: willen verlokken tot het kwaad. Aan de andere kant staat ook vast, dat God de mens bij tijd en wijle beproeft. Dat is bedoeld in Gen. 22 : 1. Dan wordt de mens geoefend in het goede. Deze beproeving wil niet het kwade doen uitbreken, doch het goede te voorschijn brengen en in het goede, n.l. in de gehoorzaamheid aan God, oefenen.

Nu is het echter met de verzoeking niet zo eenvoudig, dat men deze oefening in het goede gemakkelijk regelen kan. De verzoeking, die uit satan of uit eigen begeerlijkheid opkomt, kan verschrikkelijk zwaar wezen. In 1 Cor. 10 : 13 spreekt Paulus van menselijke verzoeking. „Ulieden heeft geen verzoeking bevangen dan menselijke." Wil de apostel hiermee zeggen, dat zij er niet onder behoeven te bezwijken, ook niet al wordt het erger? Dit wordt in elk geval in het vervolg uitgedrukt. Niet alleen hoeven zij niet te bezwijken, maar als zij in nederigheid op God zien, zullen zij ook niet bezwijken. „Doch God is getrouw, Die u niet zal laten verzocht worden boven hetgeen gij vermoogt; maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven, opdat gij ze kunt verdragen." God zal dus niet toelaten, omdat Hij de getrouwe is, dat de lokstemmen, die uit hun omgeving, uit hun hart, uit hun situatie, tot de Corinthiërs komen, zo verleidelijk gaan klinken, dat zij geen weerstand meer kunnen bieden. Van zichzelf zouden de gelovigen van Corinthe gemakkelijk bezwijken, Gods trouw houdt hen staande. Betekent dit, dat de apostel lijdelijkheid predikt, alsof de gelovigen van Corinthe zioh niets geen inspanning zouden behoeven te getroosten, daar God toch wel zorgt? Volstrekt niet. Zij moesten betrachten wat in vers 12 staat: Zo dan, die meent te staan, zie toe, dat hij niet valle."

Alle inspanning van de mens, die noodzakelijk is, neemt echter niet weg, dat dit staande blijven alleen van God komen kan. Heel de Schrift vermaant om te doen hetgeen, waartoe alleen God kracht geven kan. Lijdelijkheid snijdt de Schrift af. Er moet bewust geleefd worden uit en bij de genade Gods. Daarom moet er ook gebeden worden, vanwege het gevaar van de verzoeking, een gevaar, dat zeer groot is. Jezus leerde bidden: „Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de Boze."

De vraag is, wat dit gebed betekent? Wanneer het zou bedoelen, dat er geen verzoeking toegang tot ons krijgt, wordt het wel heel zelden of nooit verhoord. Het komt mij voor, dat de zesde bede veel meer betekent: Laat ons in de verzoeking niet ondergaan. Een oud joods avondgebed begint met deze woorden: „Leid mijn voet niet in de macht der zonde." Joachim Jeremias, de bekende geleerde, zegt, dat het hier om een toelaten gaat: „Laat ons niet door de zonde overwonnen Worden." En wat betekent dit weer? Zouden we zonder verzoeking, zonder in de crisissituatie gezet te worden, kunnen? Ik denk het niet. Het is nodig, dat God ons beproeft, of dat wij in een proefsituatie komen, waarin de beslissende keus onontwijkbaar is. Wat zal bij deze beproeving of verzoeking vaak openbaar komen? Dat Gods kinderen bezwijken. De Bijbel is vol met voorbeelden ervan.

Is dat het laatste? Ik meen van niet. Het bezwijken kan in veel gevallen moeilijk uitblijven. Dat brengt openbaar wie de mens van zichzelf is. Daar zijn veel mensen, die verloren zullen gaan, omdat zij bij hun weten nooit echt gezondigd hebben. Zij blijven rechtvaardigen in eigen oog. De verzoeking brengt openbaar, wat er in de mens is. Een woord van Jezus, buiten de Bijbel overgeleverd, luidt: „Niemand kan het Rijk Gods gewinnen, die niet door de verzoeking ging." Dit betekent niet, dat de verzochte altijd staande moet gebleven zijn in het goede. Wat betekent het dan wel? Wat betekent in haar kern de zesde bede? Ik dacht, dat het een noodkreet is van deze inhoud: „Vader in de hemelen, lieve Vader, geef dat ik niet in de verzoeking bezwijk en omkome." Welke verzoeking? Dat wij definitief en voor goed van Jezus Christus zouden afvallen. Petrus is in de verzoeking gekomen. Hij is erin bezweken. Maar door Gods genade is hij niet blijvend bezweken. Hij is van de Boze verlost. Maar om deze zonde gaat het, dacht ik, om de zonde van de afval en aangaande de verzoeking daartoe, bidden wij: laat ons niet door de verzoeking overwonnen worden om van Christus af te vallen, voor goed van Hem af te vallen. Hoe ver het komen kan, zonder dat het verloren is, zien we aan Simon Petrus. Wat het betekent, als het ons toegelaten wordt in de handen van de Boze te blijven, zien we aan Judas.

Daar is dus de verzoeking. Dat zij er is staat ook voor artikel 11 vast. Dat wij telkens weer, in de voorposten gevechten met de verzoekingen, bezwijken staat ook vast. Zo goed als alle Bijbelheiligen leggen daar getuigenis van af: Noach, Abraham, Izaak, Jacob, enz. Voorts leert de ervaring van elke dag dat Gods liefste kinderen in de vele verzoekingen telkens weer bezwijken. Zij hebben maar een klein beginsel van gehoorzaamheid. Soms gaan deze verzoekingen al maar verder. Dan komt men, met David, van het een in het ander. En dan komt het hart van alle verzoekingen openbaar: de verzoeking om blijvend vóór de zonde, tegen God te kiezen, de verzoeking om in de zonde te blijven liggen, de verzoeking om voor de wereld en haar begeerlijkheden te kiezen. David is eerst blijven liggen. Daar getuigt psalm 32 duidelijk van. Maar het is hem niet toegestaan in vrede te blijven liggen. Hij werd van binnen verscheurd. Daarna werd hij er toe gebracht om weder te keren tot de Heere. Gods kinderen bezwijken in vele verzoekingen. Doch als het op die ene verzoeking, de afval, aankomt, bezwijken zij niet. Dat is niet hun verdienste. God laat hen, boven hetgeen zij vermogen, niet verzocht worden.

Op alle mogelijke wijze, zondigt ook Gods kind: kleinere zonden, grotere zonden. Van nature zijn we trouwe medewerkers van satan. Als er bij de duivel en in de wereld maar wat te halen valt en een beetje te verdienen: geld, genot, eer, voordeel, roem, dan staan we van nature klaar. Maar Gods kinderen zondigen met boeien aan de voeten. Ze kunnen in de regel slechts een paar stapjes doen. Dan moeten ze weer terug met schaamte en schande. Ze worden niet altijd zo bewaard, dat ze nooit vallen. Inderdaad worden zij daar wel dikwijls voor bewaard, zodat ze niet kunnen wat ze willen. Maar het gaat ook dikwijls zo ver, dat er een begin komt in het verkeerde. En dan gaat het vervolgens ook wel zo ver, dat het verder gaat in het verkeerde. Maar God laat hen niet verzocht worden boven hetgeen zij vermogen, zodat zij geheel van God en Zijn Woord, van Christus en Zijn genade afvallen.

Soms en bij sommigen komt het er dichtbij. Maar dan zijn ze wanhopig. Zij kunnen in de afval niet blijven liggen. Hoever het komen kan, weet God alleen. Maar de Heere waakt toch over Zijn volk. Jezus sprak tot de discipelen: Simon, Simon, ziet, de satan heeft ulieden zeer begeerd om te ziften als de tarwe; maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude; en gij, als gij eens zult bekeerd zijn, zo versterk uw broeders." Lc. 22 : 31, 32.

Hier hebt ge de verzoeking. Zij strekt zidh uit tot alle discipelen, want er staat: ulieden. De Heere heeft tot al Zijn discipelen een ernstig woord te richten, hoewel inzonderheid tot Petrus. De verzoeking zou tot Simon komen en deze zou zich geen Petrus betonen. De satan had de discipelen opgeëist, zoals hij eenmaal Job opeiste. De satan wilde de Heere Jezus ten val brengen door Hem te treffen in Zijn discipelen. Satan wilde de mogelijkheid hebben om hen van Jezus af te trekken. Dat zou hem bij Petrus bij uitstek gelukken. Deze zou Jezus verloochenen. En toch zouden de discipelen noch Petrus voorgoed van hun Meester gescheiden worden. Zij zouden Hem kunnen verlaten en verloochenen, maar hun geloof in Hem zou niet ophouden. Zij zouden niet van de Christus afvallen. Waarom niet? De Heere Jezus had reeds voor hen gebeden, dat hun geloof niet zou ophouden.

Hoe ver het gaan kan, daarvan is Petrus een voorbeeld. Maar dat zelfs dan de overwinning van satan slechts voorlopig is, zien we ook bijzonder in Petrus. Hoeveel overwinningen de duivel en zijn verzoekingen ook op Gods ware volk behalen, deze houden toch vol om te geloven, zij houden toch vast. God laat hen, boven hetgeen zij vermogen, niet verzocht worden. De verzoeking moge schijnbaar haar doel bereiken, satan krijgt alleen het kaf. God geeft — een voorbeeld daarvan is Petrus — met de verzoeking ook de uitkomst. Door het geloof gedreven, weende Simon Petrus bitterlijk en liet Jezus niet los. Dit laatste nu, daarom is het de duivel te doen. Opdat dit laatste niet geschieden zou, bidden wij het Onze Vader.

Wat zou Petrus een goede prediker worden, als na zijn diepe val, hij teruggebracht was. Hij zou van alle vertrouwen op eigen kracht genezen zijn, hij zou van genade ruim kunnen spreken. Dat is de bevinding van Gods volk. De Heere laat hen verzocht worden. Hij laat toe, dat de vijand al verder komt. Maar in de kern der verzoeking laat Hij hen niet zo verzocht worden, dat het verloren is. Hij geeft met de verzoeking ook de uitkomst.

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 maart 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

De Dordtse Leerregels

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 maart 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's